Men heeft er de eigenaardige gewoonte staande te slapen en laat de kinderen bewaken door de vliegende kat en de schorpioen.’
Dit was Sardalip. Zo'n verhaal kún je toch aan je kinderen voorlezen? Ook uw verhalen over hersenfabrieken, met hun ontremkamers, ontdroomkamers, quarantainestations, eksekutieruimten en waankamers, ook uw geschiedenissen van de Hundulluns, een soort Marsmannetjes, zijn goed voor rode kinderoortjes.
Nu ja, meneer Hamelink, ik wentel me in het gelukkig besef dat binnen een straal van tien meter nog nooit een kind tot me is doorgedrongen, maar u begrijpt me wel: bij wijze van spreken.
Goochelkunsten zijn echt iets voor kinderen. En u goochelt (bij voorbeeld in uw Oefeningen in de gewichtloosheid) op heus buitengewone wijze.
Alleen uitdrukkingen als ‘de hominisatie van een euforie’ of ‘de radikale domestikatie van de utopie’ of het ‘parfum van een anomie’, daar schrikken kinderen van. Daar moet u wel iets aan doen! Maar verder is het zaakje puik. Uw boek is een niet onverdienstelijk sprookjesboek, vol gedrochten, griezels van de ziel, geheimzinnige spelonken, uit steeds wisselende standpunten geschreven, zonder zwaartillendheid opgedist.
Waarom zegt u dan zelf van uw boek: ‘De reikwijdte van het denkbare, het droombare werd beproefd’? En u vervolgt: ‘In de verschillende delen van Afdalingen in de ingewanden wordt de ontginning ondernomen van uitsluitend inwaarts liggende landstreken. Het boek is een verzameling cefalogrammen, psychogrammen, anathema's, rorschachtests, loogekstrakten, pijnprotokollen, hersenschimmen, koortsdromen, anatomische lessen.’ En: ‘Ik vlei me ermee de grondtrekken ontworpen te hebben van een hiëroglyfistiek die misschien enkele liefhebbers zal bevallen.’
Bent u bang dat de mensen zullen denken dat uw boek geen kunst is?
Of dat ze denken dat u schrijft in uw vrije tijd?
U herinnert me aan de lieden die het edelturnen dat zich ballet noemt beoefenen, en daar iets heel diepzinnigs van weten te maken, om vooral niet de indruk te wekken dat ze maar wat sierspringen en mooidansen.
Zo hoorde ik een heer Van Maanen (toen hem in een radio-