Nawoord
Dit is een bijzonder en boeiend en, al hoeft dat daar niet uit voort te vloeien, ook een belangrijk boek. Ruben Koman is een sociaal vaardige, enthousiaste, onbevangen en niet door theoretische praemisses geplaagde onderzoeker en heeft in een verrassend korte tijd in een hem relatief onbekende omgeving een grote kring van informanten voor zijn plannen kunnen winnen en hen de door hem gezochte informatie, verhalen, meningen en opvattingen uit de sfeer van wat we gemakshalve mondelinge overlevering en bij- of volksgeloof noemen, kunnen ontfutselen. Een ieder die wel eens dit soort veldwerk heeft gedaan, weet dat dit verre van eenvoudig is.
Veel kan er over dit boek gezegd worden, maar ik moet mij beperken tot wat wel het belangrijkste is. Er wordt uit duidelijk hoe in deze beginjaren van de 21ste eeuw de overlevering is opgebouwd en verschillende lijnen naast en na elkaar en ten dele ook door elkaar lopen. Daar is allereerst de oude lijn, die van het klassieke volksverhaal en het overoud geachte, maar dit maar zeer ten dele zijnde, min of meer traditionele, magisch-mythisch-religieuze wereldbeeld, dat in sagen, legenden, oorsprongsverhalen (aetiologieën), maar ook in bijgelovige meningen (volks- of bijgeloof) en orale literatuurcategorieën als spreekwoorden en bezweringen, in de volksgeneeskunde en wat de Dalfsenaren volkswijsheid noemen, zijn uitdrukking vindt. Dit wereldbeeld wordt vaak heidens, voorchristelijk genoemd, maar is het niet, of mag in elk geval niet zo genoemd worden. Niet alleen omdat christelijke en niet-christelijke meningen en opvattingen over de wereld en wat zich daarop beweegt aan terugkerende doden (spoken), mensen met bijzondere eigenschappen (zoals heksen, tovenaars, nachtmerries en weerwolven) en demonische wezens en figuren uit de christelijke ‘mythologie’ hierin onscheidbaar met elkaar verweven zijn en zonder elkaar niet denkbaar, maar ook omdat we van het voorchristelijke, heidense wereldbeeld van de regio waarin Dalfsen ligt zo weinig, eigenlijk niets weten en er dus ook niets aan toe kunnen wijzen. In dit wereldbeeld heeft ook een flink stuk achterhaalde wetenschap een plaats gekregen, met name in de opvattingen over ziekten en kwalen en de behandelwijzen daarvoor.
Deze lijn lijkt in onze tijd zo ongeveer zijn eindpunt te hebben bereikt. Sprookjes vond Koman niet meer - wat niet zo verbaast, want die zijn er waarschijnlijk nooit veel geweest -, maar ook de traditionele sage, d.w.z. de categorie geloofde volksverhalen over vroegere gebeurtenissen, laat het grotendeels afweten, tenminste dat deel ervan, het altijd meest gezochte, waarin over angstige, voor de mens meestal slecht aflopende botsingen tussen het algemeen dagelijkse en ‘inbraken’ daarin van het bovennatuurlijke verteld wordt. Alleen de zuiver historische sage, sagen dus zonder bovennatuurlijke elementen, en de verhalen over het tweede gezicht (veurloop), waaraan in Noord- en Oost-Nederland nog steeds velen geloven, spelen nog een zekere rol.