Achabs treur-spel
(1618)–Abraham de Koning– Auteursrechtvrij
[Folio 4r]
| |
Eer-dicht.HOe's Duyvels list de mensch, tot 'tquaet, kan over-reden,
Als Godt vertoornt, op hem syn straf rechveerdich went,
(Om dat hy synen raedt wel stout'lijck derf vertreden)
Ga naar margenoot+In quaed' leer over-gheeft, krachtighe dwalingh zent.
Hier van heeft niet alleen de Opperste Hemel-Koning,
Die zit, ghezeten heeft, end' zitten zal aen't stier,
Tot waerschouwingh, syn volck ghegheven een vertooning
In Achabs Godt-loosheyt, en Ios'fats quaed' manier:
Maer desen trouwen Heldt, Israëls wak'ren Hoeder
In dees verdorven Eeuw', laes! schier van hem vervreemt,
Wect synen Wachter op, om ons te maken Vroeder,
Door dees syn Trevr-Basvyn, die't Aerdtrijck over-stemt.
Waer in hy zoo verbeeldt 'sZiels-moorders stout beginnen,
Die valsche Leer in-voert, end' 'tRecht treedt met den voet,
Verdruct, bespot, ja slaet die de VVaerheyt beminnen;
Dat elck (aenziend' ons Landt. Ach!) droevich treuren moet.
Spieghelt v dan in tijdts, ghy vrije Nederlanders:
Ga naar margenoot+Helpt den Godt-loosen niet, noch die met Gode kijft:
Vertrout niet die vreed', vreed' zegghen, maer meynen't anders,
Voor al, dat gh'in de zuyv're Leer Volstandich blijft.
Tis verloren ghewasschen. D. Moor. |
|