Naar de Antillen en Venezuela
(1904)–H.H. van Kol– Auteursrecht onbekend
[pagina 123]
| |||||||||||||
I.
| |||||||||||||
[pagina 124]
| |||||||||||||
Loubière opdoemen, waar een vrouw den moord van haar man, den parelvisscher in de Molukken, betreurde; en achter die landtong lag de inham, waar de goede Père Vergnes in eenvoud zijn Christus diende, zonder hoop van slagen. Van den kraterrand door mij beklommen gleed mijn oog naar beneden, naar den prachtigen waterval in de Roseau-vallei, om wat langer te verwijlen op het plekje waar mijn Caraïben woonden. Die zachte menschen, ten ondergang gedoemd door een valsche beschaving, zou ik wel nooit weerzien. Peinzend over de schoone taak, den flinken en plichtgetrouwen tegen woordigen Gouverneur opgelegd op dit eiland dat zulk een schoone toekomst heeft, werd mijn mijmering ruw verstoord door een: ‘time dinner, Sir!’ waaraan ik niet had gedacht. Bij het aanbreken van den volgenden dag kwam onze stoomboot te Montserrat aan. Gedurende den nacht waren wij Guadaloupe voorbij gevaren, dat ik zoo gaarne had bezocht, waar mij van verschillende zijden een goede ontvangst en velerlei hulp wachtte, doch dat ik, wegens gebrek aan scheepvaartverkeer met de Engelsche eilanden, onmogelijk kon bereiken zonder een aanzienlijk tijdverlies. Dit bleek later niet de eenige tegenvaller te zijn op mijn reis, daar ook Fransch en Britsch Guyana er bij inschoten, wegens de eensklaps afgekondigde quarantaine waarvan ik het slachtoffer werd. Gelukkig slaagde ik er in, met kunst en vliegwerk de meeste andere Engelsche Kleine Antillen, en àl de eilanden van Nederland in de Caraïbische zee te bezoeken. De vorm van het eiland Montserrat wordt aangegeven door een forschen bergrug, loopende van noord naar zuid, met een drietoppig centraal gebergte, waarin diep uitgesneden valleien afwisselen met steile hellingen en zachte glooiingen, meestal met zorg ontgonnen en bebouwd. Het bovenwindsche gedeelte van dit eiland, negen mijl lang en zes breed, heeft een stout en woest uiterlijk, het benedenwindsche deel zachte hellingen, tot aan zee met suikerriet en vruchtboomen beplant. Van de totale oppervlakte van 35 vierk. mijl of 90.6 vierk. kilom. is aldus ongeveer 1/3 gecultiveerd; het zwaar geaccidenteerde terrein schijnt vrij wel onvruchtbaar te zijn. De hoogste berg is de Soufrière, 3000 voet; dan volgt de Centre Hill met 2450, en in het noorden de Silver Hill, 1300 voet hoog. | |||||||||||||
[pagina 125]
| |||||||||||||
Het klimaat is er zeer gezond, waarom het wel eens wordt genoemd het ‘Montpellier van West-Indië’; de temperatuur loopt er uiteen van 72 tot 85, bedraagt dooreen gerekend 80 graden, doch is er nooit drukkend. De jaarlijksche regenval was, als gemiddelde van 25 jaren, niet minder dan 46 inches of 1168 millimeter; orkanen zijn er zeldzaam, en in dit eiland van vulkanische formatie wordt in de rotsen veel ijzer, en in de uitgedoofde kraters nogal zwavel, echter tamelijk onzuiver, gevonden. Plymouth, aan de Zuidwestkust gelegen, is de voornaamste stad, en daar zette ik den 24sten April voet aan wal. Met Dominica, St.-Kitts-Nevis,Ga naar voetnoot1) de Virgin-eilanden en Antigua, vormt Montserrat het ‘Gouvernement der Leeward Islands’, waarvan de Gouverneur te Sint-John op Antigua woont. Deze eilanden telden in 1901 resp. 28,894, 46,446, 4,908, 34,971 en 12,215 of samen 127.434 inwoners, terwijl op de Bovenwindsche Eilanden Grenada, Santa Lucia en St.-Vincent er toen in het geheel 136,500 woonden.Ga naar eind2) Deze Federatie van koloniën werd in 1871 door een Act of the Imperial Parliament 34 en 35 Vict., cap. 107, geschapen. De Gouverneur zou worden bijgestaan door een ‘Executive’ en een ‘Legislative Council’, die de verschillende Presidenties zou vertegenwoordigen. Door de Federal Act 1899 No. 1 moet dit laatste Lichaam bestaan uit 8 officieele en 8 gekozen Leden, waarvan er 2 door Dominica, 3 door St. Kitts-Nevis en 3 door Antigua worden afgevaardigd. De Ambtelijke Leden bestaan uit den Gouverneur, den Colonial Secretary, den Attorney-General, den Auditor-General, en de Administrateurs van St. Kitts-Nevis, Dominica, Virgin-islands en Montserrat. Deze Raad vergadert minstens eenmaal per jaar gedurende 1 tot 3 weken te St.-Johns op Antigua, of een andere bij Proclamatie aan te geven plaats; hij wordt elke drie jaren vernieuwd. Deze Wetgevende Raad heeft gelijke wetgevende macht als de plaatselijke Besturen voor al de onderwerpen in de Act | |||||||||||||
[pagina 126]
| |||||||||||||
opgesomd. In hoofdzaak is dat het volgende: alle zaken het eigendomsrecht betreffende, evenals het handelsrecht (mercantile law) en de rechtspraak; de wetten regelende de oprichting en uitvoering der algemeene politie en der gevangenissen; de regeling der quarantaine en het beheer der posterijen en telegraphie; alles wat de munt, of de maten en gewichten betreft, onderwijs, zorg voor de krankzinnigen, benevens de geheele immigratie en eigen huishoudelijke zaken. Hij onderzoekt en regelt dus de belangen aan alle eilanden gemeen, en waarin het best door eensgezinde samenwerking kan worden voorzien. Elk eiland heeft de bevoegdheid om andere zaken aan den Legislative Council te onderwerpen, en deze heeft steeds de macht locale regelingen dezer onderwerpen te wijzigen of op te heffen. De uitgaven der Federale Regeering worden door den Council vastgesteld, en verdeeld onder de Presidenties in deze verhouding per duizend Ponden: Antigua: 358, Dominica: 182, St. Kitts-Nevis: 387, de Virgin-islands: 12 en Montserrat: 61 £. De Council heeft het recht zijn bevoegdheid te wijzigen bij gewone koloniale wet, mits goedkeuring van den Koning, en deze heeft ten allen tijde de macht om andere West-Indische eilanden in deze Federatie op te nemen, indien de Councils van beide groepen dat vragen. De totale oppervlakte der Leeward Islands Colony bedraagt 704 vierk. mijlen of 1823 vierk. kilom.; en het aantal inwoners, in 1891 nog 127,723 bedragende, is thans tot ruim 142,000 gestegen, ondanks het feit dat velen de eilanden verlieten om elders een bestaan te zoeken. Voor het onderwijs wordt goed gezorgd; op 125 scholen is plaats voor meer dan 26,300 ingeschreven schoolkinderen, doch het verzuim is aanzienlijk en bedroeg in de laatste jaren 54 pCt. Wat de gezondheid betreft, zoo worden in nagenoeg alle steden uitmuntende, soms zeer dure drinkwaterleidingen aangetroffen; alleen in de dorpen moet men zich met het vaak vuile water van poelen behelpen. De sterfte bedroeg er in 1900 niet meer dan 25,8 per 1000. Een lepra-asyl bestaat op St.-Kitts en op Antigua, en beide werden door mij bezocht. In de gevangenissen vindt men steeds ongeveer 2000 bewoners, waarvan niet minder dan 3/10 vrouwen, | |||||||||||||
[pagina 127]
| |||||||||||||
meestal wegens schelden en vechten veroordeeld; ook daarvan werden de voornaamste door mij bezocht. De uitgaven voor militairisme zijn gering, daar er geen ‘regular forces’ worden aangetroffen. De totale handelsomzet bedroeg in 1901 een som van 695,670 £, waarvan 388,230 voor den invoer en 307,340 voor den uitvoer, voornamelijk bestaande uit suiker, melasse en voor niet minder dan 32,000 £ limmetjes. In datzelfde jaar is de inkomstenbelasting voor niet-Ambtenaren opgeheven; deze laatsten echter betalen 3 pCt. van hun traktement, wanneer dat meer dan 100 £ bedraagt, en anders de helft van dat bedrag. Terwijl de invoerrechten op alcohol, tabak en thee werden verhoogd, werd o.a. te St.-Kitts, daar dit door een orkaan had geleden, de grondbelasting verlaagd. De inkomsten stegen van 119,000 £ in 1890 tot 123,450 in 1901; de uitgaven in diezelfde jaren van 114,000 tot 132,890 £. Voor elk der eilanden afzonderlijk vond ik in 1901-1902 de volgende uitgaven en inkomsten: Antigua: 48,500 en 42,100, latende een deficit van 6400 £, St. Kitts-Nevis: 44,100 en 43,800 dus een tekort van 300 £, Dominica: 28,000 en 29,600 met een batig saldo van 1600 £, Virgin eil.: 1900 en 1790 of een restant van 110 £ en ten slotte Montserrat: 10,300 uitgaven en 6200 inkomsten gevende een deficit van 4100 £. Voor de geheele federatie te zamen was dit ruim 9400 £ of meer dan een ton gouds. De totale schuld van 293,320 £ was 1 Januari 1900 verdeeld over de genoemde eilanden als volgt: 137,000, 74,000, 70,900, o, en 11,400 £, doch is na dien tijd ietwat gedaald. In den Regeeringsvorm en het Bestuur zijn in de laatste jaren nog talrijke verbeteringen aangebracht, waarbij men uitging van het standpunt dat Engeland niet het recht meer heeft om te zeggen: ‘Regeer U zelf! doch als gij fouten begaat, is het Uw eigen schuld,’ - daar het zich niet ontheffen kan van de moreele verantwoordelijkheid tegenover een bevolking van Negers en Britsch-Indiërs die het uit verre gewesten hierheen voerde. Aan welke vroegere tekortkomingen Groot-Britannië zich vroeger moge hebben schuldig gemaakt, in de allerlaatste tijden heeft het getracht die schitterend te herstellen. | |||||||||||||
[pagina 128]
| |||||||||||||
‘Wij kunnen,’ schrijft A. Kennedy, in zijn Story of the West Indies, ‘wij kunnen met eenigen trots onze oogen richten naar de eilanden waarnaar Raleigh verlangde, die Rodney veroverde en Nelson verdedigde, en waar Gouverneurs als Willoughby, Codrington, Stapleton in voerden een rechtvaardig en weldoend Bestuur. Laat ons niet verbloemen de zonden en misgrepen van het verleden, het door ons begaan onrecht en de gepleegde wreedheden, doch daarin een naderen band vinden die ons verbindt aan die Afrikaansche stammen, die een deel werden van de Britsche natie, en ten opzichte van wie de historie ons den plicht oplegde om van hen te maken het beste dat zij kunnen worden.’ Die taak, zoo luidt het daar ongeveer, mogen wij niet overlaten aan een ander volk. Gulden woorden, die ook Chamberlain bezielden toen hij in de merkwaardige Zitting van het Engelsche Parlement op den 2den Augustus 1898 een ‘grant’ van niet minder dan f 1,440,000 wist te verkrijgen, later nog meermalen verhoogd.Ga naar voetnoot1) Deze eilanden hebben nog meer steun noodig, betoogde hij, ‘if we will not allow them to relapse into something very little removed from administrative anarchy’ (indien wij niet willen dat zij zullen terugvallen tot een toestand niet ver van administratieve anarchie).... Wij mogen niet dulden dat dit deel van ons ‘Colonial Empire, should fall to anarchy and ruin. Grants of this kind are absolutely inseparable from Colonial Dominion,’ (dat dit deel van ons Koloniaal Bezit zou vervallen tot anarchie en ellende. Ondersteuningen van dezen aard zijn volstrekt onafscheidelijk van Koloniaal Beheer.) Die woorden van een veel gesmaad man heb ik reeds jaren geleden aangehaald in ons Nederlandsch Parlement, en ik zal ze aan den muur blijven spijkeren, totdat aan dien plicht naar behooren is voldaan; en daartoe is - het zal uit dit boek onwederlegbaar blijken in onze West-Indiën nog heel wat achterstand in te halen! Engeland is ons nog altijd tot een beschamend voorbeeld. | |||||||||||||
[pagina 129]
| |||||||||||||
II.
| |||||||||||||
[pagina 130]
| |||||||||||||
1901; voor Montserrat was de achteruitgang van 1930 tot 452 ton per jaar. Om door betere cultuur den strijd om het bestaan mogelijk te maken, werden onderzoekingen ingesteld naar de voordeeligste variëteiten van het suikerriet, naar de eischen der bemesting, enz. Om vooral rekening te houden met de locale omstandigheden, had men behalve op dit eiland nog op Antigua 10 en op St.-Kitts 9 dezer ‘local sugar expirements stations’ opgericht, die hun rapporten jaarlijks publiceerden, wat niet zonder invloed bleef op de ontwikkeling der suikerindustrie. Lime-juice industrie. Deze cultuur, bijna geheel verwoest door den orkaan van 1899, begint zich flink te herstellen, en er wordt steeds naar betere soorten gezocht. Terwijl in 1900 voor niet meer dan 368 £ lime-juice werd uitgevoerd, steeg dat reeds in 1901 tot 1110 £, terwijl Dominica voor een waarde van 32,313 £ uitvoerde. De citroenboom die het bekende limoensap levert, groeit niet verder noordelijk dan de Azorische eilanden; het is een doornige, altijd groene struik met donkergroene bladeren en kleine witte bloesems. De beste plaats voor hem is een lichte grond bij zee. De vruchten worden gesneden of verbrijzeld, het sap er uitgeperst en snel in vaten gedaan, al of niet gezwaveld om het bederf te voorkomen. Aan de lucht blootgesteld, wordt het spoedig ontbonden en verliest het zijn lijnen smaak. Lime-juice is eigenlijk een extract van limoensap, geconcentreerd tot essence. Als grondstof voor citroenzuur en andere preparaten heeft het een uitgebreide markt gevonden, en wegens zijn digestieve eigenschappen komt het steeds meer in zwang, vooral in de tropische landen. De bloesem verspreidt een heerlijken geur; men oogst bijna het geheele jaar door, en met de groene bladeren parfumeert men het water van badkuip of vingerglas. ‘Happy land,’ zong de dichter, ‘where the flower of the orange blows, and the fine flies dance through the myrtle boughs’. (Gelukkig land, waar de oranjebloesem geurt, en de insecten zweven tusschen de mirtetakjes.) Op onze eilanden wordt deze cultuur dan ook wel wat erg verwaarloosd. Sisal.Ga naar voetnoot1) Deze werd hier in September 1902 aangeplant op een | |||||||||||||
[pagina t.o. 130]
| |||||||||||||
Naar de Antillen en Venezuela.
Botanische tuin Antigua. | |||||||||||||
[pagina 131]
| |||||||||||||
afstand van 6 maal 6 voet en was nu 30 centimeter hoog. Deze soort had geen doornen, en men rekende te kunnen oogsten wanneer ze vier jaar was. Zij groeide goed op droge gronden, en het area geschikt voor den aanplant daarvan is betrekkelijk gering, terwijl de vraag naar ‘corn-binder’ in Noord-Amerika sterk toeneemt. Als tusschencultuur had men hier uien geplant, aan welke cultuur men hier evenals op Dominica en Antigua steeds meer uitbreiding denkt te geven. Hetzelfde is het geval met de katoen, daar men een Amerikaansche trust heeft te vreezen. Deze plant, oorspronkelijk inheemsch in de Antillen, werd ongeveer 30 jaar geleden verlaten voor de toen meer belovende suikercultuur. Thans worden op de meeste der Engelsche eilanden weer ernstige proeven genomen, en hoopt men die oude industrie weer te doen herleven, te meer daar tegenwoordig de zaden waarde hebben als veevoeder, en het residu als mest. Veel woeste gronden konden worden herschapen in waardevolle weidegronden. Thans geven deze een onvoldoende opbrengst van minderwaardig gras; in tijden van droogte niets, zoodat men nu eens overvloed dan weer gebrek aan veevoeder moest constateeren. Met de verschillende soorten worden proeven genomen, als met Guinea-gras (Panicum maximum) dat met weinig moeite flinke oogsten geeft van een goed veevoeder; Hay-gras (Andropogon cariosus); Bahama-gras (Cynodon Dactylon); Sour-gras (Andropogon pertusus) dat beter bestand bleek tegen droogte dan het in Curaçao zoo geroemde Para-gras (Panicum mutucum). Wel heeft het een aromatischen smaak waaraan het vee moet gewennen, doch door zijn gering watergehalte is het uitnemend geschikt om als hooi te worden bewaard. Van de uienteelt is de levensvatbaarheid reeds sedert eenige jaren in Antigua gebleken. Vooral de roode en witte Bermudasoort wordt aangeraden, daar het Europeesche en Amerikaansche zaad wel groeide, doch slechts minderwaardige uitjes gaf; het Bermuda-zaad echter gaf bollen van ¾ pond. Het zaad is echter zeer fijn, dus moeten de kweekbedden goed worden verkruimeld en de plantjes op 6 duim afstand worden geplaatst. Flink wieden is noodig, doch door het als bijcultuur te planten op de ruggen | |||||||||||||
[pagina 132]
| |||||||||||||
der riettuinen, waar in de geulen suiker wordt geplant, zijn de extra-kosten gering. Na zeven maanden kan men oogsten, wat steeds in den drogen tijd moet geschieden; daarna worden de uien in de zon gedroogd, schoongemaakt, van de toppen en droge bladeren ontdaan, en in kisten verpakt van 50 pond. Men oogstte vaak per acre meer dan 100 kisten uien. Terwijl deze cultuur veel zorg eischt en intensief moet worden gedreven, stelt de ananas weinig eischen aan grond of arbeid. De ananas wil geen vetten kleigrond, doch groeit op dorren bodem in een droog klimaat. Haar smalle bladeren, waardoor de ademhaling der plant beperkt wordt; de vorm harer bladeren, die elken druppel regen naar de wortels voeren en door haar kroon een réservoir voor water vormen, maken dat een minimum regenval voldoende is om deze fijne vrucht te doen slagen. Men bewerkt het land vlak of in geulen, wat de drainage bevordert; bemesten is onnoodig. Men plant de jonge loten (suckers) op afstanden van vier à vijf voet, waardoor na eenigen tijd de bladeren den geheelen bodem bedekken en wieden dus onnoodig wordt; men kan na zeven à acht maanden op een arm land oogsten, op rijkere gronden duurt dat soms 18 maanden. De eerste oogst geeft de fijnste vruchten, doch de latere eigenen zich beter voor het transport; na 3 tot 8 jaar moet men den aanplant vernieuwen. Men plukt voorzichtig, om het kneuzen te voorkomen, de volwassen vrucht terwijl zij nog groen is, en pakt haar dan in goed geventileerde kisten, gesorteerd naar de grootte. Van één acre verkrijgt men van 1000 tot 3000 vruchten, die in Londen gretig afzet vinden. Het Botanisch Station is nu zoekende naar middelen om het soort te veredelen, en den fungus te bestrijden, die de vruchten inwendig doet rotten; van insecten heeft men nagenoeg geen last te duchten. Het wordt wenschelijk geacht de ananas-cultuur te combineeren met een fabriek van conserves. Alleen uit Antigua wordt jaarlijks voor een waarde van f 25,000 aan ananassen naar Europa verzonden; in Montserrat is deze cultuur in opkomst. Verder zag ik er: den Broodboom (Artocarpus incisa), waarvan de vruchten onrijp worden geplukt, geschild, en het witte meelachtige merg tot meel wordt geroosterd op heete steenen, wat een | |||||||||||||
[pagina 133]
| |||||||||||||
brood levert dat naar pisang smaakt. De rijpe vrucht heeft een onaangenamen smaak; de olieachtige pitten zijn eetbaar; de bast dient voor vlechtwerk; van het weeke hout maakt men huisraad; van de vezels weeft men kleederen; de melk van den bast dient als vogellijm of om caoutchouc te maken. Zij dragen veel vruchten, groote ronde ballen gelijk, en 10 boomen zijn reeds voldoende om in het onderhoud van een geheel gezin te voorzien. Hij groeit bijna overal, levert twee à drie oogsten per jaar, en voor 9 van de 12 maanden voedsel. Cacao. De roode variëteit gaf het eerst en de beste vruchten, en door entproeven werd nog getracht deze te verbeteren. Tal van plantjes waren op de kweekbedden aanwezig. De Muskaatnoot groeide er wel, doch de boomen stierven meestal na den eersten oogst; en de scherpe reuk van gember toonde ons aan, dat men er ook dezen vingervormigen wortel had geoogst. Van Mei tot Februari wordt deze uit den grond gedolven, dan geschrapt, in heet water gedood, en met suiker bereid in den handel gebracht. Ook de roode vrucht van den rocou-boom trok dadelijk mijn aandacht. De Rocou is een verfstof, verkregen uit de zaden van den ‘Bixa Orellana’; deze wordt daaruit door wasschen, wrijven, gisten en uitdampen gewonnen. Zij komt als een stijf deeg in den handel, en bevat twee soorten van verf, de eene geel en oplosbaar in alcohol, en de roode in die vloeistof onoplosbaar. De voortteling dezer boomen geschiedt gemakkelijk, zoowel door zaden als door stekken. De Indianen gebruiken van oudsher deze kleurstof met citroensap en gom vermengd om hun lichaam koperrood te schilderen; de Europeanen verven er zoowel soep als kaas mede. Uit den bast der vezels maakt men touwen en zeilen. Van Getah-pertjah-boomen zag ik er talrijke exemplaren, zoowel van de Castilloa Elastica als van de Ceara Rubbersoort. Aardnoten (Arachis Hypogea) werden er gekweekt, en door luzern of Spaansche klaver had men getracht den zandigen grond hier en daar te verbeteren. Over de talrijke vezelstoffen, oliën, vetten, harsen en looistoffen, waarover men aldaar inlichtingen kon bekomen, zal ik maar niet uitwijden, en liever mededeelen op welke | |||||||||||||
[pagina 134]
| |||||||||||||
doeltreffende wijze men den Inlander nuttige wenken wist te doen volgen op het gebied van landbouw. Op twee velden naast elkaar had men Arrowroot geplant, elk van een houten bord voorzien. Op het eene stond: ‘Hoe jullie hem planten!’ en op het andere: ‘Hoe jullie dat moesten doen.’ Het eene liet een schralen oogst aanschouwen van spichtige plantjes; op het andere hadden de breede bladeren dezer nuttige voedingsplant den geheelen bodem bedekt. Wanneer de Negers dat zien, komen zij inlichtingen vragen en verbeteren zij eindelijk hun al te primitieve cultuur. Ook het vermelden van de weekprijzen der voornaamste producten, was een practisch middel om misleiding der landbouwers door de opkoopers te voorkomen. Aan palmsoorten was geen gebrek, en zelfs voor het bijgeloof der Negers kon men de voorwerpen vinden. Zoowel de ‘overlook pea’, die men vreest voor het kwade oog, als de spookachtig gekromde takken van den heiligen boom der Negers, den Ceiba-boom kon men hier bewonderen. Dezen boom, ook silkcotton, en ‘djamba tua’ of duivelsboom genoemd, zal geen Neger omkappen, en daar hij zeer snel opschiet is hun aantal legio geworden. Omkappen wordt door de vertoornde geesten die onder zijn breede kruin huizen, gestraft met ziekte of dood; en dit bijgeloof, uit Afrika afkomstig, doet zijn invloed gelden zoowel in Australië als in de Guyana's, en overal waar Negers worden aangetroffen. Daar er in den laatsten tijd veel gevallen van vergiftiging door Cassave waren voorgekomen, had het Imperial Department of Agriculture for the West Indies' een ‘Leaflet’ (vlugschrift) uitgegeven, overal gratis verspreid, bevattende ‘Hints and Informations in regard to Cassave poisoning’ (wenken en inlichtingen betreffende de vergiftiging door cassave). (Maart 1903). Daaruit bleek mij, dat er twee soorten van cassave bestaan; de wortels van beide worden gegeten. De wortels van de bittere echter bevatten een scherp vergif, Pruisisch zuur; die van de zoete cassave kunnen na koken en roosteren veilig worden genuttigd. Daar er uiterlijk geen of weinig verschil bestaat, is het aantal vergissingen talrijk en heeft dat voor velen den dood ten gevolge; in het laatste jaar nog voor 12 personen. Vooral voor slecht gevoede en verwaar- | |||||||||||||
[pagina 135]
| |||||||||||||
loosde kinderen zijn deze wortels gevaarlijk, en soms had voor hen het eten van zoete cassave door het onvoldoende koken de meest noodlottige gevolgen. Daar het meeste vergif vlak onder de schil ligt, is het flink schrappen een voorbehoedmiddel, en sterk uitwasschen van het melksap en langdurig koken noodig. Het grove meel dat dan achterblijft wordt in cassave-koek herschapen, of daarvan, door het te verhitten op platen, tapioca bereid. Ook mag men de cassave na het koken nooit lang laten staan, doch moet zij spoedig verorberd worden, wat bij Negers hier, en naar mij later bleek ook bij de Indianen van Suriname, vaak veel te wenschen overlaat. ‘Schraapt de wortels!’.... ‘Kookt de cassave goed!’.... ‘Eet cassave alleen wanneer zij pas gekookt is!’ stond dan ook in dat alom aangetroffen pamflet met dikke letters te lezen. Mocht een geval van vergiftiging zich voordoen, dan werd er op gewezen dat braakmiddelen en onderhuidsche inspuitingen noodig zijn, dat men dadelijk het hoofd met koud water moet begieten, ammonia onder den neus van den lijder houden, hem cognac geven en de kunstmatige respiratie van den bewusteloos gewordene bevorderen. Doch vooral leest men daar: ‘Roept den Dokter!’ en ‘Verliest geen tijd!’ Het bovenstaande is wel voldoende om het groote nut dezer ‘Botanic Stations’ aan te toonen, die wij nog altijd in onze West-Indische koloniën missen, en wanneer men eindelijk wel gedwongen zijn zal tot de oprichting er van over te gaan, zullen wij wel eens een voorbeeld mogen nemen aan de practische wijze van optreden onzer Engelsche naburen in de Antillen. | |||||||||||||
III.
| |||||||||||||
[pagina 136]
| |||||||||||||
der Christenen uit het Westen. Dezen brachten er oorlog en usurpatie, misdaden, ellende en ondeugden. Geen enkel groen plekje is er te vinden in de woestijn van menschelijk lijden; het geheel vormt een afgrijselijk schouwspel van infamie, bloedstorting en smarten zonder tal. De schildering van de gruwelen tegenover de oorspronkelijke bewoners gepleegd, behoeft niet te worden herhaald; een enkel feit van laaghartigheid moet echter aan de vergetelheid worden ontrukt. Bij een hunner roof- en moordtochten werden eenige Engelsche matrozen in een bosch door de Caraïben overvallen en vermoord. Een hunner werd met moeite gered, door den moed en de toewijding van een jong meisje, Yarico geheeten. In een geheime grot hield zij den blanke verborgen, bracht hem maanden lang voedsel, en voelde liefde voor dien man van vreemd ras. Eindelijk slaagde zij er in hem naar het strand te geleiden om hem weer de vrijheid terug te schenken. Daar aangekomen, nam de onverlaat het trouwe meisje gevangen en verkocht haar als slavin! Door haar liefde en humaniteit verloor Yarico haar vrijheid en stierf zij in ketenen.... De gruwelen der slavernij behoeven evenmin nog eens in herinnering te worden gebracht; genoeg zij het er op te wijzen dat in 1830, kort vóór hun vrijmaking in de West-Indische koloniën die aan Engeland behoorden, nog 688,000 menschen in slavernij verkeerden. Te Montserrat leefden ten tijde der Apprentice Act nog 6401 slaven, waarvan alleen de 1130 beneden zes jaar oud zijnde, dadelijk in vrijheid werden gesteld. Doch later wist men dezen door voorschotten en misleiding als contract-koelies naar Demerara te lokken, om ze dan aan de Spanjaarden te verkoopen, die met de Hollanders de slavernij het langste hebben gehandhaafd. De 20,000,000 £ gedurende de emancipatie aan de slavenhouders uitgekeerd, gingen grootendeels naar vreemde landen, doch kwamen niet ten goede aan deze verarmde koloniën. De zware invoerrechten door Engeland van alle koloniale producten geheven; het verbod om deze op andere markten te verkoopen, evenals het verbod om voor de koloniale behoeften inkoopen te doen op de goedkoopste markten, waren even zooveel redenen van achteruitgang dezer eilanden ter wille van de voordeelen van het moederlandsche | |||||||||||||
[pagina 137]
| |||||||||||||
kapitaal. Als ballingsoord voor ‘de wilde Ieren’ werd Montserrat evenals Antigua door Engeland gebruikt; ook kwamen er vele Ieren die Cromwell's tyrannie wilden ontvluchten. In verband daarmede kwam de volgende anecdote te mijner kennis. Vele Negers spreken nog altijd het Iersche patois, dat zij van de eerste settlers leerden. Jaren geleden komt een Ier kersversch uit Europa hierheen om er zich ook te vestigen. Aan de landingsplaats wordt hij door een zwarte in zijn eigen taal aangesproken en ziet hij dezen voor een landsman aan. ‘Hoelang al hier?’.... ‘Drie maanden,’ was het lakonische antwoord, en de zoon van het groene Erin, groote oogen opzettende, riep uit: ‘Bij Sint-Patrick! als jij in drie maanden hier zóó zwart en zóó leelijk bent geworden, blijf ik niet in dit land,’ en hij keerde naar zijn schip terug. Vroeger leefden hier vele blanken in rijkdom en weelde; met de welvaart van het eiland zijn zij verdwenen, en de enkele overgeblevenen leiden er een sober bestaan. Na de emancipatie lieten de meeste plantage-eigenaren een deel van den grond in handen hunner vroegere slaven, onder de voorwaarde daarvoor twee tot vier dagen per week te hunnen bate te komen arbeiden. Deze proef mislukte; de Negers weigerden te werken, hun arbeid bleek duur te zijn, het absenteïsme had noodlottige gevolgen, en langzaam maar zeker werd de ruïne der planters voltooid. Doch ook de arbeiders leden zwaar onder de suikercrisis; zij trokken weer in smerige hokken en verwaarloosden de opvoeding hunner kinderen; het concubinaat, in den slaventijd verplichtend, herleefde. Vele arbeiders in de rietvelden, die geen loon betaald kregen door de failliete boedels, stierven van honger; de loonen daalden met 20 pCt. tot 60 centen daags;Ga naar voetnoot1) buiten oogsttijd was er schaarschte aan werk; doodelijke pokken kwamen de bevolking teisteren; droogte deed hun oogsten mislukken; diefstal van suiker en rietbranden waren aan de orde van den dag, en gebrek aan kapitaal, gebrek aan energie, gebrek aan crediet en onderling vertrouwen tusschen landbouwer en planter deed den achteruitgang voortdurend | |||||||||||||
[pagina 138]
| |||||||||||||
toenemen, tot een catastrophe dreigde. Orkanen vernielden hun vruchtboomen, aardbevingen hun huizen, en de Royal Commission van 1897 kon met recht toenmaals spreken van ‘the poverty increasing, the houses falling in disrepair’ (toenemende armoede en vervallende woningen), en van ‘a state of depression, suffering and existing discontent’ (een toestand van gedruktheid, lijden en ontevredenheid), die wellicht tot ‘painful riots’ (pijnlijke opstanden) zou aanleiding geven. (Report 25 Augustus 1897 p. 55). Over den loop der bevolking verzamelde ik links en rechts de volgende cijfers: in 1761 leefden op Montserrat: 5000 blanken en 10,000 slaven; in 1787 bedroeg dit aantal 1300 en 11,000, om in 1881 te dalen tot 153 blanken en 6900 toen vrij geworden Negers. In 1881 was het aantal inwoners 10,000; in 1891 11,760 en 1901 12,215 in het geheel. Behalve uit den aanwas der bevolking is een herlevende welvaart ook uit andere feiten aan te toonen en in de naaste toekomst te verwachten. En dat dank zij de door de Engelsche Regeering genomen maatregelen. In 1898 werd op aanbeveling van de Royal Commission (in 1896 benoemd om een onderzoek in te stellen naar de economische toestanden in de Britsche koloniën), het Imperial Department of Agriculture opgericht te Bridgetown op Barbados. Zijn taak wordt als volgt omschreven:
| |||||||||||||
[pagina 139]
| |||||||||||||
Verder werden op kosten van het Moederland Botanic Stations opgericht in elke Presidentie der Antillen, waar onderzoekingen geschieden naar de mogelijkheid van verschillende cultures en proefaanplantingen worden in het leven geroepen. Het tweeledig doel is verbetering der bestaande gewassen, en het verkrijgen van nieuwe variëteiten of het invoeren van geheel nieuwe plantensoorten. Deze stations vormen tevens centra, waar economische planten worden rondgedeeld aan de landbouwers, die daarvan een veelvuldig gebruik maken. In Montserrat alleen werden in het laatste jaar 200,000 plantjes verstrekt, en de meening werd uitgesproken, dat indien dit botanie station een vijftiental jaren vroeger ware opgericht ‘men den tegenwoordigen val had kunnen voorkomen’. Het botanische station in Dominica had veel succes in verband met de cacao en citroen-cultuur; dat te Antigua en St.-Kitts hield zich meer bezig met de suikercultuur, en men slaagde er in een variëteit te vinden, waarvan het riet een veel hooger suikergehalte bleek te bevatten, doch waarvoor nog de hoeveelheid riet per acre te verkrijgen proefondervindelijk moet worden nagegaan. Het station alhier hield zich meer bezig met de onderzoekingen naar voedingsgewassen en het bevorderen van plaatselijke kleine industrieën. Veel ervaring met den aanplant van yams, bataten, eddoes, Guinea koren, maïs, boonen, katoen en tal van andere gewassen, werd opgedaan en openbaar gemaakt. Reeds is men er in geslaagd een uienindustrie in het leven te roepen, en een onderzoek naar de mogelijkheid om in de armere districten de suikerindustrie door de katoenmanufactuur te vervangen, is in vollen gang. Men onderzoekt de levensvatbaarheid van een katoenaanplant; vorscht naar de meest voordeelige variëteiten, en een proeffabriekje werd opgericht op Antigua. Cacao wordt op kleine doch schematische schaal in verschillende valleien van Nevis geplant, en eerlang zal men over de kans van slagen kunnen oordeelen. Een staf van landbouwleeraren werd gevormd, die het land rondreizen om in loco aanwijzingen te doen en voordrachten te houden. Voor verbeteringen in de cultuur worden belooningen uitgekeerd; tentoonstellingen wekken op tot betere zorg bij den | |||||||||||||
[pagina 140]
| |||||||||||||
landbouw, in één woord: geen enkel middel wordt achterwege gelaten om aan te sporen tot verbetering der agricultuur, waarin nu lusteloosheid en depressie heerscht. Een nieuw ontstane industrie geeft steeds meerderen een behoorlijk bestaan. Van de vruchten der papajaboomen, die zich zelf uitzaaien zelfs op rotsen, schrapt men de huid, men vangt dan het uitstroomende sap op in water, waar het verdikt als ijsroom, die in Europa wordt verkocht voor twee tot twee en een half Holl centen per ounce, of ongeveer een dubbeltje per kilogram. Een zeker soort van banaan bleek vijf en twintig maal meer voedsel op te leveren dan een akker van gelijke oppervlakte met tarwe bebouwd, en door het aankweeken van velerlei vruchtsoorten, kan men het geheele jaar door oogsten in deze landen waar nooit de koude winter heerscht. De suikercultuur, vroeger door groote plantagebezitters op eigen grond gedreven, later volgens het ‘métayer-systeem’ door pachters uitgeoefend, maakt meer plaats voor het ‘cane farming’. De fabricage van suiker wordt gescheiden van den rietaanplant, en kleine grondbezitters leveren hun riet aan de fabrikanten; een stelsel dat voordeelig gebleken is voor beide partijen, daar nu de planters belang hebben bij goed en zorgvuldig werken in de velden. Het oprichten van centraalfabrieken van Regeeringswege, waaraan een geheele streek al haar suikerriet op vooraf overeen te komen en billijke voorwaarden kan leveren, wordt steeds meer verdedigd en is slechts een quaestie van tijd. De Gouverneur kon dan ook met de hand op het hart in zijn Openingsrede van den Legislative Council, in April jongstleden verklaren, dat men verwachten kan, dat ‘largely from Imperial assistance, granted with a most generous hand, the island ere long will be happy and prosperous again (dat, dank zij de met zoo ruime hand verstrekte staatshulp, het eiland binnenkort weer gelukkig en welvarend zal zijn)!’.... De droeve historie van veroveringen, wreedheden en misdaden; de uitroeiing der Caraïben; de gruwelen der Boekaniers; de oorlogen der Europeesche Mogendheden, waardoor de slavernij wortel schoot, zullen aldus eerlang vergeten worden. De veelvuldige rampen, | |||||||||||||
[pagina 141]
| |||||||||||||
orkanen en epidemieën, zullen niet langer velen dwingen het eiland te verlaten om elders een bestaan te vinden. De vonk van ontevredenheid, die in veler boezem smeulde wegens verregaande verwaarloozing door het moederland, zal geen gevaar meer loopen in een helle vlam uit te slaan; en de door velen gewenschte annexatie door Noord-Amerika niet langer reden meer hebben van bestaan. Dank zij de bewijzen van deelneming en steun van het Engelsche volk, zal de donkere wolk die tot dusver hing over dit en de andere eilanden, voorbijdrijven en plaats maken voor helderen zonneschijn.... Deze gedachten welden op in mijn brein, toen wij met de stoomboot het geheele eiland omvoeren, en Antigua weldra aan den verren horizon zichtbaar werd. Chamberlain's belofte in het Engelsche Parlement 2 Augustus 1898 gedaan: ‘we will not let them rot!’ (we zullen ze niet laten verrotten) nadert haar vervulling! |
|