kind onder onbegrip en tegenwerking, zovelen hebben zich moeten ontworstelen aan een milieu waarin voor hen geen plaats scheen te zijn. Men kan ze ook onder de schrijvers van onze eigen tijd en uit het recent verleden gemakkelijk opnoemen. Maar het bezigzijn met dat verleden blijft in de meeste gevallen steriel. Het blijft steken in steeds herhaalde klachten, of steeds herhaalde aanklachten, het wordt - onvriendelijk gezegd - “een gezeur”.
Ik vermoed wel dat Ida het heel wat zwaarder heeft gehad dan de meesten die boek na boek wijden aan het feit dat zij niet beter werden opgevangen.’
Zo, daar kunnen ze het dan mee doen! Al de boeren, al de stomme collega's, het godvergeten land dat er alleen maar op uit is Ida's zuiverheid aan te tasten: ‘Overal zijn te veel auto's, nieuwsberichten, hele en halve kennissen, futiele zorgen, ernstige zorgen, verplichting. Waarschijnlijk is er daarom ook weinig poëzie van zuiver gehalte.’
Dat mag zo zijn, en zal ook ongetwijfeld zo wezen. Maar meer dan een uitentreuren herhaalde gemeenplaats is het niet, en ook is Ida niet de enige die eronder lijdt, al lijkt het er hier verdomd wel op. (‘De gedachte dat je met Ida Gerhardt best gewoon en gezellig kunt omgaan, zonder er je het geringste van aan te trekken dat zij een dichter is, berust op een miskenning van de verhoudingen,’ écht, het stáát er.)
Alle dichters zijn tuig behalve Ida. ‘De mensen op wier oordeel zij de meeste prijs stelde - Roland Holst, Bloem, Nijhoff - lieten niet na haar privé te berichten dat zij haar poëzie hoog aansloegen. Maar niemand nam de moeite, ook niet wanneer zij unfair werd aangevallen, om in het openbaar één gezaghebbend woord voor haar te spreken.’
Jongens, foei!
Hadden we maar op tijd haar Kwatrijnen in opdracht gelezen, een profetische bundel, geschreven in een machtig taakbesef jegens ons volk: ‘En het past dan bij dat profetische, dat er eerst een jaar of twintig overheen moesten gaan, voordat anderen tot het besef kwamen van de gevaren die háár zo hadden verontrust. Dat soort gevaren, waar nu langzamerhand de kranten dagelijks vol van staan. [...] Wij zijn er nog niet zo lang achter, dat het