Maar hoor, wat woest gebrul! Tierend in de duisternis van den avond, verzamelt zich een liederlijke bende voor Lots deur. Ze willen de beide vreemdelingen mishandelen. Lot tracht hen tot betere gedachten te brengen. Tevergeefs. Hij biedt hun zelfs zijn dochters in ruil voor de mannen. Maar àl dreigender wordt de houding der burgers van Sodom. Hèm ook, dien Lot, zullen ze dooden. Dàn, opeens, halen de engelen Lot naar binnen en het tierende volk slaan ze met verblindheden.
De nacht is gekomen. En mèt den nacht de rust. Maar niet voor Lot. Zie, hoe hij zich door de straten van Sodom spoedt. Hij moet zijn aanstaande schoonzonen gaan waarschuwen. Want een vreeselijke tijding hebben hem die engelen gebracht. Sodom en Gomorra, ja, heel de schoone vallei, zal worden verwoest, òmgekeerd! Alleen hij en de zijnen zullen gered worden.
Maar de schoonzoons lachen hem uit. Ze willen niet mee ....
En Lot zelf? O, hij bleef zoo graag! Hij heeft zijn geld en zijn goed zoo lief. Van àlles te moeten scheiden, 't valt hem zoo zwaar ....
Maar er is geen tijd meer tot talmen. Daar grijpen de engelen hem en zijn vrouw en zijn dochters bij de hand, en leiden hem buiten de stad. ‘Zie niet om!’ waarschuwen ze nog. Lot mag naar Zoar, een klein stedeke, vluchten. Dàt alleen zal gespaard blijven.
Daar trekt hij voort, haastig, zich reppend om zijns levens wil!
En daar, achter hem! O, wat ijselijk schouwspel. Vuur en zwavel regent het. Heel Sodom brandt! En Gomorra! En Adama! En Zeboïm! En de vlakte; het vee; de huizen; de stallen; de schuren; de menschen! Vergeefs is hun angstgegil. Eén vuurdood voor allen: voor man en vrouw en kind!
't Is de toorn Gods, die ontbrand is over de tergers van Zijn Naam! Het wraakgericht over de goddeloozen!
Toch kan Lots vrouw haar Sodom niet vergeten. Ze ziet om, met spijt in 't hart ... ze versteent! Als een pilaar, met een zoutkorst straks overtogen. blijft ze staan tot waarschuwing van ieder, die Gods genade versmaadt!
Als 's morgens, na een doorwaakten nacht, Abraham zich naar buiten spoedt, om te zièn ... dan ziet hij den rook, als van een oven, op de plaats, waar gisteren nog Sodom en Gomorra stonden, waar de paradijs-schoone vlakte van Siddim lag ....
Straks wentelt de Jordaan zijn golven over het vervloekte dal en de Doode Zee predikt den toorn des Almachtigen!