Het boze oog
(1991)–Gerrit Komrij– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 63]
| |
[pagina 64]
| |
Vroeger, moet je weten, waren alle mooie huizen van de koning. Hij woonde zelf elke dag in een ander kasteel en ook zijn familie en zijn verre familie en zijn heel erg verre familie, en natuurlijk de familie van die familie, leefden in prachtige paleizen. De zolderingen waren er van bladgoud en in elk vertrek stond een fonteintje waaruit helder water stroomde. Maar de arme mensen woonden in kelders en op zolders en als ze hun kinderen wilden wassen waren ze urenlang met emmers in de weer. Dat was heel lelijk van de koning. Zelfs zijn paarden had hij beter gehuisvest dan zijn onderdanen. Dat kon zo niet langer duren. De tijden veranderden. Er kwamen liberale regeringen en democratieën. De ministers en de parlementsleden vonden dat de koning best met één kasteel toe kon en ook zijn familieleden hadden niet al hun paleizen gelijktijdig nodig. De heren van de democratie en de ministers van de liberale regering namen de koning en zijn familie hun kastelen en paleizen af en gingen er zelf in wonen. Ze stapelden ze tot aan de zolderingen vol met grondwetten en reglementen en in elk vertrek stond een staatsraad waaruit onheldere woorden stroomden. En de arme mensen woonden nog steeds in kelders en op zolders en als ze hun kinderen wilden wassen moesten ze in negenvoud een aanvraagformulier invullen om van de stadspomp gebruik te mogen maken. Dat was heel lelijk van de regering. Zelfs haar ambtenaren had zij beter gehuisvest dan haar onderdanen. Maar zo, lieve kinderen, is het sedert die tijd gebleven. De huizen zijn niet langer van de koning maar van het volk, zegt de regering. De paleizen, de villa's, de residenties, alles is van het volk en daarom woont zijn regering erin. Het volk zelf staat op een lange wachtlijst om in aanmerking te komen voor een huisje met twee kamers. Dat dus alles van jou is,
Het zolderkamertje
| |
[pagina 65]
| |
mijn kleine lieve-dom-deinen, maar dat je nergens in mag, dat heet: democratie. Maar je kan ook best bovenaan de wachtlijst komen, hoor! Dan hoef je er alleen maar voor te zorgen dat het volk jou uitkiest om in zijn naam voor zijn belangen op te komen, als zijn vertegenwoordiger, begrijp je wel? Zulke mensen die worden gekozen en voor wie al de vroegere huizen van de koning zijn heten: politici. Onthoud dat, jongens en meisjes: po-li-ti-ci. Nog hoger staan de ministers. Maar als je minister wilt worden moet je eerst po-li-ti-cus zijn geweest. De ministers zijn de mensen die het allerdichtst rondom de oude schatkist van de koning staan. Met een gouden lepel die vroeger ook al van de koning was en nu natuurlijk van het volk is, scheppen ze daaruit grote porties voor zichzelf en voor de andere ministers op. Want wat van het volk is, is van de regering. Als er een nieuwe koning komt of een nieuwe koningin, dan zetten ze die nieuwe koningin op de bankbiljetten, en die bankbiljetten vervolgens op hun rekening. Zoiets heet: regeren. Zul je dat niet vergeten? Re-ge-ren. Wat de koning deed was heersen, wat de regering doet heet regeren. Het is hetzelfde, maar het heeft een andere naam gekregen. Het paleis heet nu departement, de villa partijkantoor. Maar ook voor de arme mensen is, zoals je begrijpen zult, alles hetzelfde gebleven. Ze hebben nog steeds geen mooie huizen. Hun woningen zijn nog steeds te hoog of te laag, te klein ofte duur. Vroeger leefden ze vijfhoog onder de balken. Dat heette een zolderkamertje. Nu betalen ze voor dezelfde ruimte achthonderd gulden in de maand, jongens en meisjes, en zie: het heet ineens een penthouse! Onthoud dus altijd dat vooruitgang geen zin heeft, kinderen, en brand een kaarsje voor de koningin.
Het penthouse
Illustraties uit Nuances van René Dorin, met tekeningen van Jacques Touchet. René Kieffer, Parijs, 1936 | |
[pagina 66]
| |
Ik woon in Amsterdam, maar als ik de bestuurders en ambtenaren van die stad moet geloven woon ik, zonder het te weten, heel ergens anders. Wat er ook aan bruisends in die stad gebeurt, ik ben er nooit bij. Wat voor een regenbui aan zegeningen het gemeentebestuur ook op de bewoners laat neerdalen, ik sta er nooit onder. Is er een bestrating stuk in Amsterdam? Publieke Werken herstelt. Grote advertenties plaatst deze gemeente-afdeling in de kranten waarin ze trots beweert elke scheefliggende tegel en elk gat binnen maximaal twee dagen te hebben gerepareerd of gevuld. In mijn straat liggen al jaren veel tegels scheef en er zijn ook nogal wat gaten die door hun eerbiedwaardige ouderdom binnenkort in aanmerking zullen komen voor een plaats op de monumentenlijst. Ook beweert de gemeente dat ze buitengewoon, zelfs griezelig veel heeft gedaan aan groenvoorzieningen in de stad en dat ze jaarlijks wel tienduizend stekjes onder de bevolking uitdeelt. In de buurt waar ik woon staan drie boompjes te verkommeren en aan de talrijke open plekken is nog nooit één sprietje toegevoegd. Zou het nu zo zijn dat ik nét in een stuk woon dat door de gemeentediensten nog niet is ontdekt? Of blijven ze weg omdat ze wéten dat ik er woon? Ik zou het laatste haast gaan geloven. In dat geval zou de regering mij in dienst moeten nemen, met als speciale opdracht er in elke wijk van Amsterdam tenminste één woning op na te houden. Dan waren we snel van die hardwerkende regenten af. Vertrouwt de gemeente er, met die advertenties vol ge-
Voor het Centraal Station, Amsterdam
| |
[pagina 67]
| |
klop op eigen borst, soms op dat iedereen, net als ik, denkt dat hij toevallig in de verkeerde buurt woont, zodat niemand er ooit achter komt dat hun bruisende activiteiten in het geheel niet plaatshebben? Of zijn ze in hun voortvarendheid juist zover gegaan dat ze voor iedere activiteit twee diensten in het leven hebben geroepen, één dienst om stenen recht te leggen en stekjes te poten, en een andere die meteen daarop de stenen weer scheeflegt en de stekjes - opgeruimd staat netjes - uit de grond rukt? Is Amsterdam een stad waarin iedere gemeente-handeling al in de tijd dat iemand met zijn ogen kan knipperen wordt opgevolgd door een schaduw-handeling die de eerste ongedaan maakt? Gaat alles zo snel datje het niet eens ziet? Ook in dit geval lijkt me het laatste weer het waarschijnlijkste. Want alleen zó zijn allerlei zonderlinge verschijnselen te verklaren. De machinerie van dubbele en naast elkaar werkende diensten is vastgelopen en de tandraderen grijpen niet langer in elkaar. Opeens zien we driehonderd jonge bomen, benevens een bundel stekjes, in een gracht drijven en we zien een vrachtwagen die twintigduizend stenen midden op een trambaan schuift. We zien hoe een metrobuis nog nét niet boven een oud-Hollands koffiepaviljoen boven de grond komt, we zien hoe een steeg waarin twee muizen elkaar nog niet kunnen passeren zonder gedwongen te worden tot geslachtsgemeenschap tot een verboden inrit voor touringcars wordt verklaard. Gelukkig gebeurt dit alles in een stad waar ik niet woon.
Het dak van de parkeergarage van de Bijenkorf, Amsterdam
| |
[pagina 68]
| |
Er was een tijd dat iedereen die bij het ontstaan van een bouwwerk betrokken was er eer in stelde geheel in de geest te blijven van het ontwerp van de architect; nu rekent iedereen het zich tot een eer om in het plan van de architect zoveel mogelijk wijzigingen aan te brengen. Er was een tijd dat alle opdrachtgevers, tekenaars, timmerlieden en decorateurs, van degene die de deurknop beeldhouwde tot degene die het park aanlegde, van de mozaïekwerker tot de marmerzager, het hun plicht vonden de artistieke conceptie van de architect ongeschonden te verwezenlijken; nu menen allen, opdrachtgevers, aannemers, ingenieurs, ambtenaren, handelaren, timmerlieden, jury's en commissieleden, dat het hun recht is aan het architectonische concept iets toe te voegen of er juist iets uit weg te halen. De glorie van de kunst heeft plaats gemaakt voor gesol, de stijl voor reglementen, de allure voor de meetlat. Al jaren wordt er gewerkt aan de voorbereiding van het nieuwe vergadercomplex voor de Tweede Kamer. Er werd een prijsvraag uitgeschreven, waaraan honderdenelf architecten deelnamen. Op drie na werden alle plannen van deze architecten afgewezen. Dit drietal mocht zijn ontwerpen verder uitwerken. Onder hen was ir. P. de Bruijn. Ook de plannen van deze drie architecten werden ‘overwegend negatief’ beoordeeld, zowel door de gemeente Den Haag als door de toekomstige
Molens in Kinderdijk (foto KLM Aerocarto)
| |
[pagina 69]
| |
gebruikers van het gebouw. Gemeentebesturen en politici hebben immers deksels veel verstand van architectuur. Alleen de architect ir. P. de Bruijn bleef bovendrijven. ‘Het kabinet-Van Agt meent dat De Bruijn zich in het hele proces het meest “flexibel” heeft opgesteld en daarom mag hij blijven meedenken,’ meldde de krant. Dit is de hedendaagse architectuur. Flexibel meedenken. De mensen die er geen verstand van hebben voeren het hoogste woord en de mensen die er wel verstand van hebben wringen zich in de nederigste bochten. Wat is ‘flexibiliteit’ anders dan onderdanigheid en kruiperij? De windbuilen zijn architecten geworden en de architecten reetlikkers. Aan deze kant sparen we een miljoentje uit en dan zetten we er aan die kant nog een extra damestoilet bij. Heel goed, alstublieft. Had u verder nog wensen? Regering en parlement hebben wens op wens, want jengelen is hun uithangbord. We zouden, als ook het negenentachtigste flexibele plan van De Bruijn is uitgeschud, fijngeknepen, opgerekt en tenslotte verworpen, de Tweede Kamer maar het beste onder kunnen brengen in het molencomplex van Kinderdijk. Er is daar ruimte genoeg voor alle partijen en commissies en in één ruk door kunnen we met de wind die door de parlementariërs wordt geproduceerd het hele land van energie voorzien.
Maquette van het ontwerp van De Bruijn voor het gebouw van de Tweede Kamer
| |
[pagina 70]
| |
Wat doet een in hart en nieren eigentijdse beeldhouwer wanneer hij een opdracht krijgt van hogerhand? Wat doet een artiest die, zoals we weten, toch altijd enigermate tegendraads is en tot op zekere hoogte vrijgevochten, wanneer hij iets moet hakken, lassen, solderen, beitelen of boetseren voor de magistratuur? Hoe kan hij tegelijkertijd zijn werk slijten en zijn eigendunk bewaren? Door listig te zijn. Door de overheid iets in de maag te splitsen. Door de angel te verstoppen. Door zich in bochten te wringen. Door de magistratuur om de tuin te leiden. Door diep na te denken, derhalve. De overheid weet dat ze om de tuin wordt geleid, maar ze mag het niet laten merken. Ze weet het, niet omdat ze intelligent is of verstand van kunst heeft, maar ze voelt het aan met dezelfde boerenslimheid, met hetzelfde instinct tot overleven waarmee ze overheid is geworden. De bestuurders van Amsterdam gaven ditmaal, ter gelegenheid van troonswisseling nummer-zoveel, geen opdracht om het stadsbeeld door een beeldhouwer nog eens extra te laten bezoeken. Daar zou maar onheil van komen, dat hadden ze uit Den Haag wel geleerd. Daar had zo'n dekselse rekel een beeld van Wilhelmina gemaakt dat, potdome, helemaal niet leek! Daar was nog een eindeloos gekrakeel op gevolgd, met de overheid natuurlijk in de rol van domme August, omdat ze geen kunstgevoel had, nietwaar. In Amsterdam, ja, daar stond wél een beeld van Wilhelmina dat leek. Dat hadden ze mooi voor elkaar gekregen. Ze zat op een paard. Stel je nu voor dat zo'n beeldhouwer Beatrix ook eens zo zou afbeelden? Dat zou te pijnlijk worden. Je zou, als je naar dat beeld keek, niet weten wie het paard was. ‘Amsterdam dankt zijn Canadezen’, dat zou ditmaal de opdracht voor de plaatselijke beeldhouwkunst zijn. Zo deden ze toch nog iets cultureels. De beeldhouwer dacht en dacht. Hij moest nu net zo handig te werk gaan als de overheid. Peilloos diep dacht hij na, zittend voor zijn nog ongevormde schroothoop. Hoe kon hij zowel zijn opdrachtgever als zichzelf te vriend houden? Je
De wimpel van Jan de Baat
| |
[pagina 71]
| |
moest de notabelen kunnen uitleggen wat het voorstelde, anders lieten ze je mooi zitten met je ontwerp. Zo'n bevrijdingsherdenking was toch maar een officiële aangelegenheid en hij moest niet bij zijn vrienden, die altijd zo verdraaid kritisch waren, uit de gratie raken. Een Canadees op een paard? Te oorlogszuchtig. Te ouderwets. Een mobiel van Zweeds wittebrood, vier sneetjes aan een ijzerdraad? Te modern. Een kaalgeschoren winkeljuffrouw? Te gewaagd. En niet verzoenend genoeg. Het moest, had zijn opdrachtgever gezegd, de eenheid benadrukken en dat we allemaal waren bevrijd, behalve natuurlijk het geteisem. Een wapperende vlag in brons? Mmm. Een symbool en tóch abstract. Maar nog steeds te... te... nationalistisch. Teveel volk en vaderland. Maar de beeldhouwer werd warmer. Wacht, daar had hij het: een wimpel! Alleen de wimpel! Hij slaakte een gil van vreugde. Het eenvoudigste gaf zich vaak het moeilijkst bloot, dat zag je maar weer. Dat hij daar niet eerder op was gekomen! De overheid zou hij uitduiden dat hij de nationale verbondenheid tot zijn decoratieve essentie had willen terugbrengen, en zijn vrienden zouden te horen krijgen dat hij een zweepslag had willen uitdelen waarin een elementair stuk jugendstil meespeelde. Wimpel, simpel, begrijp je wel. Iedereen zou tevreden zijn. Als je maar handig was. En ook kunstzinnig was het verantwoord. Het stelde iets voor en het was abstract. Het was serieus en luchtig. Alles tegelijk. Nee, werkelijk een kwestie van elimineren en combineren: de beeldhouwer denkt. Ik heb grote bewondering voor zulke artistieke listigheden, al overtreft dit vlaggelint nog steeds de vondst niet, die enkele honderden meters verderop staat. Daar verrijst al een jaar of tien, waar de Churchilllaan uitloopt op het Muzen-plein, een sculptuur die uitsluitend bestaat uit de sokkel. Iedereen die passeert vraagt zich af wanneer dààr het beeld eens op zal komen, behalve de overheid. Zij doet, met de boerenslimheid die vingers onverbrand laat, nog steeds dit het beeld is. Zo leven Bolleboos en Jopie Slim in symbiose.
De sokkel van Ben Guntenaar (Foto's Hans van den Bogaard)
| |
[pagina 72]
| |
Inspraak is als een paar schoenen: in het begin loop je er, ook al knellen ze een beetje, als een nieuw mens op, maar snel beginnen ze aan alle kanten te slijten en ten slotte breekje er bijna je nek over. Als ze eindelijk ingelopen zijn kun je ze weggooien. Inspraak begint als een nieuwigheid, wordt daarna snel een hinderpaal en eindigt als een nachtmerrie. Je gooit je schoenen niet weg - uit luiheid; je trekt ze nog maar een dag aan, en nog een dag - het verval gaat zo geleidelijk dat je net kan doen of je het niet merkt. Je schaft de inspraak niet af - uit luiheid; je experimenteert er nog maar eens een dag mee, en nog een dag - het kwaad sluipt zo geleidelijk voort dat je net kan doen of je het niet merkt. Toch komt er een moment dat je zal moeten toegeven dat je schoenen lek als een mandje zijn; toch komt er een moment dat je zal moeten inzien dat je de gevangene bent geworden van de inspraak. Op een dag is het er: de Terreur van Onderop. Je luiheid en je eigenlijk ‘best’ aangename, want je van plichten ontheffende verslonzing keren zich tegen je. Je moet van die schoenen en die inspraak af. Je gooit je schoenen in de vuilnisemmer, maar hoe keil je die inspraak je venster uit? De inspraak knelt en hoe krachtiger je probeert je ervan te ontdoen, hoe strakker ze om je heen gaat zitten, hoe onmogelijker het wordt haar te verwijderen: als het gezalfde Nessushemd dat Deanira aan Hercules schonk en dat hem, toen hij het aantrok, de hevigste pijnen bezorgde - tot de dood er op volgde. Leve de mythologie. Inspraak is als een paar Nessusschoenen. Als je ze eenmaal aanhebt, kom je er tot je dood niet meer af. De zalf van de inspraak leidt tot likdoorns en eksterogen, en daarna tot algehele versterving. Wie te lang door inspraak wordt be-
Advertentie uit De Volkskrant, 5 september 1980
| |
[pagina 73]
| |
kneld gaat vanzelf mank lopen en strompelt naar zijn graf. De gemeentelijke adviescommissie beeldende kunsten die het college van burgemeester en wethouders van Apeldoorn van advies dient bestaat in zijn geheel uit kreupelen en hinkepoten. De inspraak heeft hun beendergestel aangevreten en daarna - want inspraak komt van onderop, en door een poreuze sokkel kantelt het beeld - hun hersenen. Ze zijn de invalide uitvoerders geworden van de macht van de domheid. Er is geld voor een beeldhouwwerk, en wat voor een beeldhouwwerk had het volk gehad willen hebben? Het beeldhouwwerk, natuurlijk, dat al jaren in zijn voor- en achtertuinen staat te prijken: ‘een duidelijk herkenbare verbeelding van een ouderwetse plaggensteker.’ Maar dan in het groot. Let op het ‘duidelijk herkenbare’. Stel je voor dat een kunstenaar onze centen opstrijkt en ons daarna bij de neus neemt door een achtkantige verbeelding van een lichtgevende plaggensteker naar ons zojuist in rustieke stijl herbouwde dorpshuis te kruien! Oude schoenen gaan stinken en oude inspraak ook. Het kunstbeleid van Apeldoorn is, steunend op de orthopedie van een inspraak in verregaande staat van ontbinding een triomf van het bloed-en-bodem-realisme geworden. Een triomf? Een dieptepunt. Val de kunstenaars niet lastig, heren van de adviescommissie, laat uw Hoenderloo door de bevolking vol tuinkabouters zetten, van zuid naar noord, van oost naar west, en besteed uw f20.000 aan likdoornzalf voor uw burgemeester, uw wethouders en u zelf. Aan krukken en nikkelen enkels. Een spoedoperatie aan uw hersens valt helaas buiten de kunstbegroting. | |
[pagina 74]
| |
Pieter Wiersma heeft op het strand van Zandvoort kathedralen, mausolea, torens, tempels, forten en hele steden gebouwd, daar foto's van gemaakt en die foto's onder de titel Zandkastelen uitgegeven als boek. Het gaat om bouwsels van één dag, bij hun voltooiing door de zee verzwolgen, vluchtig als bloemen, vlinders en onschuld - hoe pedant, hoe pretentieus staan dan ineens die bouwwerken van beton en baksteen aan de andere kant van de strandboulevard er bij... Ze bezitten niet eens de beleefdheid om aan het eind van de dag ineen te storten. Niet dat ze daar voor eeuwig staan, o nee: ze zullen snel genoeg vervallen, maar vergeleken met deze zandkastelen worden ze oud, te oud. En zo staan ze er dan ook bij, brutaal, met hun neus in de wind en met ogen van wie-doet-me-wat. Hun air van onwrikbaarheid maakt ze juist zo onverdraaglijk. Ze weten heus wel dat ze over twintig jaar door de ondeugdelijkheid van hun materialen en de inbreng van hun architecten in puinhopen zijn veranderd, maar ze gedragen zich of ze er op de jongste dag nog zullen staan. De etters. Geprezen de bouwer die niet voor de eeuwigheid bouwt! De zandkastelen van Pieter Wiersma wijzen ons de weg. Iedereen zijn eigen architect! Het is verbluffend van eenvoud: we kunnen de huidige architectendictatuur omverwerpen - niet door de gebouwen in dat heilsrijk te vervloeken of uit te lachen, maar door zelf aan de slag te
Zandkasteel van Pieter Wiersma
| |
[pagina 75]
| |
gaan. Meer dan een schep en een vormpje heb je waarachtig niet nodig voor een architectenbureau. We maken voortaan onze eigen architectonische wonderen, we toveren sterren, we zwelgen in dromen en lappen ze 's avonds weer aan onze laars. Het zal een hele troost zijn. Niets zullen we ooit te maken hebben met blauwdrukken, maquettes, voorschriften, rapporten en bestemmingsplannen. Niets hebben we ook van doen met het artistieke geweten dat de beroepsarchitecten die, zoals bekend, geheel gewetenloos zijn, zo plaagt. Niets deert ons de ambtenaar, niets zal ons in de weg worden gelegd door ‘scherp’ calculerende aannemers. Niets hoeven we ons aan te trekken van gemeentebesturen, provinciale commissies en departementale hoofden. Geen enkele boodschap zullen we hebben aan het hitteschild dat tot taak heeft de aangename koelte, waarin zij die in het bezit zijn van huizen, hoge hypotheken en pandbrieven leven, te beschermen tegen de hete adem van hen die ook best huizen, hoge hypotheken en pandbrieven zouden willen, het hitteschild dat, zoals u al hebt begrepen, parlement heet. We zijn vrij. We zullen de wereld met onze ontwerpen verbazen. De beroepsarchitecten zullen met het schaamrood op hun kaken in de verste hoek wegkruipen. Het zal een architectonische revolutie worden. Tot de vloed ons 's avonds uitwist.
De inventaris van een revolutionair architectenbureau
| |
[pagina 76]
| |
Macht, rijkdom en domheid, dat is voor de mens het begerenswaardigste trio. Alleen wie in het bezit is van veel macht, veel geld en geen hersens kan zich volmaakt gelukkig wanen. Maar ook met één van deze doelen ‘waar de mens naar streeft’, of met een combinatie van twee ervan, kan men al een behoorlijke staat van gelukzaligheid bereiken. Wie zou niet voor één dag God willen zijn of éénmaal slechts, tussen het opstaan en het naar bed gaan, van elke cerebrale aanvechting, hoe gering ook, verschoond willen blijven! Een volle geldbuidel of een volksmandaat, het is al heel wat, maar het mooist van alles is de lege kop. Geen bevolkingsgroep die hiervan zo is doordrongen als de kudde der architecten. Zij draven gehoorzaam achter macht, geld en domheid aan, door weer en ontij draven zij. Maar omdat ze zélf uit hoofde van hun dienende functie nooit de wáre top van de macht kunnen bereiken, omdat ze zelf altijd maar een deel van het beschikbare geld in zich op kunnen zuigen - er moet tenslotte iets overblijven voor de timmerlieden, de kopieerjuffrouw en, niet te vergeten, het voortrekkerspaard dat aannemer heet -, omdat ze zelf gezien de aard van hun werk en hun opleiding niet prat kunnen gaan op een steeds even helder gestofzuigde en gegarandeerd van alle meubilair ontdane bovenverdieping, hoe ze zich ook inspannen om althans die suggestie te wekken - omdat dit alles het geval is móet het voor de architecten wel blijven bij slippendragerij, hielenlikkerij en aanverwante volgzaamheden. Het zijn steeds de vazallen, de dienaren en de uitvoerders die voor de grootste terreur zorgen. Zij zijn het ijverigst. In de huizen van de moderne architecten slaat menigeen de hand aan zichzelf, in hun straten wordt het ene oude vrouwtje na het andere gek en in hun steden krijst het dolgeworden volk in koor.
De hielenlikker
| |
[pagina 77]
| |
Macht, rijkdom, domheid. Politici, economen, planologen, aannemers. Arme architecten! Rampzalig lot om de hielenlikker te zijn van windvanen, de slippedrager van stuurloze koplopers! Ze draven trouw mee in het voetspoor van politici en economen, die op hun beurt alleen hun neus volgen. Ze lieten zich vol overgave aanlijnen door planologen en aannemers, die op hun beurt de planologie van de vierkante meter bedrijven, nu eens dit en dan weer dat, al naar de wind waait, de planologie zonder horizon, en die de voor aannemers zo kenmerkende kronkelwegen bewandelen waarlangs het grootste deel van de bouwsom in eigen zak gehouden kan worden, een weer heel ander soort besparing dan de economen intussen voorstaan. Het dubbelspan van politicus en aannemer zorgt ervoor dat er steeds meer gebouwd moet worden voor steeds minder geld, en onder het juk van deze rondedans duizelt het de architect voor ogen. Hij is zijn stuur volkomen kwijtgeraakt. In het beste geval houdt hij de schijn op door zich te gedragen als slaapwandelaar. Als een verdoofde praalhans draaft hij rond, als een bewusteloze pronker. Wie prijs stelt op enige democratie en op de kwaliteit van zijn bestaan, zoals dat godbetert nog steeds heet, zal er zorg voor moeten dragen dat de architectuur daarvan de visualisering vormt. De architectuur is de uitwendige projectie van de ingewanden van een samenleving. Innerlijke volwassenheid vindt haar uiting in een volwassen architectuur. Een zieke samenleving toont in de vorm van een kwaliteitloze architectuur haar huiduitslag. In die laatste toestand bevinden we ons. Als verbijsterde pauwen rijden de architecten mee in de volgwagen van het circus Weerhaan en De Gier.
Vazallen en dienaren (tekeningen van Grandville)
| |
[pagina 78]
| |
De beeldenstormen zijn ook niet meer wat ze geweest zijn. We zien dat aan het verschil tussen de protestantse en de democratische afbraakzucht. Er werd in de zestiende eeuw veel waardevols vernietigd, veel schoons op schandalige wijze geschonden, maar tegelijkertijd trokken de protestanten een nieuwe kathedraal op: die van de taal. Zonder hun bijbelvertalingen bestonden de Nederlandse en de Duitse literatuur niet eens. Men nam, en men gaf. Wat er in de nieuwste golf van afbraakwoede genomen wordt is bekend. Zo'n beetje alles wat maar zweemt naar allure, dromerigheid, volume, stijl en serene rust. Maar wat wordt er gegeven? Zal misschien pas later blijken dat we er, of de brekers het nu zo bedoeld hebben of niet, iets even belangrijks, zo niet belangrijkers voor in de plaats hebben gekregen? Ik vrees van niet. Het geestelijk fundament dat voor een eenheid zorgt ontbreekt. De protestanten braken en de protestanten bouwden. De brekers en bouwers zijn in de huidige woede, die toch ook niet minder dan een storm is, een waarachtige storm, grondig van elkaar gescheiden. De brekers vullen hun containers en zakken en keren vervolgens de woestenij hun rug toe; de moderne bouwers zijn, godbewaarme, vormgevers. Een goddeloos volk, dat zijn inspiratie voornamelijk put uit Mickey Mouse. En de hogere instantie die, tussen deze twee polen in, moet toezien op de naleving van de allereenvoudigste wet, die luidt: er worde slechts gesloopt, wanneer er iets beters voor in de plaats komt - die instantie, enfin. Die instantie, gegrondvest op de gril van het rode potlood, denkt enkel nog aan haar eigen herverkiezing en heeft voor niets oog en aandacht meer dat een periode van vier jaar te boven gaat. De a-modieuze visie, het magnifieke gebaar heeft er plaats gemaakt voor de periodieke stembushoererij. Er wordt dus zonder samenhang afgebroken en ingevuld. En hoe wordt er ingevuld? Zie onze straten aan. Het goddeloze volk heerst daar oppermachtig. De stedebouwkundige planologen hebben op de beeldenstorm die alle oude opsmuk heeft weggemaaid de kroon gezet door - de woestenij van hun eigen opsmuk te voorzien. Signalen van warmte en complexiteit zijn vervangen door signalen van ontbering en verkindsing. Het is van kermis naar kliniek gegaan, van variété naar operatiekamer. Van communicatie en frivoliteit naar zenuwtoeval en hartverzakking. Heeft de beeldenstorm van deze democratie een nieuw wonder opgeleverd? Natuurlijk niet. Alles gaat zowel zinloos als zinneloos in zijn werk bij deze planologen en vormgevers: deze moderne calvinisten die, als de Maria van de Music-Hall eenmaal door de bulldozer is omvergewalst, star en colonnegewijs komen aangesjokt met hun granieten gekkenhuizen. Drie hoeraatjes voor het katholicisme! | |
[pagina 79]
| |
Foto 's Marco de Nood
Uit: Dordrecht in de kaart gekeken, uitgave Culturele Raad Dordrecht |
|