premisse: hij is puissant rijk. Door een erfenis. Dat geld speelt een voorname rol, zoals we dadelijk zullen zien.
Genoemde hoofdpersoon dan (uit zijn gemijmer en gesprekken komen we het verhaal te weten, er is geen Alziend Oog aanwezig) is, na geruime tijd van reizen en trekken, onverwacht opgedoken op een marktonderzoekerscongres in Budapest, waar ook zijn compagnon al vertoeft, die in zijn reis-periode het werk alleen opgeknapt heeft: de ik lummelde wat rond omdat hij ondersteboven was van de dood van een meisje van wie hij hield, Eefje.
Door een korte typering slechts komt Eefje, zoals alle figuren in dit boek, al tot leven: ‘Eefje had kraakheldere oortjes aan haar hoofd en een hongerig gezicht dat altijd recht op de spreker gericht was. Ze las je de woorden van de lippen en als het leuk was dan lachte ze verheugd met een brede mond. Af en toe ontsnapten haar ogen even naar links of rechts, om een kennis te signaleren, want Eefje hield van een smak kennissen. Donkere ogen, donker haar. Een intense meid, kon je wel zeggen.’
Beknopter kan het al niet. Eefje blijkt een fobie te hebben (pleinvrees) en gaat er op zeker moment vandoor (nou ja, vandoor) met Jack de Graaf, ook iemand uit het marktonderzoek en ook met een fobie (maar welke?), die haar op zijn eigen drastische manier aanpakt.
Hoe, zeg ik niet, want ik ben niet ingehuurd om u cadeau het verhaal voor te kauwen, maar het heeft iets weg van de Ziekte van de graficus Heyboer. Een vorm van sadisme is De Graaf, om het voorzichtig uit te drukken, niet vreemd.
Die De Graaf, daar heeft Vervoort ook maar enkele woorden voor nodig: ‘Glad geschoren, fris en jeugdig, vlot springerig haar, het neefje van Bobby Kennedy.’ De hele schertsvertoning van marktonderzoek- en reclameheren komt komisch tot leven. Van Budapest horen we weinig, althans niets van de bezienswaardigheden aldaar: een geïsoleerde wereld die slechts dient als decor van een wraakoefening. Want de hoofdpersoon kwam naar het congres om zich te wreken op De Graaf, die hij verantwoordelijk stelt voor de zelfmoord van de droevige, zieke Eefje. Hij heeft er trek in hem te vernederen, kapot te krijgen.
Dat verloopt niet onaardig. De maniakale doelgerichtheid van de wraaknemer vormt een vreemd contrast met zijn laconieke