Het menschdom verlost(1874)–Lodewijk de Koninck– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 119] [p. 119] Isaias Kap. XI Uit Jesse's wortel schiet een zegenrijke spruit, Een wonderbare bloem wast zijnen stengel uit. De Geest des Heeren zal dit heilwicht overvlerken, Met wijsheid en verstand, met raad en vroomheid sterken, Met wetenschap en godsvrucht. 's Heeren vreeze zal Van in 't begin zijn ziel vervullen heel en al. Niet waar den schemerschijn van lichtbedrogen oogen Noch naar een los gerucht zal hij een pleit betoogen. Hij oordeelt naar het recht den arme, hij verklaart Zich strengen wreker van wat nederig op aard Het hoofd gebogen gaat. De vuurge geeselroeden, Geschoten uit zijn mond, doen 't zuchtend aardrijk bloeden, [pagina 120] [p. 120] En 't enkel windgeblaas van zijne lippen stort Den goddelooze zonder geest in 't zand. Hij gordt Zich met het recht, als met een gouden stool, de lenden, En zal 't geloof als riem zich om de schoudren wenden. Dan leeft de wolf uit 't woud in vriendschap met het lam, De wilde luipaard maakt zijn leger naast den ram, Het rund, de leeuw en 't schaap gaan samen in de weiden, En 't kleine kindje kan de heele kudde leiden. Dan gaan de vaars en beer in de eigen vliet te wed, Hun jongen slapen ondereen in 't zelfde bed; Dan zal de boschleeuwin, haar wilden aard vergeten, Te zamen met den os het gras der velden eten. Dan speelt het zuigend kind, dat aan de borsten hangt, Met addren in den nest, die 't in de handen vangt En met de voeten trapt; 't gespeende temt dan draken En legt zijn hoofd ter rust in de opgesparde kaken. Dan wordt van geen geschil, noch rooverij, noch moord In gansch den heilgen kring van 't hooggebergt gehoord, Omdat de kennis Gods het aardrijk overklatert, Gelijk de onmeetbre zee van rondom is bewaterd. Vorige Volgende