Beknopte Nederlandse spraakkunst (onder ps. K. Holtvast)
(1938)–R.A. Kollewijn– Auteursrecht onbekend
[pagina 112]
| |||||||||||||||
Woordvorming.Woordbetekenis en betekenis-verandering.Ga naar margenoot+ § 196.In § 5 zagen wij dat een woord eerst in het zinsverband een scherper begrensde betekenis krijgt. Gewoonlijk heeft het begrip, door een woord aangeduid, tal van kenmerken en treden eerst in het zinsverband nu eens deze, dan weer die kenmerken op de voorgrond. In de zin: ‘Je kunt veel van hem leren, hij is een goed speler,’ betekent speler iemand die een of ander spel verstaat. In: ‘Ga liever niet met ze om, ik hoor dat het spelers zijn,’ bet. spelers mensen, aan het spel verslaafd. In: ‘Hoor je niet bij de spelers? Kom dan wat babbelen,’ zijn spelers de personen die op een bepaald ogenblik aan een spelletje meedoen. Vgl. nog: Die school staat daar al twintig jaar. - De korfbalwedstrijd is door deze school gewonnen. - Die school heeft een goede naam. Glas betekent zowel de stof, als een voorwerp (glasruit, drinkglas) van die stof vervaardigd. Koffiedrinken betekent nu eens het drinken van koffie, en dan weer het gebruiken van brood enz. omstreeks 12 of 1 uur. | |||||||||||||||
§ 197.Van de vele gevallen dat woorden een gewijzigde betekenis krijgen, willen wij er hier nog een paar vermelden. Woorden waarmee men gewoon is gewaarwordingen van een bepaald zintuig aan te duiden, worden niet zelden gebruikt voor meer of minder overeenkomstige gewaarwordingen van andere zintuigen. Zo spreekt men van | |||||||||||||||
[pagina 113]
| |||||||||||||||
schreeuwende kleuren, een scherpe stem, een zoete of zure lucht, een doffe pijn enz. In het algemeen ging men er dikwijls ten gevolge van een voor de hand liggende vergelijking of overeenkomst in functie toe over, de betekenis van een woord uit te breiden. Zo kwam men er van zelf toe, te gaan spreken van de poten van een tafel of een stoel, de hals van een fles, de tanden van een zaag, het bijten van een scherp vocht, het springen van een veer, het lopen en slaan van een klok. Het gebeurt niet zelden, dat door wijziging van de woordbetekenis, een belangrijk deel van het oorspronkelijke begrip naar de achtergrond wordt gedrongen. Dit is vooral opmerkelijk wanneer datzelfde deel vroeger zozeer de aandacht trok, dat het woord er naar werd genoemd. Bij oorijzer, stoffer en blik, beddelaken denken wij zo weinig aan de oorspronkelijke betekenis, dat de uitdrukkingen gouden oorijzer, koperen blik, linnen lakens, volstrekt niet als tegenstrijdig gevoeld worden. Zeker niet minder dikwijls komt het voor, dat het oorspronkelijk begrip zeer nauw aan een ander begrip wordt verbonden, en dan dit láátste gaat aanduiden. Leger betekent eigenlijk ligplaats (vgl. b.v. het leger van een haas). Leger werd veel gebruikt voor legerplaats (ligplaats, kampement) van soldaten. Werd dat leger opgebroken, dan trokken de soldaten weg. Wie naar het ‘leger’ ging, zocht de militairen op. Zo kwam leger aan zijn tegenwoordige betekenis. Ouders bet. oorspronkelijk niets anders dan ouderen, oudere personen. De ouderen waarmee kinderen gewoonlijk het meest in aanraking komen, zijn hun vader en moeder. Vandaar dat men met ouders vader en moeder kon gaan aanduiden. Gemeen betekende algemeen (verg. b.v. gemeen overleg). Wat algemeen was, had meestal geen bizondere waarde, was vaak waardeloos, soms verachtelijk. Zo is hier de overgang van betekenis te verklaren. | |||||||||||||||
[pagina 114]
| |||||||||||||||
In weer andere gevallen zijn twee woorden zodanig tot een innerlijke eenheid versmolten, dat het noemen van één der beide overtollig geworden is. Zo hoort men in plaats van aanstaande vrouw meestal alleen aanstaande, voor Beiers bier veelal alleen Beiers, voor gouden tientje alleen tientje. (Vgl. ook boemel voor boemeltrein, port voor portwijn, snuif voor snuiftabak, enz., zie § 200). Opmerking. Met een enkel woord vestigen wij de aandacht op de overdrijving. In de zin: Ik heb het je al honderdmaal gezegd, heeft honderdmaal de betekenis dikwijls. Vgl. Het duurde een eeuwigheid. - Ze is dol op roomtaartjes. - Ik lach me een bult. | |||||||||||||||
Nieuwe woorden.Ga naar margenoot+ § 198.In een levende taal dienen voortdurend namen te worden gegeven aan nieuwe voorwerpen en nieuwe begrippen (denk voor onze tijd b.v. aan fiets, automobiel, vliegtuig, duikboot, rijwielplaatje, boycotten, posten, ontratten). Ook bestaat de neiging om allerlei betekenisnuances aan te duiden door woordverschil. Zo ligt het voor de hand, dat er telkens nieuwe woorden bijkomen. Opmerking. Aan de andere kant raken er woorden geheel of nagenoeg geheel in onbruik. Vroeger sprak men van stevels (laarzen), schrijn (kast), vingerling (ring), oort (klein geldstukje) enz. enz. De meeste Nederlanders kennen deze woorden niet meer.
Wij zagen dat een woord eerst in het zinsverband een vaste betekenis krijgt, en dat aan een zelfde woordklank dan ook zo goed als altijd verschillende betekenissen kunnen worden gehecht. Het ligt dus voor de hand dat men, om een min of meer nieuw voorwerp of begrip aan te duiden, herhaaldelijk zijn toevlucht neemt tot een reeds bestaand | |||||||||||||||
[pagina 115]
| |||||||||||||||
woord, waaraan men bewust of onbewust een gewijzigde, nieuwe betekenis geeft. (Vgl. § 196). | |||||||||||||||
Ga naar margenoot+ § 199.Niet zelden wordt, om iets nieuws aan te duiden, gebruik gemaakt van een woord uit een vreemde taal, dat dan al of niet gewijzigd overgenomen wordt. Hoe meer een volk met anderssprekende volken in aanraking komt, hoe meer kans er op het overnemen van zulke woorden bestaat. In het tegenwoordige Nederlands komen woorden voor uit een groot aantal talen, vooral uit het Latijn, Frans, Duits en Engels. Maar ook uit het Grieks, het Hebreeuws, het Italiaans, het Spaans, het Russisch, het Maleis enz. enz. Komt zo'n vreemd woord algemeen in gebruik, dan wordt de uitspraak min of meer vernederlandst. In niet weinig gevallen klinkt het woord ten slotte zo weinig vreemd, dat alleen de taalkundige zich nog van de herkomst bewust is. Zulke oorspronkelijke vreemde, maar geheel vernederlandste woorden zijn: aap, appel, ezel, kerk, schotel, brief, schrijven, school, venster, vlam. Later dan deze zijn overgenomen komfoor, koffie, sigaar, die gemakkelijker als vreemde te herkennen zijn. Nog later machine, feuilleton, portemonnaie, bureau. In de 20ste eeuw aëroplaan, aviateur, atax, taxi, radiotelegram. | |||||||||||||||
§ 199,1.Bij het overnemen van woorden uit een vreemde taal doet zich vaak het volgende voor: de spreker gebruikt een woord, dat de hoorder niet kent. Deze hoort inplaats van dat woord een ander, dat er in klank ten naastenbij mee overeenkomt. Hoewel dat woord nu, in 't verband, geen betekenis heeft, wordt het gebruikt; achteraf wordt er een betekenis aan gegeven. Ga naar margenoot+ Het eerste proces, het horen van een onbekende klankgroep als een bekende (klankassociatie), voltrekt zich volkomenGa naar margenoot+ onbewust. De betekenisgeving achteraf (begripsassociatie) is vaak zeer spitsvoudig. | |||||||||||||||
[pagina 116]
| |||||||||||||||
Het volgende voorbeeld uit de geheimtalen (de geheime talen, van dieven, zwervers of paardenhandelaars) is zeer instructief. Het hebr. woord hashiweinu, voer ons terug, is de aanhef van het vers, waarmee de ceremonie van het terugbrengen der Wetsrol in de heichol besloten wordt. Aan het woord hashiweinu hecht zich het begrip: verdwijnen. ‘Maak je nu hashiweinu’ bet. ‘Verdwijn nu!’ In het Bargoens (geheimtaal der zwervers) wordt dit woord overgenomen: ik ga sjewijne, ik ga weg. Een sjewijne-jatter is iemand, die iets sjewijn, wegneemt, speciaal fietsen. Van hieruit krijgt sjewijn de bet.: fiets. Door klankassociatie wordt het zwijn, met euphemistische verkl. uitgang (zie § 212), zwijntje. Hieraan wordt de bet.: varken gehecht. Dit blijkt uit de samenstelling: zwijntjesjager, fietsendief. Ga naar margenoot+ Andere vbb. van dit verschijnsel, dat wel eens volksetymologie genoemd wordt zijn: moedernatuurlamp voor moderateurlamp; zenuwblaren uit senneblaren; heiligmaker uit hijlikmaker (soort koek). Onbegrepen straatnamen worden zó veranderd. | |||||||||||||||
§ 200.Nu en dan krijgen wij nieuwe woorden, doordat kortheidshalve een stuk van een woord wordt weggelaten (§ 197), b.v.: auto (= automobiel), soos (sociëteit), het gym (gymnasium), de prof (professor), bus (omnibus), politieagenten in burger (-kleding). | |||||||||||||||
§ 200,1.In de laatste jaren ontstaan veel woorden, doordat men de beginletters (of lettergrepen) van verschillende woorden tot één woord maakt. Ga naar margenoot+ Als men niet toevallig het ontstaan weet, achterhaalt men de vorming nooit. Enkele vbb. (met tientallen in elke stad te vermeerderen; denk ook om clubnamen;) Heemaf, Lavo, Entos, Nenijto, Rai, Luto. | |||||||||||||||
[pagina 117]
| |||||||||||||||
Deze woorden verdwijnen meestal weer, als de onderneming of club verdwijnt. Een enkele keer blijven ze, als 't gebouw of terrein, waar b.v. een tentoonstelling gehouden werd, er door genoemd wordt: Entosterrein; Rai-gebouw. | |||||||||||||||
Ga naar margenoot+ § 201.Even vestigen wij de aandacht op de betrekkelijk zeldzame nieuwe klanknabootsingen, zoals oempa (straatmuzikant), en roekoeën (koeren van duiven). Oude klanknabootsende woorden zijn koekoek, vink, kievit, karekiet, mauwen, miauwen, sissen, snorren, kwaken. Ga naar margenoot+ Opmerking: De klanknabootsing in deze woorden is meestal zeer onvolkomen (snorren, sissen). De woorden geven meer de indruk weer, die de geluiden op ons maken. 't Zijn klankimpressies (Zie § 194). | |||||||||||||||
Samenstelling en samenkoppeling.§ 202.Er worden voortdurend nieuwe woorden gevormd door het samenvoegen van bestaande woorden. We onderscheiden samenkoppelingen en samenstellingen. Ga naar margenoot+ Samenkoppelingen ontstaan wanneer woorden die in de zin dikwijls op elkander volgen, als het ware aaneengroeien, waardoor de betekenis van elk der woorden minder scherp wordt gevoeld, de betekenis van het geheel enigszins wordt gewijzigd en de samenkoppeling een vast accent krijgt. Edelman is een samenkoppeling. De betekenis is niet meer gelijk aan die van edel man. Spreekt men van een edel man, dan is het evengoed mogelijk dat in de zin de klemtoon op edel als op man valt; bij edelman valt de hoofdtoon altijd op de eerste lettergreep. Andere voorbeelden van samenkoppelingen zijn: handvol, zoutevis, rodekool, hogeschool, hogepriester, blauwzuur, samenzweren, meegaan enz. Opmerkingen. 1e. Enige weinige samenkoppelingen worden evenwel met verschillende klemtoon uitgesproken | |||||||||||||||
[pagina 118]
| |||||||||||||||
(vgl. § 11). B.v. àllesbehalve en allesbehàlve; ènzovoorts en enzovóórts; lìnksom en linksòm. 2e. Daar de betekeniswijziging waarover in deze paragraaf wordt gesproken, groter of kleiner kan wezen, en daar ook het vast worden van het accent geen onbedriegelijk teken is, ligt het voor de hand dat er grensgevallen zijn, waarin niet met zekerheid valt uit te maken of men te doen heeft met losse woorden of met samenkoppelingen. B.v. als 't u blieft, van heinde en ver, min of meer, donkerblauw, al lang, op prijs stellen enz. Het al dan niet aaneenschrijven kan ons natuurlijk het juiste spoor niet wijzen. Niet het minst, op z'n hoogst, af en toe zijn ontegenzeggelijk samenkoppelingen, al worden ze ouder gewoonte nog met drie woorden geschreven. | |||||||||||||||
Ga naar margenoot+ § 203.Bij samenstellingen hebben wij te doen met een verbinding van woorden die in 't gewone zinsverband nooit naast elkander staan. Worden twee woorden langzamerhand tot een samenkoppeling, een samenstelling ontstaat ineens. Voorbeelden van samenstellingen zijn b.v. inktlap, aankijken. In zinnen als dit is een inktlap; je moet mij zo niet aankijken kan men zich inkt en lap, aan en kijken, onmogelijk als losse woorden naast elkander denken. Andere voorbeelden zijn: kostschool, raadhuis, vrouwenkleren, theedoek, schoenmaker, smeekbede, voortmaken, intussen, bijna. Worden er nieuwe samenstellingen gevormd, dan geschiedt dit naar analogie (d.i. overeenkomst, model) van reeds bestaande. Zo b.v. vliegtuig naar analogie van woorden als vaartuig, voertuig, rijtuig. Luchtschip naar analogie van zeeschip enz. Meestal doet in een samenstelling het eerste lid de dienstGa naar margenoot+ van bepaling bij het tweede. Een koestal is een soort van stal; een leesteken een soort van teken; afschrijven een manier van schrijven, enz. Daar de samenstellingen echter naar geheel verschillende analogieën gevormd kunnen zijn, loopt | |||||||||||||||
[pagina 119]
| |||||||||||||||
hun betekenis, ook bij gelijkheid van het tweede lid en schijnbare gelijksoortigheid van het eerste, dikwijls ten zeerste uiteen. Zo is
Vgl. nog goudpoeder met tandpoeder; rijstemeel met kindermeel; tijgerhond met dashond, waterhond, karrehond, enz. Men spreekt van watersnood als er te veel water, van waternood als er te weinig water is. Vergel. ook hongersnood; woningnood, geldnood. Opmerking. Een samenstelling heeft, evenals een samenkoppeling, in de regel een vaste klemtoon. (Vgl. § 11). | |||||||||||||||
Ga naar margenoot+ § 204.Er bestaat een rubriek van samenstellingen die men bezit-aanduidend zou kunnen noemen. Een stijfkop is niet een soort van kop, maar een persoon die een stijve, onbuigzame kop heeft. - Vgl. ook roodhuid, dikbuik, speknek, handjegauw, lekkerbek; roodborstje, duizendpoot, kwikstaart (kwik = levendig) enz. | |||||||||||||||
Ga naar margenoot+ § 205.Een samenstelling of samenkoppeling bestaat altijd uit twee delen, die echter ieder ook weer samengesteld kunnen zijn. Vgl. hoofd-man, horlogemakers-leerling, jongens-rijwiel, kweekschool-opleiding.
De leden van een samenstelling of samenkoppeling kunnen o.a. zijn: Twee zelfstandige naamwoorden: portretalbum, schildknaap; zelfst. naamw. en bijvoeg. naamw.: steenhard, sneeuwwit; bijv. naamw. en zelfst. naamw., waarbij het bijv. naamw. soms in de verbogen en soms in de onverbogen vorm staat: blindeman, jongejuffrouw, zoutevis, hogeschool; gauwdief, geelvink, kleinhandel, laagvlakte, wijsneus, dikzak; | |||||||||||||||
[pagina 120]
| |||||||||||||||
werkwoordelijke stam en zelfst. naamw.: schrijftafel, lachbui; telw. en zelfst. naamwoord: vierkant, duizendpoot; bijwoord of voorzetsel en zelfst. naamwoord: binnenkant, afbreuk, medestander, ondergang, voordeur, overjas; bijwoord en werkwoord: aanbidden, uithoren; werkw. stam en voornaamwoord: durfal, vraagal; werkw. stam en bijwoord: schreeuwlelijk, weetniet. | |||||||||||||||
Ga naar margenoot+ § 205, 1.Bij samengestelde werkwoorden onderscheiden we scheidbaar en onscheidbaar samengestelde; deze hebben verschil in betekenis. (Zie § 11). Vgl. Hij overlegt dat met ons; hij legt wat over. Hij doorloopt de prijscourant; hij loopt het bos door. | |||||||||||||||
Ga naar margenoot+ § 206.Verscheiden soorten van samenstellingen zijn productief, dit wil zeggen: er worden nu en dan nog analoge samenstellingen gevormd. Vgl. met de voorbeelden uit paragraaf 205: torpedoboot, draadbericht, reuzesom, schrijfmachine, vliegboot, vliegkamp, afbellen (bij het telefoneren) enz. | |||||||||||||||
Ga naar margenoot+ § 207.Tussen de beide leden van een samenstelling wordt dikwijls een e (zelden en), s of r uitgesproken B.v.. lampeglas, boekelegger; stadsherberg, manskleren; kinderstoel, liedertafel; ogenblik, galgenaas, heldenmoed. Oorspronkelijk waren sommige van deze klanken buigings- of meervoudsuitgangen, maar dat karakter hebben ze sinds lang verloren. Bij het ontstaan van nieuwe samenstellingen wordt dan ook geen rekening gehouden met de vraag: eist de betekenis soms dat het eerste lid een genitiefs-s of een meervouds-en krijgt? Nieuwe samenstellingen worden, zoals wij reeds zeiden, gemaakt naar analogie van oude. En daar oude samenstellingen nu eens geen tussenletter hebben, dan weer eens | |||||||||||||||
[pagina 121]
| |||||||||||||||
een s of een e, zien wij bij de nieuwe dezelfde verscheidenheid. Ieder weet dat in een rijwielfabriek rijwielen worden gemaakt, en toch spreekt niemand van een rijwielenfabriek. De nieuwe samenstelling kindermeel is gevormd naar analogie van woorden als kinderkost, kindervoedsel, en ofschoon tegenwoordig het meervoud van kind niet kinder maar kinderen luidt, heeft niemand het nieuwe woord in kinderen-meel willen veranderen. Dat het eerste lid van een samenstelling, ook al heeft het meervoudige betekenis, dikwijls in het enkelvoud stond en staat, bewijzen woorden als: plantkunde, naamlijst boomgaard, koestal, zaakgelastigde, horlogemaker, portretalbum, toonladder, patroontas enz. enz. De e komt als tussenletter o.a. voor in: ossetong, beukeboom, hereboer, paardestaart, pennemes, kurketrekker, enz. s horen wij in: scheidsmuur, leidsman, stadspoort, vrouwspersoon, Willemspark, beroepskeus, zonsverduistering enz. er in: kinderhoofd (hoofd van één kind), eierschaal (schaal van één ei), eierdoor (door van één ei), rundergehakt, kalvermarkt, liedertafel, raderbaar enz. en hoort men zelden als tussenletter. Maar en wordt veel geschreven waar men alleen de toonloze e uitspreekt. B.v. in hondenhok, bessensap, slakkenhuis, pennenhouder, sterrenkunde, warenkennis, boerenwoning, koninginnenkroon enz. (Vgl. § 273).
Ga naar margenoot+ Dat de verbindings- of tussenletters geen betekenis hebben, blijkt o.a. duidelijk uit de vergelijking van de woorder schaapherder, schaapskooi en schape(n)stal. In alle drie deze samenstellingen heeft schaap meervoudige betekenis. Toch kan men alleen in 't laatste geval van een meervoudsvorm spreken. | |||||||||||||||
[pagina 122]
| |||||||||||||||
Afgeleide woorden.Ga naar margenoot+ § 208.Behalve door samenstelling en samenkoppeling worden nieuwe woorden gevormd door afleiding. Gewoonlijk heeft afleiding plaats door middel van voor- en achtervoegsels (middellijke afleiding). Voor- en achtervoegsels zijn lettergrepen of klanken die niet, althans niet meer, als zelfstandige woorden in onze taal voorkomen. Wel zijn het vroeger voor een groot deel woorden geweest (zoals her, lijk, loos, heid, achtig, zaam, halve). Andere voor- en achtervoegsels zijn uit vreemde talen overgenomen (b.v. aarts, eren, ist, isch, teit, age).
Ga naar margenoot+ In enkele gevallen kunnen wij nog duidelijk waarnemen hoe een woord tot een achtervoegsel wordt. Iedereen voelt dat -sen of -se in Harmsen, Gerritsen, Willemse, Pieterse ontstaan is uit zoon met een voorafgaande -s: Willems-s-zoon, Willemsen (Willemse). Harmszoon is een samenstelling. Harmsen een afleiding. Nu kan het gebeuren dat woorden in één betekenis tot voor- of achtervoegsel geworden zijn, maar in een andere nog als woord voorkomen. Loos b.v. in een loos alarm betekent vals; in een loze noot: leeg. Maar in woorden als liefdeloos, hulpeloos beduidt het zonder; en in die betekenis komt het niet voor op zich zelf. Derhalve zijn de woorden op -loos wel afleidingen, maar ze staan bijna op de grens tussen samenstelling en afleiding. Vgl. de ontwikkeling van het znw. boer via de samenstelling: boterboer, groenteboer (waar het idee boer al wegraakt), tot het achtervoegsel-boer in: botboer, asboer, krantenboer! In stokstijf (d.i. stijf als een stok) hebben wij met een samenstelling te doen. Maar stokoud (d.i. zeer oud), stokdoof (d.i. geheel doof) lijken al meer op afleidingen. Zo is ook doodstil (stil als de dood, als wat dood is) een samenstelling. Maar doodeerlijk (d.i. volkomen eerlijk), doodeen- | |||||||||||||||
[pagina 123]
| |||||||||||||||
voudig (zeer eenvoudig), doodgewoon, doodonschuldig, doodbedaard enz. hebben de grens overschreden. Iets dergelijks is het geval met maal. Als zelfstandig woord betekent het keer. En ieder zal dan ook in tweemaal, driemaal een samenstelling zien. Helemaal, allemaal kunnen wij echter op goede grond als afleidingen beschouwen. | |||||||||||||||
Ga naar margenoot+ § 209.Niet zelden heeft samenstelling en afleiding tegelijkertijd plaats, zoals b.v. bij openhartig. Het kan geen samenstelling zijn van open en hartig, en natuurlijk evenmin een afleiding van (het niet bestaande) openhart. Blijkbaar is openhartig gevormd van open, hart en 't achtervoegsel -ig. Vgl. hardhandig, alzijdig, dubbelzinnig, hardleers, goedlachs, blauwbekken, welstaanshalve, praatjesmaker (praatjes maken bestaat uit twee woorden!) driedekker, onderzeeër enz. | |||||||||||||||
Ga naar margenoot+ § 210.Van de voor- en achtervoegsels in onze taal zijn er vele productief. Wij zullen hierop de aandacht vestigen bij de volgende bespreking (waarbij in geen enkel opzicht naar volledigheid is gestreefd!) | |||||||||||||||
1. Afgeleide zelfstandige naamwoorden.Voorvoegsels zijn o.a. aarts-, ge-, on-, wan-. Ga naar margenoot+ Aarts- betekent eerste, voornaamste: aartsbisschop, aartshertog. Ook in ongunstige zin: aartsleugenaar, aartsdeugniet. Het is productief: aartsoplichter, aartsbedotter. Ga naar margenoot+ Ge- duidt een samenhoren aan in de woorden gebroeders, gelieven, gespelen, gebergte, gebroed enz. Het resultaat van een werking of de werking zelf in: gebak, gezang, geschrijf, gezanik enz. In de laatste betekenis productief: getelefoneer, gevoetbal. Ga naar margenoot+ On- geeft tegenovergestelde betekenis aan het grondwoord: ondeugd, onzin. Ook betekent het: slecht, ontaard. B.v.: onweer, onding, onmens, ondier. Ga naar margenoot+ Wan- betekent eveneens slecht, afschuwelijk: wandaad, wangedrocht, wanklank. | |||||||||||||||
[pagina 124]
| |||||||||||||||
§ 211.Achtervoegsels van zelfst. naamwoorden zijn o.a. -aard, -aar, -ier, -er, -erd; -ster, -in, -es; -el, -er; -sel; -ij, -dom, -schaf; -ing, -nis, -age, -te, -heid; -je, -tje, -pje, -kje. Mannelijke persoons- en diernamen worden gevormd opGa naar margenoot+ -aard, -aar, -ier, -er: grijsaard, lafaard, luiaard; lasteraar, bewonderaar, tuinier, herbergier; zanger, kater, doffer. Opmerking: De uitgangen -naar en -nier zijn ontstaan door verkeerde analogie. Vgl. leugen-aar met geweld-e-naar en moord-e-naar; kanon(n)-ier met piek-e-nier. Ga naar margenoot+ Mannelijke en vrouwelijke persoonsnamen op -erd: lieverd, goeierd, flauwerd. Het zinsverband maakt hier uit, met welk geslacht (sexe) we te doen hebben. Vooral -er is productief: fietser, vlieger (aviateur), korfballer enz. Ook -erd: stiekemerd, engerd. Ga naar margenoot+ Vrouwelijke persoonsnamen worden gevormd op -in, -ster, -e, -es (op -in ook vrouwelijke diernamen): koningin, kokkin, leeuwin, wolvin; leugenaarster, strijkster; advocate, leerlinge; onderwijzeres, profetes. Vooral -ster en -e zijn productief: voorzitster, korfbalster, typiste. Ga naar margenoot+ Namen van werktuigen op -el, -er: stekel, klepel, hevel, gordel; gieter, stoffer, wekker, domper. -Er is productief: trapper (van een fiets). Ga naar margenoot+ Namen van middelen en voortbrengselen op -sel. Middelen: blauwsel, stijfsel, behangsel, vulsel. Voortbrengselen: zaagsel, schraapsel, baksel, brouwsel. Productief: bemoeisel, druksel. Ga naar margenoot+ Op -ij, -dom, -schap, worden verzamelnamen gevormd: burgerij, schutterij; mensdom, engelendom; gereedschap, genootschap, gezelschap. -Dom is productief: 't Boeddhistendom, paganistendom. Ook gebiedsnamen eindigen soms op -dom of -schap:vorstendom, prinsdom; graafschap, waterschap. - Abstracte zelfst. naamwoorden worden gevormd met de achtervoegsel -ing, -ij, -nis, -age, -te, -heid, -dom, -schap. Ga naar margenoot+ Werkingsnamen op -ing, -ij (-erij), -nis, -age: beweging, belegering, vertoning; spotternij, huichelarij, opschepperij; | |||||||||||||||
[pagina 125]
| |||||||||||||||
begrafenis, bekentenis, vergiffenis; slijtage, strijkage, passage. Vooral -ij (-erij) is productief: Hij heeft heel wat verdiend met de vliegerij. Kwartjesvinderij. Ga naar margenoot+ Namen van hoedanigheden en toestanden op -heid, -te, -nis, -dom, -schap: goedheid, zachtheid; grootte, lengte, ziekte; duisternis, droefenis; ouderdom, adeldom; dronkenschap, vriendschap enz. Ga naar margenoot+ Verkleinwoorden op -je, -tje, -pje, -kje. Op -je: badje, dakje, bedje, stofje, nestje (uitgesproken nesje); grootje, liefje enz. Opmerkingen: 1o. Let op paadje van pad, vaatje van vat, treedje van tred, scheepje van schip enz. 2o. Radje of raadje van rad, godje of goodje van god, lotje of lootje van lot (meervoud raadjes, goodjes, lootjes). 3o. Het meervoud van lammetje is lammetjes en lammertjes; van raadje, raadjes en radertjes; van blaadje, blaadjes en bladertjes. Maar van kalfje alleen kalfjes, van liedje liedjes, van beentje beentjes, van kindje kindertjes.
Ga naar margenoot+ Eindigt het woord op een klinker, een tweeklank of een w, dan is de verkleiningsuitgang -tje: paatje, zeetje, drietje, strootje, koetje, kneutje, hoogtetje; haaitje, vrouwtje; duwtje, zwaluwtje enz. Na l, n, r, is de uitgang eveneens -tje, wanneer òf een vrije klinker (vgl. § 229, 3o.) een tweeklank of de onduidelijke klinker voorafgaat: baaltje, vuiltje, haantje, kleintje, veertje, zuurtje. Kneveltje, dekentje, kevertje. Is de voorafgaande klinkerGa naar margenoot+ gedekt, dan wordt nà l, n of r bovendien een onduidelijke klinker gehoord: val, valletje; man, mannetje; ster, sterretje. Verscheiden woorden die uitgaan op p (b) of ch (g) (voorafgegaan door een gedekte klinker) krijgen zowel de verkleiningsuitgang -je als -etje.
Voorbeelden: tob - tobje en tobbetje; vlag - vlagje en vlaggetje; dreg | |||||||||||||||
[pagina 126]
| |||||||||||||||
- dregje en dreggetje; pop - popje en poppetje. Maar alleen: hegje, mugje, klapje, hapje, snipje, tipje enz. Ga naar margenoot+ Van woorden op m vormt men de verkleinwoorden op dezelfde wijze als van de woorden op l, n, r, met dit onderscheid, dat, als een vrije of onduidelijke klinker voorafgaat, geen t voor de uitgang -je wordt gehoord, maar een p.
Voorbeelden: raampje, riempje, duimpje, bloempje; brasempje, bezempje. Daarentegen: kammetje, stemmetje, simmetje, kommetje enz. waarin de klinker vóór de m gedekt is. Ga naar margenoot+ Achter ng, voorafgegaan door een onduidelijke klinker, wordt een k ingelast. In plaats van ngk schrijft men nk.
Voorbeelden: woning - woninkje; vertelling - vertellinkje. Is de i voor ng niet onduidelijk maar gedekt, dan is de verkleiningsuitgang -etje. B.v. ring - ringetje; lieveling - lievelingetje; wandeling - wandelingetje. | |||||||||||||||
Ga naar margenoot+ § 212.Het begrip klein vindt men niet bij alle verkleinwoorden terug. 1o Het verkleinwoord heeft een heel andere betekenis dan het stamwoord: koek, koekje; meid, meisje; praat, praatje; baan, baantje; man, mannetje. Hiertoe behoren ook veel namen van spelen: krijgertje, verstoppertje, paardje, winkeltje, doktertje.... spelen; touwtje-springen; schuitje varen enz. 2o Het verkleinwoord dient uitsluitend ter uitdrukking van een gevoelswaarde (§ 7, 113, 217) en wel:
| |||||||||||||||
[pagina 127]
| |||||||||||||||
Soms komt het stamwoord niet eens voor: nippertje, relletje, chocolaatje, kopje. | |||||||||||||||
Ga naar margenoot+ 2. Afgeleide werkwoorden.§ 213.Voorvoegsels zijn o.a. be-, her-, ont-, ver-. Ga naar margenoot+ Be- maakt onovergankelijke werkwoorden overgankelijk: bespotten, bearbeiden, bewerken, bezorgen enz. Verder geeft be- o.a. te kennen: de verbreiding van de handeling over de gehele, door 't voorwerp genoemde zelfstandigheid: bebouwen (een terrein), bezaaien (de akker); bekrassen, besmeren, beplanten enz. Productief: befietsen (een weg), betypen (een stuk papier). Ga naar margenoot+ Her- betekent opnieuw, weer: herkauwen, hervatten, herzeggen. Ga naar margenoot+ Ont- heeft verschillende betekenissen:
In het laatste geval productief. Ga naar margenoot+ Ook ver- heeft verschillende betekenissen, zoals:
In enkele gevallen productief. | |||||||||||||||
§ 214.Achtervoegsels van werkwoorden zijn o.a. -en, -igen, -elen, -eren, -éren. | |||||||||||||||
[pagina 128]
| |||||||||||||||
Ga naar margenoot+ Op -en worden veel werkwoorden van zelfstandige naamwoorden en bijvoegel. naamwoorden gevormd: brillen, grazen, pennen, oplepelen, stormen; witten, dartelen, openen. Ook wel van voornaamwoorden: mijnen, jijen, jouwen, en van bijwoorden: innen, uiten, naasten. Vooral als achtervoegsel van zelfst. naamwoorden is -en nog productief: motorren, autoën, doelen (bij korfballen), enz. Ga naar margenoot+ Op -igen o.a. kruisigen, pijnigen, beledigen, huldigen, beschadigen. Ga naar margenoot+ Op -eren en -elen (frequentatieven): schuifelen (naast schuiven), trappelen (naast trappen), krabbelen (naast krabben), klepperen (naast kleppen) enz. De werking heeft bij de frequentatieven herhaaldelijk plaats, maar weinig krachtig. Ga naar margenoot+ Op -éren o.a. trotseren, waarderen, halveren; balanceren, critiseren. -Èren is wel productief, maar gewoonlijk worden de werkwoorden op -éren in hun geheel uit het Frans overgenomen. | |||||||||||||||
Ga naar margenoot+ 3. Afgeleide bijvoegelijke naamwoorden.§ 215.Voorvoegsels zijn o.a. aarts-, in-, oer-, on-. Ga naar margenoot+ Aarts- betekent zéér, in hoge mate: aartslui, aartsdom. Productief: aartsvlegelachtig. Een aartsidioot gezicht. Ga naar margenoot+ In- en oer- betekenen ook zéér: inlief, innet, ingemeen, oerdom, oergemeen, oerlui. Productief: inhartelijk, ingluiperig, oersterk. Ga naar margenoot+ On- heeft ontkennende kracht: onwetend, ongelovig; soms geeft het ook het tegenovergestelde te kennen: onwijs, onredelijk. - Productief, vooral na niet: niet ongeestig, niet onvermakelijk. | |||||||||||||||
§ 216.Achtervoegsels van bijv. naamwoorden zijn o.a. -achtig (zonder hoofdtoon), -achtig (met hoofdtoon), -baar, -ig, -lijk, -loos, -en, -s, -zaam. Ga naar margenoot+ -Achtig (zonder hoofdtoon) betekent: 1o. overeenkomende met, gelijkende op: steenachtig, geelachtig, kinderachtig, | |||||||||||||||
[pagina 129]
| |||||||||||||||
monsterachtig. 2o. houdende van: komedieachtig. Voorb.: Ze is niet bizonder studeerachtig uitgevallen. Hatelingachtig (Camera Obscura). Productief. Ga naar margenoot+ -Achtig (met hoofdtoon) betekent: hebbende. Vreesachtig, deelachtig, woonachtig. Niet productief. Opmerking: In het woord reusàchtig is de klemtoon van de eerste lettergreep op de tweede overgegaan. Vgl: dwèrgachtig, ààpachtig enz. Ga naar margenoot+ -Baar achter een zelfst. naamwoord betekent: met zich brengende, opleverende. Vruchtbaar, kostbaar, schijnbaar, wonderbaar. Achter de stam van werkwoorden betekent het: geschikt om (de door 't werkwoord genoemde handeling) te ondergaan of te doen. Verklaarbaar, bruikbaar, denkbaar, eetbaar, buigbaar; strijdbaar, weerbaar. Productief: die weg is uitstekend befietsbaar. Ga naar margenoot+ -Ig betekent o.a.: hebbende, b.v. machtig, gelukkig, eindig. Ook: lijkende op, overeenkomende met: poezig, uilig, haaiig, guitig. Productief: schattig, doddig. Ga naar margenoot+ -Lijk achter zelfst. naamwoorden en bijvoegelijke naamwoorden betekent: overeenkomende met, gelijkende op. Kinderlijk, menselijk, zakelijk, liefelijk. Achter stammen van werkwoorden: geschikt om te doen of te ondergaan. B.v. behaaglijk, onsterfelijk; onuitsprekelijk. Ga naar margenoot+ -Loos betekent: zonder. Eerloos, doelloos, gewetenloos. Productief: een mandloze luchtballon. Ga naar margenoot+ -En en -s vormen stoffelijke bijv. naamwoorden van stofnamen: ijzeren, blikken, stenen, aarden (vgl. § 88, 2o.); lakens, neteldoeks. Die op -en zijn productief: een cementen vloer, betonnen fundamenten. Ga naar margenoot+ -Zaam betekent: geschikt tot, geneigd tot: deugdzaam, volgzaam, leerzaam, buigzaam. Opmerking. Zie over de afleidingen op -er en -st het hoofdstuk Comparatie (§ 221-224). | |||||||||||||||
[pagina 130]
| |||||||||||||||
4. Afgeleide bijwoorden.§ 217.Achtervoegsels zijn o.a. -lijk(s), -ling(s), -waarts, -jes, -halve. Ga naar margenoot+ -Lijk(s) (vgl. -lijk in § 216). Voorbeelden: eindelijk, gewoonlijk, namelijk; dagelijks, wekelijks, jaarlijks. Ga naar margenoot+ -Ling(s): onderling, plotseling; ruggelings, zijdelings. Ga naar margenoot+ -Waarts, dat een richting aanduidt: hemelwaarts, noordwaarts, voorwaarts. Productief: Ze trokken Haarlemmermeerwaarts. Ga naar margenoot+ -Jes, de verkleiningsuitgang, die hier iets liefs, intiems, aardigs te kennen geeft: knapjes, netjes, lekkertjes, stilletjes, warmpjes enz. Productief (vgl. § 212). Ga naar margenoot+ -Gewijs (-gewijze) betekent: op de wijze van. Amphitheatersgewijze, afdelingsgewijs. Productief: trekvogelsgewijs, inbrekersgewijs. Ga naar margenoot+ -Halve betekent: wegens, uit hoofde van. Ambtshalve, kiesheidshalve, kortheidshalve, plichtshalve. | |||||||||||||||
Ga naar margenoot+ § 218.Hier dient gewezen te worden op de -s, waardoor vroeger veel woorden (vooral zelfstandige naamwoorden met of zonder voorzetsel) tot bijwoorden werden gemaakt: daags, heelshuids, goedschiks, omstreeks, vanouds, vanzins, nogmaals, bijtijds, dikwijls enz. enz. Vergelijk ook de hierboven genoemde op -lijks, -lings, -waarts, en -jes. | |||||||||||||||
§ 219.Uit enkele voorbeelden kon reeds blijken dat er nu en dan twee of meer voor- of achtervoegsels achter elkander komen. Dit heeft b.v. plaats bij on-be-staanbaar, be-ge-leiden, ver-ont-reinigen, on-ont-vankelijk, on-be-voor-oordeeld; beleefd-heid(s)-halve, ongelukk-ıg-lijk, betrouw-baar-heid. | |||||||||||||||
Ga naar margenoot+ § 220. Onmiddellijke afleiding.In de §§ 5 en 198 merkten wij op, dat een zelfde woordklank dikwijls in verschillende betekenissen voorkomt. | |||||||||||||||
[pagina 131]
| |||||||||||||||
Een woord kan daardoor zelfs van de ene in een andere woordklasse overgaan. Vgl. b..v de bijv. naamwoorden lief, groen, arme, rijke met de zelfst. naamwoorden lief, groen, arme, rijke; het zelfst. nw. morgen met het bijwoord morgen; de werkwoordelijke vormen dronk, schijn, spruit, met de gelijkluidende zelfst. naamwoorden; het deelwoord aangaande met het voorzetsel aangaande. Niet zelden heeft het woord dat wij afgeleid noemen, een andere stamklinker dan het werkwoord waarmede het in verband staat. Vgl. spreuk, reuk, rit, vlot, drop, dwang, blank met vormen van de werkwoorden spreken, ruiken, rijden, vlieten, druipen, dwingen, blinken. Men spreekt in deze gevallen, waarin wij niet met voor-of achtervoegsels te doen hebben, van rechtstreekse of onmiddellijke afleiding. Ga naar margenoot+ Opmerking. Oorspronkelijk door middel van een uitgang gevormd en dus middellijk afgeleid, verschillen de causatieve werkwoorden (werkwoorden van oorzaak) tegenwoordig alleen in klinker van de oorspronkelijke werkwoorden en hebben zij dus geheel het uiterlijk gekregen van onmiddellijk afgeleide woorden. Vellen (= doen vallen). - Een houthakker velt de boom (hij is oorzaak dat de boom valt). Andere causatieven zijn: drenken (doen drinken); voeren (doen varen = gaan); leggen (doen liggen); zetten (doen zitten); leiden (doen lijden = gaan; vgl. verleden en overlijden). |
|