moeder van Jeanette, kunstnijver en nerveus, en haar vader, die blijkbaar van een geestelijke inzinking herstellende is.
Waarover spreken zij? Teveel, ben ik bang, over zwangerschap, de beroemde, veelbesproken man-vrouw-relatie, baby's, bevallingen, menstruatie, de oervrouw, vruchtwater en moederkoek. Dat zijn geregeld terugkerende thema's. Door de roman Wie nu geen huis heeft zweeft als het ware de geest van de vruchtbaarheid. Opoe geeft dochter raad, vrouw denkt na over man, broers monoloog speelt zich af naast het naakte lichaam van vriendin.
Dit laatste blijft altijd een technisch probleem bij een dergelijke romanconstructie met een monologue intérieur: ik bedoel, wanneer je iemands verhaal in de ik-vorm en in de tegenwoordige tijd leest, terwijl die iemand zijn hoofd toch duidelijk bij iets anders heeft.
Je kunt je bij voorbeeld bij: ‘Je kunt je niet voorstellen hoe lekker het is, daar binnen bij jou. Dát is nou bloedheet. En heerlijk nauw. Net voor je klaarkomt, lijkt het soms nog nauwer te worden, is dat waar? Laat eens kijken... Ja, waarachtig, de clitoris is een echt penis-rudimentje, verdomd, een poppepikkie!’ nauwelijks voorstellen dat broer een vulpen vasthoudt, omdat niet alleen zijn hoofd, maar ook zijn handen duidelijk elders zijn. Zoiets zou voor mijn gevoel geen monoloog, maar een gesprek of citaat moeten zijn, in de verleden tijd moeten staan, er zou een verteller ingevoerd moeten worden, of iets anders. Maar dit terzijde: het lijkt me meer geschikt voor een Symposium over het Echec van de Romanliteratuur dan om er Maartje Luccioni mee lastig te vallen, voor wie wij teder waren.
Iedereen die een wat intelligenter roman wil lezen over het eeuwig vrouwelijke, een wat ouderwetse roman misschien, maar daardoor ook fantasierijker, verwijzen we naar Maartje Luccioni. Dat ‘eeuwig vrouwelijke’ is vanzelfsprekend onzin, zij heeft het niet over ‘de’ vrouw of man, maar over enkele zeer specifieke gevallen, die de meest uiteenlopende aspecten vertegenwoordigen, van de oude heks met haar middeltjes, bijgeloof en zuinigheid tot de jonge, zich lichamelijk over gastarbeiders ontfermende, revolutionaire heilsagente. Wel ligt er een accent op de duistere, samenzweerderige, ongrijpbare en toch zo aardse, zeer