Waarom Harry Mulisch geen echt groot schrijver is
Is Harry Mulisch een groot schrijver? Hij zelf vindt van wel.
Wat is een groot schrijver? Ik geloof dat ik, want ik heb tenslotte, in tegenstelling tot Harry Mulisch, een einddiploma middelbare school, daar een definitie van kan geven, zij het geen definitie van binnenuit, maar meer een definitie à la feno... feno... het woord ontschiet me.
(God, jongen, wees eens ernstig.)
Ik zou puntsgewijze, en voor verbeteringen en aanvullingen van iedereen die zich maar deskundig wil noemen vatbaar, willen omschrijven wat de uiterlijke kenmerken van een groot schrijver zijn, dus niet die van een dierbaar schrijver, niet die van een goed schrijver, niet die van een buitenmodel talent op de halve centimeter, maar van een Echt Groot Schrijver, zoals Harry Mulisch veronderstelt dat hij is.
1 | Hij (de Grote Schrijver) moet een aantal - minstens drie, vier - grote romans geschreven hebben, van lange adem en breed panorama, naast novellen en verhalen |
2 | Hij heeft zich diepgaand beziggehouden met zijn relatie tot enkele andere schrijvers, die hij annexeert als voorlopers of ‘verwante’ geesten, en wel schrijvers uit een vorige eeuw of uit een ander land |
3 | Als hij al poëzie schreef, deed hij dat in zijn jeugd; een jeugdzonde waar hij (soms) vertederd op terugziet, maar waaraan hij zich niet langer te buiten wenst te gaan |
4 | Door heel zijn werk stráált de autobiografie; daarom staat hij tegenover de autobiografie pur sang nogal ambivalent: het blijft bij schetsen, aanzetten, fragmenten |
5 | Met grote regelmaat verschijnen (verschenen) van hem minora opera: brieven, toespraken, stellingnamen, niemendalletjes |
6 | Hij vormt een bron voor academische geleerdheid en studies |
7 | Zijn werk vertoont een grote continuïteit en innerlijke samenhang, zelfs als dat op het eerste gezicht niet zo lijkt |
8 | Hij is in zekere zin publiek eigendom. Zijn individualiteit staat een herkenning niet in de weg. Zijn werk vormt een allegorie van algemener gevoelens, hij is ‘een spiegel van zijn tijd’ |
9 | Hij bereikt een respectabele leeftijd. |
Ik verzoek de lezer deze gedachten niet al te lichtvaardig te nemen, ook al kon ik er, gezien de moderne wanverhoudingen tussen produktie en opbrengst, nauwelijks langer dan een kwartier over denken. Nu Mulisch, evenwel.
Laten we zeggen dat je één puntje mag smokkelen. Ook dan doorstaat Mulisch de proef niet. Hij voldoet niet aan 3, want hij is, met het bekende gevolg, eerst onlangs poëzie gaan schrijven; niet aan 8, daarvoor heeft hij het tezeer over zichzelf als een nergens mee vergelijkbaar en superieur geval; en niet aan 9, maar dat is (vooralsnog) zijn schuld niet.
Wel beantwoordt Mulisch in alle opzichten aan punt 4, gezien ook weer zijn nu verschenen Mijn getijdenboek, een door tekst begeleide collectie foto's, handschriften, getuigschriften, documenten, een autobiografie die loopt van zijn vroegste herinneringen tot zijn in-ontvangst-nemen, op vierentwintigjarige leeftijd, van de Reina Prinsen Geerligsprijs.
De wet van het nostalgische plaatjesboek bepaalt de beperkingen van deze autobiografie en die zijn ook noodzakelijk, als we kijken naar de eerste zin uit het boek: ‘Omdat het heelal in ruimte en tijd één reusachtige goulash is, waarin alles met alles samenhangt, is ook het “materiaal” van ieder leven oneindig, ja, van ieder moment uit iemands leven.’
Mulisch heeft al zeer veel van die momenten uitgebuit, en dat ‘alles met alles samenhangt’, dat is zo'n beetje zijn uithangbord. Je moet hem stúíten, eigenlijk alle boeken, documenten en nieuwe ontdekkingen voor hem verborgen houden, anders komt er aan zijn combinatiedrift geen einde. Hij is zo verslaafd aan het vinden van samenhangen, dat hij het nooit zal nalaten en nog voor de grootste onzin niet terugdeinst: gebrek aan logica en hang naar mystiek vallen daarbij wel het meest op.