Wij slaven van Suriname
(1934)–Anton de Kom– Auteursrecht onbekendWaar blijven de millioenen?‘En ik durf het U zeggen, zondagsbrave kooplieden: dit is Uw schuld. Want naamt ge bezit van dit land - ik wil niet spreken over recht of onrecht, God weet dit alleen - waarom heeft het Uw liefde niet meer, nu gij niet langer spreken kunt over het Dividend? Gij kent dit land alleen nog als een nadeelige post op de jaarlijksche begrooting en herinnert U wrevelig de vette dagen van Mauricius en Sommelsdijk. Gij berekent sluw hoeveel jaren vrijdom van belasting de verkoop van dit land U geven kan. Suriname, Uw voormalig suikerland, niet waar? Zoo verkoopt gij een slaaf; zoo verkoopt gij een kreupel kind. En in Uw hooggestoepte woning aan de groene stadsgracht, of in Uw deftige landhuizen aan Vecht of plas, weet ge niet hoe eenzaam de verbannen kinderen van dit land zwerven over de aarde, weet Uw dochter aan het romantisch klavier niet dat mijn Hawaï verschrompelt onder de heete zon.’ Drie millioen gulden draagt het moederland ieder jaar bij in het tekort op de begrooting van Suriname. Drie millioen, dat is veel, niet waar, dat is soms het gemiddelde inkomen van een Uwer Nederlandsche millionairs. Drie millioen, dat is wat er op | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 184]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
een slechte crisisdag aan de beurs wordt verloren, drie millioen, wat doen toch in 's Heeren naam die luie nikkers met onze drie millioen heerlijke gouden-standaard-guldens? Ja, waar blijven uw drie millioenen? Niet - ik verzeker het u mijne Heeren, niet in de zak van mijn oude moeder, die reeds lang voor de week ten einde is haar laatste dubbeltje omkeert en omkeert. Niet in de zakken onzer honderden werkeloozen, daar immers ons steuncomité in Suriname streng de opvatting huldigt dat ‘geldelijke steun aan werkeloozen slechts demoraliseerend kan werken’. Niet in ziekenhuizen, niet in universiteiten, niet aan liefdadigheid. ‘Wist gij,’ zoo schrijft ‘de Banier’ van 3 Juli '31, ‘dat de Portugeesche Regeering het bedelen in het openbaar streng heeft verboden? dat in Suriname daarentegen dit wel wordt toegelaten, ten einde van de openbare armenzorg vrij te komen?’ Neen, gij kunt niet klagen dat uw millioenen in Suriname aan ethische grillen, aan kunst of wetenschap of dergelijke overbodige luxe worden weggesmeten. Uw millioenen steken, voor zoover zij niet besteed worden voor extreem hooge salarissen der bestuurders, in de ontzaglijke sommen die verkwist worden om voor het groote planterskapitaal in Suriname nieuwe en goede beleggingsmogelijkheden te vinden. Kom, wij zullen U een millioenensprookje vertellen. Een sprookje over de hevea en de bacove. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hevea.Waarom is men met den aanplant van Hevea in | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 185]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Suriname begonnen? Zooals altijd in het kapitalisme heeft men zich laten verblinden door een tijdelijke hausse, door de buitengewone winstmarge welke in een zeer bepaalde periode de verbouw van rubber scheen te bieden. Had men zich niet op deze rubber ‘boom’ blind gestaard, dan zou ongetwijfeld niemand er aan gedacht hebben om juist dit gewas, dat zooveel arbeidskracht en zoo minutieuse zorg vraagt, in ons menschenarme Sranang te importeeren. Nu men echter gouden bergen verwachtte, moest de proef aanstonds genomen worden, ook al was het grootkapitaal wel zoo verstandig om de kosten van dit experiment op de regeering te laden. Zoo begon men in 1908 met de exploitatie der gouvernementsrubberonderneming Slootwijk. Zij, die anders zulke tegenstanders zijn van staatsexploitatie, bewonderen plotseling het initiatief der regeering, zoodra deze het risico eener proefneming uit de handen van het hooggeprezen particulier initiatief neemt. ‘Deze onderneming, tot welke in 1908 werd besloten, heeft geen ander doel dan winst te maken met rubberaanplant ten behoeve van het gouvernement. Als zoodanig is de keuze van de plaats aan de Commetewane, zeer ver van Paramaribo, waarschijnlijk al niet gunstig te noemen, zij zou volstrekt ongeschikt zijn wanneer, wat op zichzelve wellicht aanbeveling zou hebben verdiend, de onderneming beschouwd was als proef op groote schaal, waarbij het financieel resultaat niet dadelijk den doorslag geeft, maar eerder de leering welke de planters er uit kunnen trekken.’ (Rapport der Commissie, benoemd bij Kon. Besluit v.d. Min. v. Koloniën van 11 Maart 1911. Blz. 29 en 39.) Ook hier dus weder de typisch kortzichtige win- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 186]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zucht die de poging reeds van den aanvang af tot mislukken doemt. Desondanks, en ondanks het advies van regeeringsspecialiteiten, gaat men nog steeds door met geld vermorsen aan verderen aanplant op deze onderneming. Het is een kwestie van prestige geworden en de koelies worden tot het uiterste aangezet, opdat men tenminste een toonbaar resultaat naar voren kan brengen. Ondertusschen is de rubber ‘boom’ allang weer voorbij en gaat men overal elders reeds lang over tot restrictie. Wij hebben geen reden om het vooruitziende inzicht onzer bewindvoerders te loven! | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De bacovemislukking.Ga naar voetnoot*Axioma: Suriname kost Nederland millioenen en de neger is lui. Het verhaal begint met de treurige ontdekking dat onze cacaocultuur volslagen mislukt is. De waarde van den uitvoer, die van 1901 op 1903 reeds van 2.3 millioen tot 1.4 millioen gedaald was, zakte in 1904 op 500.000 gulden. Dus staken de bewindvoerders de hoofden tezamen en zochten naar een nieuw product voor den grooten landbouw, dat gouverneur Lely in de bacove meent te hebben gevonden. ‘In hoofdzaak is men afgegaan op gegevens betreffende de cultuur op Jamaïca. De inspecteur van den landbouw, dr. Van Hall, heeft nagegaan wat daaromtrent gepubliceerd was, wellicht ook nog schriftelijke inlichtingen ingewonnen; persoonlijk echter heeft hij destijds geen landen bezocht waar | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 187]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
deze cultuur gedreven werd. Wel is door de vereeniging van den grooten landbouw met financieele steun der kolonie een planter uitgezonden om zich in Jamaïca van de cultuur en den uitvoer van bacove op de hoogte te stellen en om gegevens te verzamelen ter bereiding van een dergelijke cultuur in Suriname. Diens niet gepubliceerd rapport, dat op onze commissie niet een indruk van grondigheid gemaakt heeft, is tezamen met bedoelde schriftelijke gegevens, de basis geweest, waarop men een geheele cultuur, waaraan de koloniale kas drie kwart millioen zou wagen, heeft in het leven geroepen.’... Aan de mogelijkheid van ziekten werd blijkbaar niet gedacht (men spreekt in Suriname van intriges waarbij door omkooperij van de United Fruit Company kwaad zaad gekocht werd!), men achtte het voor het welslagen voldoende dat een eenigermate met het te telen gewas overeenkomende plant in Suriname inheemsch was en de voor uitvoer noodige bacovesoort, de zgn. Gros Michel, in Jamaïca niet aan ziekte onderhevig was. Men schijnt er zich geen rekenschap van te hebben gegeven, dat het gansch iets anders is hier en daar een bacovesoort voor locaal gebruik te onderhouden, dan om op groote schaal te gaan overplanten een elders sedert jaren bestaande cultuur van een exportvariëteit, die aan hooge eischen zou moeten voldoen. Het ligt voor de hand, dat planters en werkvolk op Jamaïca en elders gaandeweg een ervaring met deze teelt hadden verkregen, die in Suriname niet op slag zou worden verworven. Zoo b.v. wat betreft het op tijd doen rijpen van bossen, zoodat de groote meerderheid daarvan verscheepbaar is in de maanden waarin de beste prijs kan worden bedongen. Deze kunst, die eerste voor- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 188]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
waarde is voor het bereiken van den hoogen gemiddelden prijs, waarop men ook voor Suriname meende te mogen rekenen, hebben in Jamaïca de planters zich niet dan door langdurige ervaring eigen kunnen maken. Na deze gebrekkige voorbereiding diende de gouverneur op 3 April 1905 bij de Koloniale Staten een ontwerp in ‘betreffende het in het leven roepen van een bacovecultuur voor uitvoer’. Vadertje staat zou de arme planters de helpende hand toesteken en beiden zouden hierdoor tot glanzende voorspoed geraken. Een veertig plantages zouden in drie jaar tijds ieder 75 h.a. door hun eigen koelies, maar volgens voorschrift der regeering, met bacove beplanten. Daardoor kregen zij dan een regeeringsvoorschot van f 560. - per h.a. tegen 4% rente. Behaalden zij op dezen aanplant winst, dan mochten zij dien houden, ontstond er een nadeelig saldo, dan moest dit in 10 jaarlijksche termijnen, zonder bijberekening van rente terugbetaald worden. Men nam aan, dat de opbrengst van de oogst op de eerste serie voldoende zou zijn om de kosten van aanplant voor serie 2 en 3 grootendeels te dekken, zoodat men meende voor de beplanting van 3000 h.a. met f 750.000 te kunnen volstaan. Natuurlijk stelde men zich van dezen opzet gouden bergen voor. Gouverneur Lely berekende dat reeds in de eerste jaren de export gesteld zou kunnen worden op 650 bossen per h.a., welke ongeveer f 420. - op zouden leveren. De kosten waren daarentegen geschat op f 360. - per h.a. voor het eerste en f 180. - voor de volgende jaren, zoodat reeds in het eerste jaar een winst van f 60. - per h.a. verwacht werd, die het jaar daarna tot f 240. - per h.a. zou stijgen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 189]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Deze verordening werd door de Staten op 22 Juli 1905 bekrachtigd. 3000 h.a. land zouden met bacove beplant worden en minister Fock diende hierovereenkomstig een wetsontwerp in om de post uitgaven voor buitengewone productieve werken op de begrooting van Suriname met f 270.000 te verhoogen. Deze wet werd op 30 December 1905 aangenomen.
De United Fruit Company had reeds de afzet gemonopoliseerd in geheel Noord-Amerika, dus juist in dat gebied, dat voor den verkoop der Surinaamsche bacove het eerst in aanmerking kwam. Men dacht er niet aan om b.v. met lage tarieven van de Kon. West-Ind. Mail te trachten om dit monopolie te breken, men was veel te blij dat men het risico voor den afzet op andere schouders kon laden en men sloot dus een contract van levering met deze Company, ook al was de prijs welke zij bood belangrijk lager dan waarop men gemeend had te kunnen rekenen. Intusschen had gouverneur Idenburg het bewind overgenomen en moest tot zijn verdriet ondervinden, dat de planters lang niet zoo happig waren op het regeeringsaanbod als men zou denken. Het bleek zelfs ondoenlijk om de nog resteerende 2500 h.a. in porties van 75 h.a. volteekend te krijgen. Men nam er dan ook maar genoegen mee dat verschillende verwaarloosde plantages, die sinds lang niet meer of slechts gedeeltelijk in cultuur geweest waren, thans voor 140 tot 375 h.a. inschreven. Ja, er werd zelfs door de regeering in Suriname en door het Ministerie van Koloniën pressie uitgeoefend, zoowel op de planters als op hun Nederlandsche geldschieters om het zoover te brengen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 190]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wij lezen op blz. 144 van het rapport der bovengenoemde commissie: ‘Nauwelijks was op 1 Augustus 1906 het aantal van 3000 h.a. met veel moeite volteekend, of het contract met de Fruit Company, die trouwens reeds teekenen van ongeduld had gegeven, werd afgesloten. Maar nog in diezelfde maand kwamen verzoeken in van plantages om haar inschrijving te mogen verminderen. In deze geheele wijze van behandeling scholen fouten die niet nagelaten hebben zich in de latere jaren ernstig te wreken.’ Moeder Holland dan, had door het forceeren dezer inschrijvingen een zware moreele last op zich genomen, waarbij bovendien de geheele opzet van het plan op losse schroeven gesteld was. Zoolang men er op rekende dat vrijwel alle plantages voor een 75 h.a. in zouden schrijven, was de zaak niet al te riskant. Men kon daardoor de koelies, die in de cacaovelden niet meer noodig waren, aan den arbeid houden en, wat zwaarder woog, ‘de kapitalen welke in immigrantenwoningen enz. gestoken waren, zouden niet renteloos worden’. Gaf de bacovecultuur na 3 jaar een flink batig saldo, dan waren de plantages geholpen, mislukte de zaak echter, dan was de verhouding der bacove aanplant tot die van de overige producten niet buitengewoon groot en zou dus de schuld in 10 termijnen wel afgelost kunnen worden. Maar heel anders werd het toen ⅔ van de totale oppervlakte waarvoor gouvernementssteun gevraagd werd, slechts verdeeld was over 8 plantages, die tegenover deze 1782 h.a. slechts 668 h.a. met koffie, cacao en hevea beplant hadden. Wederom merkt de commissie op: ‘Reeds bij geringe tegenvallers wat de kosten betreft, zou de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 191]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
regeering zich dus aan het maximum van f 360. - niet kunnen houden, wilde zij de voortzetting van het bedrijf, tevens het eenig onderpand voor de vordering van het gouvernement, mogelijk maken. En mocht de geheele cultuur mislukken, dan kwam van het aan deze plantages voorgeschoten geld nagenoeg niets terecht.’ (pag. 145).
Het contract met de Fruit Company was afgesloten op een basis van 3000 h.a. bacove en wanneer er te weinig werd geleverd, moest het gouvernement boete betalen, die het wederom op de plantagebezitters hoopte te verhalen door betaling van een lageren prijs per bos bacoven. Maar het mooiste was, dat de United Fruit Company, die uit andere landen voldoende aanvoer kreeg, liever boete zag dan bacoven. En juist deze Mij. voelde zich geroepen om door haar employé G.H. Williams het landbouwdepartement en de planters met raad en daad te laten dienen. Het is dan ook niet zoo bijzonder te verwonderen wanneer wij later bij de Commissie lezen, ‘dat Williams in sommige zijner raadgevingen met het oog op de speciale grondgesteldheid van Suriname niet gelukkig geweest zou zijn!’ Uit een aan de 2e Kamer overgelegde nota van den administrateur van financiën, C.A.J. Struyck de Roysancourt blijkt: ‘Terwijl men bij den opzet der zaak gerekend had op een prijs van f 0.90 per volle bos, kon in het contract met de U.F.C. alleen voor de beste maanden een prijs van f 0.87½ bedongen worden, in de andere f 0.75 en f 0.50. Van het oefenen van eenigen merkbaren druk op den tijd van rijpen kwam niets terecht, zoodat de gemiddelde prijs dan ook niet hooger dan f 0.61 ge- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 192]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
weest is. Bovendien werd het eerste product niet, zooals men verwacht had, na een jaar, maar pas 17 à 18 maanden na aanvang der exploitatie verkregen. Zoo bleek het dus noodig, nadat men de aanlegkosten van f 360. - in 4 maanden beschikbaar gesteld had, nog 13 tot 14 maanden onderhoud, berekend naar f 180. - per jaar uit te keeren, voordat het eerste product geoogst werd.’ Het voor onderhoud toegestane geld bleek niet voldoende. Tengevolge van de hoogere eischen die daaraan moesten worden gesteld, was het zelfs noodig om de plantages ook tot betaling van de aanvoerkosten van immigranten en de daarmede samenhangende belastingen in staat te stellen. De staat betaalde dus aan zichzelf belasting. Ziet gij reeds, Nederlanders, waar uw millioenen blijven? Zoo werd het maximum voor onderhoud f 276. - in plaats van f 180. -. Zoo werden de kosten steeds hooger en de baten steeds geringer en op dat oogenblik brak tot overmaat van ramp een ziekte onder de planten uit, de zgn. Panama ziekte. Weldra moest het gouvernement, dat zedelijk verantwoordelijk was voor het welslagen der bacovencultuur, aan de planters, die verklaarden geen bedrijfskapitaal meer te hebben, een verhooging der voorschotten toestaan. Hun schuldenlast steeg daardoor dermate, dat velen zich haastten hun ondernemingen in een naamlooze vennootschap om te zetten, zoodat voortaan slechts de plantage zelve een garantie voor de schuld vormde. En toen het gouvernement hierin eenmaal toegestemd had, kwam men al spoedig tot de ontdekking, dat bij vele plantages de schulden grooter waren dan de waarde en wel zoo hoog, dat hierin ook door een mogelijken opbloei der bacoventeelt geen verandering meer kon komen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 193]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vanaf dit oogenblik hadden de bestuurders der N.V.'s ieder belang verloren bij het binnen de perken houden hunner schulden. De salarissen van gezagvoerders en stadsagenten stegen soms fabelachtig en het rapport bericht ons: ‘Zelfs is het voorgekomen, dat uit de met andere cultures behaalde winsten dividend werd uitgekeerd. Toen het bleek dat het gouvernement meende dit niet te kunnen beletten, ontstond er van zelf een belang om gelden, voor de bacovencultuur verstrekt, voor de teelt van andere gewassen aan te wenden’ (bladz. 149). Op deze wijze werd de regeeringssteun ten eigen bate aangewend. En het rapport zegt dan ook: ‘De mogelijkheid van kwade practijken en krasse voorbeelden daarvan zijn ook inderdaad aan te voeren’. Nu pas ging men er toe over door het Departement van Landbouw toezicht op declaraties en besteding der gelden uit te doen oefenen, waarbij het weldra noodig bleek verschillende beheerders uit hun ambten te ontzetten en zelfs om het beheer der plantages over te nemen.
De proef van de Gros Michel bacoven was dus volkomen mislukt. Men maakte toen een plan op om het met de zgn. Congo variëteit te probeeren. Men wilde dan op een oppervlakte van 2798 h.a. koffie en bacoven door elkander planten. Na 2 jaar zouden deze cultures elkander beginnen te hinderen en dan zou men kunnen beslissen welke der twee cultures weggekapt moest worden. Een eigenaardige proef. Dit was echter toch den Minister te kras en zoo besloot de Kamer in Holland in Februari 1911 tot liquidatie der bacovenexploitatie, waarvoor f 500.000 op de begrooting werd uitgetrokken.Ga naar eind79) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 194]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Reeds einde 1907 was de toegestane som op f 100.000 na uitgegeven, terwijl zij in 1908 reeds verre was overschreden. Toch zwijgen in 1909 nog de Gouverneur Mr. O. Hofstede Crull, zoowel als de Minister van Koloniën Idenburg, bij hun toelichting der begrooting in alle talen over deze affaire. Reeds in 1908 was elfhonderdduizend gulden meer uitgegeven dan ontvangen zonder dat er een haan naar kraaide. Pas de toelichting van den gouverneur Fock op de begrooting van 1910 vermeldt voorzichtig ‘eenige tegenslagen’. Maar waar zijn de cijfers? Nergens te vinden, allemaal opgeslokt volgens het axioma: - Suriname kost Nederland millioenen en de neger is lui!
Het zou trouwens moeilijk zijn geweest om cijfers te vertoonen, want toen de Tweede Kamer de vraag stelde: ‘of ten behoeve van een goed overzicht der financieele resultaten een commercieele boekhouding was ingevoerd’? toen moest men antwoorden, dat men, op zijn zachtst gezegd, een commercieele rekening niet kon overleggen, omdat men daartoe de gegevens miste. Pas in 1911 verschijnt een nota van den adm. van financiën en verklaart de Minister van Financiën uitdrukkelijk, dat hem toen pas voor het eerst sinds 1905 een duidelijk beeld van den loop der bacovencultuur was gegeven. Of het ook zijn goeden kant heeft dat de moeder toezicht houdt op het kind kolonie! Ze merken dat er iets aan de hand is, wanneer de oorspronkelijke raming van f 750.000 met 2 millioen is overschreden! | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 195]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De liquidatie van het bacovenechec.‘Dit alles geeft goede hoop dat tenslotte de bacoventeelt tot zegen van de kolonie strekken zal en den grooten arbeid loonen, dien de opvolgende gouverneurs met hun ambtenaren zich in het belang dezer cultuur hebben getroost.’ De bacovencultuur in Suriname herinnert ons sterk aan den eerlijken hengelaar die tot zijn vriend zegt: - man, ik heb een kolossale snoek gevangen! en dan, na een poosje: - maar hij is weer in het water gevallen. De steun werd wel met ingang van 15 Januari 1911 teruggebracht tot de gemiddelde opbrengst per h.a. per maand over het laatst verloopen tijdvak, maar tevens werd, voor planters die dit verlangden, de steun aangevuld tot het oude bedrag van f 23. - per maand (f 276 per jaar) voor elke nog in cultuur zijnde h.a. Wat de United Fruit Company betreft, deze bleek bezwaar te hebben tegen ontbinding van het met haar gesloten contract. De gouverneur ontwierp een verordening, waarbij hij de bevoegdheid kreeg om, met betrekking tot de op 1 Jan. 1911 bestaande bacovenschuld alle maatregelen te nemen, daaronder geheele of gedeeltelijke kwijtschelding begrepen, welke hem noodzakelijk voorkwamen om de ondernemingen in staat te stellen de met bacoven beplante velden in cultuur te houden en zoo mogelijk zelfs deze cultuuroppervlakte nog uit te breiden, en de gestelde hypotheek door andere waarborgen te doen vervangen of deze voor goed of tijdelijk prijs te geven. Het lag in de bedoeling om de geheele schuld op de ondernemingen te laten rusten, doch door toekenning | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 196]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van premies voor het in cultuur houden van met bacoven beplante veldenGa naar voetnoot*) de ondernemingen in de gelegenheid te stellen hun schuld aan de regeering te verminderen. Zoo zou men een schuldafschrijving van ten hoogste 75% kunnen krijgen, terwijl bij uitbreiding der cultuur ook het restant geschrapt kon worden. Gulheid jegens den grooten landbouw. Schrielheid tegenover het proletariaat van Suriname, dat op die bacovenplantages uitgebuit werd. Ook dit systeem zakte echter als een kaartenhuis in elkaar en weldra bleek ook de schuld aan het koloniaal regime waardeloos geworden door het geven van hypotheken ten behoeve van gefingeerde schulden. Immers om het verkrijgen van nieuw kapitaal mogelijk te maken, had de regeering door de verordening van 7 Maart 1911 aan haar eigen bacovenhypotheek blijvend een mindere rang toegekend. Tenslotte is men weer tot een nieuw stelsel gekomen, volgens welk door een omzetting van de hypothecaire vordering op de bacovenplantages in een grondrente, voor de plantages wederom de mogelijkheid geopend wordt om crediet te erlangen.
Wanneer het kalf verdronken is dempt men den put, en nu de millioenen een keer verdwenen zijn, komt men 25 jaren na het begin der cultuur, langzamerhand tot een verrassend inzicht. Men ontdekt nu dat de bacovencultuur geenszins zoo eenvoudig is als men oorspronkelijk meende, maar dat de wijze van grondbewerking en het plantverband verschillend zijn naar gelang van den | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 197]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bodem en de mogelijke tusschenplanting van andere cultures. Dat de laatst geplante serie van Gros Michel zich eensklaps veel beter gehouden heeft. (Nu de U.F.C. niet meer in het spel is!) Dat de Congovariëteit weliswaar bestand blijkt tegen de Panamaziekte, maar dat overigens haar marktwaardigheid zeer twijfelachtig is gebleken. Dat de Chineesche bacovenvariëteit, die men in Sranang als niet exportabel beschouwde, op de markt zeer gewild blijkt. En dat tenslotte een voeling met de markt noodig zal zijn, omdat het artikel nog steeds in nieuwe streken en nieuwe maatschappelijke kringen doordringt, zoodat de prijzen onderhevig zijn aan voortdurende wijzigingen.
En dus gaat men nu pas recht aan het experimenteeren. Het Landbouwproefstation gaat allerlei soorten aanplanten en zeer geleerde commissies begeven zich naar het buitenland, om de cultuur van bacoven aldaar te bestudeeren. En waarom ook niet? Het geld is er en de honoraria staan op het niveau van de Srananglieba bij vloed. Al staat de cultuur van bacoven na zooveel jaren nog steeds in de kinderschoenen, men hoeft de hoop niet op te geven dat eens de goudbron zal beginnen te vloeien en de eigenaars der grootlandbouwondernemingen dan het leger van Nederlandsche millionairs versterken zullen! Zoo verdwijnen de millioenen voor Suriname ten bate van enkele kapitalisten, terwijl het overgroote deel der bevolking in armoe verkeert. En in Nederland op de scholen leeren reeds de kleine kinderen het axioma: - de neger is lui en Suriname kost ons millioenen!Ga naar eind80) |
|