korene waant, een literair peillood dat allang goeie grond gevoeld heeft. Van zo'n onderschatting nu heb ik nooit iets gemerkt.) Ik moet eerlijk zeggen, de zes verhalen uit Gods wegen zijn duister en zelden aangenaam zijn helder en zeer aangenaam, en ik zou, heel persoonlijk uiteraard, zonder wetenschappelijke maatstaven (maatstaven die de - literaire - wetenschap ook nooit zal uitvinden, anders zaten ze er zonder brood) de beide verhalen over de milde treurnis van het reizen, ‘Het rechtzetten van een misvatting’, waarin de schrijver een fiets wil laten repareren in Keulen, en ‘Donker Spanje’, waarin ons een en ander meegedeeld wordt over bus-, trein- en taximanieren op het Iberische schiereiland, willen bestempelen als de aardigste die in lang verschenen zijn. Eindelijk een schrijver ook, zonder al de opgeblazen flaptekstenpoeha die er hier zo bij hoort. Het klinkt wat serieus, maar je wordt ook ingetogen van Den Uyls verhalen.
En trouwens, nog één keer dr. Ritters boekenpraatje is óók niet weg.
Een nadeel van het schrijven over boeken (er zijn meer, veel meer nadelen, en ik beklaag me er niet over, integendeel, ze stemmen me juist vrolijk) is dat je op den duur beschaafde uitdrukkingen van waardering tekort komt. (Fens cum suis hebben, nimmer de lezer indachtig, de markt verpest.) Superlatieven, ja, die zijn er in 't Hollands genoeg, dat godverknochte taaltje is één en al superlatief, maar gewone woorden, bedoel ik, niet pathetisch, écht gemeend, woorden waarmee je de eeneiige tweelingbroer zou willen condoleren van een sterfgeval dat je oprecht na aan het hart lag, die houden niet over - woorden die soms passen bij het werk van Bob den Uyl.
Den Uyl manipuleert grote gevoelens uiterst zorgvuldig, hij ‘houdt ze eronder’. Dat zien we in een fraaie passage, wanneer hij 's avonds de Dom van Keulen passeert, ‘zeker geen vreugdevol bouwwerk’. Hij vervolgt dan: ‘Lang vergeten angstgevoelens en ruimtevrezen braken opgewekt in mij los - eindelijk weer werk aan de winkel. Hoewel op zich zelf een onprettige ervaring (eufemisme voor gruwelijke ellende), was ik toch tevreden dat ik ze nog bleek te hebben; ik begroette ze als oude, in lang niet geziene vrienden. Door deze slimme houding, die ze niet verwacht hadden, en ook door zorgvuldig te vermijden naar de