reis aanving. Want 's nachts had God tot hem gezegd: ‘Neem nu uw zoon, uw eenigen, dien gij liefhebt, Izak, en ga heen naar het land Moria en offer hem aldaar tot een brandoffer op één van de bergen, dien Ik u zeggen zal.’ Als mokerslagen waren deze woorden hem op 't hart gevallen. Zóó werd dan àl zijn geluk, àl zijn hoop vernietigd. En brak God zóó niet zelf Zijn belofte? Moest Izak niet tot een groot volk worden? En als hij nu sterven moest? En zou dan de beloofde, de Verlosser, óók niet komen?
O, Abraham begréép het niet. Maar hij wist één ding: God is getrouw. En hoe zwaar het hem viel, hij blééf geloovig den Heere vertrouwen.
Zóó gaan nu beiden bergopwaarts; zwijgend, stil.
‘Vader,’ vraagt Izak, ‘hout en vuur hebben we bij ons, maar waar is het lam, het offerlam?’
Wat zal Abraham antwoorden? Neen, nòg durft hij Izak de waarheid niet openbaren. ‘God zal Zichzelf een lam ten brandoffer voorzien, mijn zoon!’ - Zoo gaan ze weer voort.....
Maar, daar boven op den berg gekomen, mòèt Abraham wel zeggen, wat God eischt. En Izak? Zonder morren onderwerpt hij zich. Want in zijn jonge hart woont hetzelfde eenvoudige geloof, dat Abraham bezit. Hij láát zich binden op het vuursteenen altaar.
Dan heft Abraham het vlijmscherpe offermes; het fonkelt in den zonneglans, het vreeselijke staal zweeft boven Izaks borst... .
Nog één oogenblik... Daar klinkt haastig roepen: ‘Abraham, Abraham!’ 't Is de Heere! ‘Zie, hier ben ik!’ antwoordt Abraham.
‘Strek uw hand niet uit aan den jongen en doe hem niets! Want nu weet Ik, dat gij God-vreezend zijt, en uw zoon, uw eenigen, van Mij niet hebt onthouden!’
Het mes doorsnijdt de touwen; Abrahams speurend oog ziet een ram, in de struiken verward. Dien offert hij in Izaks plaats.
Zijn geloof is beproefd; glansrijk heeft het de proef doorstaan! Dankbare, zalige vreugd doortrilt zijn ziel. ‘De Heere zal voorzien!’ zoo zij voortaan de naam van dezen berg.
De Heere herhaalt Abraham Zijn onwankelbare belofte, want Abraham is Gods stem gehoorzaam geweest.
En gesterkt in 't geloof dalen vader en zoon den berg af.
Straks, in Berseba, loven vader, moeder en zoon des Heeren trouw!