Naar de Antillen en Venezuela
(1904)–H.H. van Kol– Auteursrecht onbekend
[pagina 36]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
E. - Santa Lucia.To govern nations, Albion, was thy care,
To crush the mighty, and the weak not spare.
(Sherbrooke.)
[Uw eenige zorg, o Albion, was natiën te overheerschen
Den machtige te fnuiken en den zwakke niet te sparen.]
Om het bezit van weinig eilanden is zoo zwaar gestreden, als om dat van deze parel uit het snoer der Antillen, om Santa Lucia, dat ik 14 April betrad. Deze worsteling van meer dan twee eeuwen, tusschen de Engelschen en de Franschen, zou heel wat meer stof tot een epos geven, dan de strijd der Grieken en Trojanen om het bezit der schoone Helena. Als een staaltje dat grootendeels ook gelden kan voor vele andere eilanden, wil ik alleen de gevechten, in dien langdurigen strijd geleverd, kortweg opsommen.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 37]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 38]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Nà de capitulatie van Yorktown, het eenige eiland der Antillen dat den Engelschen overbleef, bezitten dezen thans het leeuwenaandeel dezer veel begeerde eilanden. Het is het noordelijkste en grootste der Windward-eilanden, 43 kilom. lang, 22 breed, met een oppervlakte van 238 v.k. mijlen d.i. 614 v.k. kilom.; van zuiver vulkanischen oorsprong, en uiterst bergachtig, bedekt met grillig gevormde heuvels met een wild en trotsch voorkomen. Sombere wouden en vruchtbare valleien, lachende vlakten en steile afgronden; een kustlijn vol baaien en inhammen, bezet met zwarte klippen en omringd van witte stranden, zetten aan het ongerepte schoon van dit schaars bewoonde eiland nog meer bekoorlijkheid bij. Tal van rivieren, die in den regentijd zwaar bandjiren en overstroomingen veroorzaken, vallen van de hooge bergen in zee. Aan warme bronnen is geen gebrek, en de krater van de Soufrière, 330 M. slechts boven den zeespiegel gelegen, onderscheidt zich van bijna alle andere vulkanen door de onderbroken werking zijner onderaardsche krachten. Aan de zuidzijde steken de beide PitonsGa naar voetnoot1) (rotskegels), steil uit zee oprijzende, hun waarschuwende vingers naar boven. Zij zijn 820 en 870 meter hoog; terwijl andere pitons tot 1004 M. en sommige mornes tot 1050 M. oprijzen. De gemiddelde temperatuur bedraagt er 78°, de regenval 73 inches = 1854 m.M. per jaar. Een groot gedeelte van het eiland is nog onbebouwd, en bedekt met oerwouden, waarin velerlei soorten van slangen huizen; de rivieren bevatten tal van goede vischsoorten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 39]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bij het binnenstoomen der diep ingesneden baai van Castries, waaraan de hoofdplaats van dien naam aan de Noord-Westkust van het eiland is gelegen, trof mij al dadelijk de donkerblauwe kleur van het zeewater, in dezen inham waar de grootste slagschepen veilig kunnen manoeuvreeren. Links van den ingang ligt het Pigeon-eiland, op een der toppen, waarvan Rodney in 1782 op het uitzeilen der Fransche vloot loerde, om een zeeslag te wagen die de suprematie van Engeland ter zee bevestigde, en zelfs over haar bestaan als Onafhankelijke Mogendheid besliste. Op een der hoogten van de Morne Fortunée ligt de ruïne eener forteres, op een plaats die getuige was van vreeselijke aanvallen en wanhopige verdediging. Kolensjouwers en -sjouwsters te Santa Lucia.
Op de toppen der heuvels liggen de kazernes, de hospitalen en de woning van den Gouverneur, terwijl op een aangevuld gedeelte der baai de haveninrichtingen, de kolendepots en de geheele stad wordt gevonden. Na een bezoek aan de fraaie R.-K. Kerk, den botanischen tuin en de bibliotheek, was het kolenladen door de Negers, mannen en vrouwen, een voor mij nieuw en merkwaardig schouwspel. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 40]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Met goed gevulde manden of zware brokken steenkool op het hoofd, holden zij van de dépôts langs steile planken naar den bovenrand van het kolenruim. Lachende, stoeiende en vechtende, kenmerkten vooral de gehuwde vrouwen zich door den razenden ijver, waarmede zij werkten om voedsel te verdienen voor haar ‘little ones’. Nu en dan kwam er een naar ons toegesneld om een fooi machtig te worden, wrat beloond werd met een hartelijk ‘God bless you!’ waarbij de schitterend witte tanden bloot kwamen, scherp afstekend tegen het zwarte gezicht. Doch zwaar, onmenschelijk zwaar is die arbeid, al wordt hij zoo goed beloond, dat zij van één dag zwoegen een week lang met haar gezin kunnen leven. Castries telt 12,000 inwoners, en is een kolenstation van de Engelsche Marine; het bezit een sterk garnizoen. Als havenplaats neemt het voortdurend in omvang toe, en jaarlijks komen er ± 670 stoomschepen met een tonnenmaat van bijna één millioen binnen. Men ziet er kans 140 ton steenkool per uur aan een boot af te leveren, al geschiedt alles met handenarbeid. De bevolking van het eiland bestaat nagenoeg geheel uit Negers, en bedraagt thans ongeveer 50,000 inwoners, waarvan slechts een paar honderd blanken. Terwijl het cijfer der totale bevolking steeg in de jaren 1810, 1860 en 1891 van 17,500 tot 26,700 en 49,900, nam dat der zwarten en kleurlingen toe van 16,300 tot 25,780 en 49,100; en dat der blanken af van 1200 tot 920 en 800. Er zijn 110 vrouwen tegenover 100 mannen; meer dan 55 pCt. der kinderen zijn onwettig; en per vierk. kilom. telt men 81 menschen, waarvan 82 pCt. tot de Roomsch-Katholieke Kerk behooren, en 12 pCt. tot de Anglikaansche. Ook hier weer klachten over ‘the laziness of the darkies’ (de luiheid van de zwartjes). De zwartjes wallen alleen werken als zij daartoe lust gevoelen, zijn nooit goed wakker behalve wanneer zij eten. Het zijn ‘mechanical tools’ (onbezielde werktuigen), doch niet zoo goed te hanteeren als gereedschappen eigenlijk moesten zijn, ‘ofschoon men hun 12 cents per uur betaalt’, waarvan echter nog boeten worden ingehouden. De politieke constitutie is die van een ‘Crown-Colony’, dat wil zeggen dat de Kroon de geheele wetgeving in handen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 41]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
heeft, en het bestuur wordt gevoerd door ambtenaren onder de contrôle der Imperiale Regeering. Santa Lucia vormt met St.-Vincent en Grenada een federatie, waarvan de Gouverneur te Grenada woont. Een ‘Administrator’ staat hier aan het hoofd der zaken, en wordt daarin bijgestaan door de adviezen van twee ‘Councils’, de ‘Executive’ en de ‘Legislative’. De eerste of Uitvoerende Raad bestaat uit den Administrateur, den kolonialen Secretaris, den Commandant der troepen, den Procureur-Generaal en den Tresorier. De Wetgevende Raad wordt gevormd door den Administrateur, die als Voorzitter een beslissende stem heeft, en als Lid bovendien een gewone stem kan uitbrengen; uit den Secretaris en 12 Leden door den Souverein benoemd (voor de helft uit ambtenaren), terwijl verschillende autoriteiten ‘ex-officio’ daarin zitting hebben. Verder wordt de Regeering bijgestaan in de inwendige administratie door een ‘Town Board’ (gemeenteraad) te Castries, een ‘Improvement Committee’ te Soufrière, en een ‘Warden’ (bestuurder) onder de contrôle van den Gouverneur in de andere acht steden en dorpen. Verder heeft men nog drie ‘Boards’ - een voor elke parochie - met een Administratie der wegen, een Gezondheidsraad en een Quarantaine-autoriteit. Verkiezing wordt alleen voor de Gemeenteraden toegepast, waarbij het census-stelsel wordt gevolgd; in het algemeen is de onverschilligheid bij de verkiezingen op de Engelsche eilanden zeer groot. Er zijn 248 kiezers in het geheel. De inkomsten bedroegen in 1900 in het geheel 72,107 £, waarvan 53,037 £ of bijna ¾ van invoerrechten of accijnzen. De uitgaven stegen in datzelfde jaar tot 64,749 £, waarvan 13,219 £ diende tot betaling der rente van de koloniale schuld. De totale waarde van den invoer steeg tot 403,598 £ en die van den uitvoer tot 229,436 £, waarvan steenkool 54 pCt., suiker 23 pCt. en cacao 16 pCt. vertegenwoordigde. Drie hospitalen, een yawsgesticht en een armen-asyl worden er gevonden, die samen een uitgaaf van 5,834 £ eischten. Santa Lucia heeft op het oogenblik 44 lagere scholen, die | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 42]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
gemiddeld door 50 pCt. van de 7,256 ingeschreven schoolkinderen worden bezocht; de uitgaven bedragen f 37,680. Behalve het godsdienstig en gewoon onderwijs wordt er ook practische landbouwkunde geleerd. Gouvernementsscholen bestaan er niet, doch men kent aan deze particuliere scholen 1 £ per jaar toe voor elken leerling die de school bezoekt, en 1 s. 6 d. als de onderwijzer gratis leermiddelen verschaft. Door al die oorlogen bleef Santa Lucia onbebouwd tot in het midden der XVIIde eeuw, toen werd eenige gember en tabak aangeplant, die in het begin der XVIIIde eeuw door cacao en koffie werden vervangen. Doch in 1756 begonnen Fransche planters er katoenplantages aan te leggen, die langzamerhand door talrijke suikerplantages werden gevolgd, ofschoon nog altijd een groot deel van de woeste gronden overbleven. Thans zijn suiker, melasse, rum, cacao, vruchten, groenten en brandhout de voornaamste voortbrengselen van het eiland. De cultuur van koffie, specerijen en katoen, lange jaren verwaarloosd, begint nu weer te herleven. In 1745 werden de eerste gronden in concessie gegeven, doch nog heden zijn er 38,000 acres Crownlands, ongeveer ¼ van het eiland, beschikbaar. Vele dezer domeingronden zijn afkomstig van de - na den orkaan van 1780 - verlaten plantages, die door het Gouvernement werden in beslag genomen, wanneer zij gedurende een bepaald aantal jaren onbebouwd bleven. Voortdurend werden daarvan perceelen van 5-100 acres tegen den lagen prijs van f 30 per hectare aan kleine landbouwers verkocht. Om de reeds medegedeelde redenen wordt de katoenteelt er krachtig aangemoedigd vanwege het Gouvernement. De katoen wordt verkregen uit de zaadharen van verschillende soorten van het geslacht gossypium, familie der Malvaceeën; boomen, heesters of struiken; op Santa Lucia waren het struiken die ik zag. Oorspronkelijk inheemsch op de meeste West-Indische eilanden, werd de katoencultuur ruim 30 jaren geleden verlaten voor den meer winstgevenden aanplant van suikerriet. Thans komt men daarop weer terug; en vooral nu de zaden die men vroeger verbrandde, of wegwierp in de rivieren, een waarde van ± f 30 per ton vertegenwoordigen, is de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 43]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
kans van slagen groot. Daar men uit die zaden olie perst, dan wel ze tot veevoeder verwerkt of het residu als meststof gebruikt, is de opbrengst dezer vroeger waardelooze producten groot genoeg om de katoenteelt loonend, en zelfs het ontstaan eener katoen-industrie mogelijk te maken. Zoowel op Montserrat als op Antigua en Santa Lucia, wordt daarmede thans een ernstige proef genomen. Er zijn op Santa Lucia reeds 100 acres met katoen beplant, waartoe men de beste zaadsoorten uitkoos. Zoodra de grond voldoende vochtig is, wordt met den aanplant begonnen, de grond goed met vorken bewerkt, en worden voor betere draineering bedden aangelegd, waarop men, in gaten op vier voet afstands gegraven, nooit meer dan zes pitten in één gat legt, en nooit meer dan twee tot drie plantjes laat doorgroeien. Van de beide hoofdsoorten, de ‘long stapled’ en de ‘short stapled’ (lang- en kortvezelige), is de eerste wegens meerdere lengte der vezels de duurste, en juist afkomstig van de Antillen. De katoenplant groeit op alle soorten van grond, doch het best op leemhoudenden bodem; en Noord-Amerika, dat thans 20,000,000 acres daarmede beplantte, die jaarlijks 10,000,000 balen katoen opleveren, en deze steeds meer in eigen fabrieken wil verwerken, zal eenmaal op dit gebied ernstige concurrentie hebben te vreezen. Van de drie grondstoffen bij de textiel-industrie in gebruik, het vlas, de wol en het katoen, treedt de laatste steeds meer op den voorgrond. Het jaarlijksch verbruik steeg van 4,500,000 balen à 500 in 1860 tot 12,500,000 balen in 1902, waarvan Noord-Amerika alleen 85 pCt. leverde. In aanmerking genomen dat nauwelijks 1/3 van het menschdom zich volledig kleedt, ½ gedeeltelijk en 1/6 nog naakt loopt, is bij de steeds toenemende behoefte aan kleeding in de eerste jaren nog wel op een toename van het katoenverbruik te rekenen. Voor geen gering deel zal daarvan de toekomst van Santa Lucia afhankelijk zijn, ofschoon dank zij de doorgraving van het Panama-kanaal, dit versterkte kolenstation hier, zoowel in tijd van vrede als van oorlog, op een sterke toename van handel en scheepvaart kan rekenen.Nog lang na ons vertrek bleven de spitse toppen der naastelkander gelegen Pitons in het zicht, waarvan de legende het | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 44]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
volgende verhaalt. Vroeger en wellicht nog, waren deze uiterst moeilijk te beklimmen bergen het domein der alom gevreesde ‘fer de lance’. Dit is de naam van een roodachtig gekleurde slang, vier voet lang en zoo dik als een kindervuist, met een forschen brutalen kop, en van achter uitloopende in een soort rattestaart. Vrees kent zij niet, vluchten doet zij niet; doch terwijl zij zich 's nachts bij voorkeur beweegt over veel begane paden of wegen dan wel in de huizen en op de erven, dwingt zij een ieder haar uit den weg te gaan, want als gij op haar trapt ‘you will never do it again’ (dan doet ge het nooit voor den tweeden keer). Jaren geleden nu lag een Engelsch oorlogsschip aan den voet dezer Pitons, en wilden vier matrozen den kleinste der twee beklimmen; door een telescoop keek men die waaghalzen vol belangstelling na, terwijl zij met moeite naar boven klauterden. Halfweg gekomen viel een hunner eensklaps naar beneden, doch de drie anderen klommen door. Een paar honderd voet hooger stortte de tweede in den afgrond; nog wat verder de derde; de laatste was bijna aan den top, zwaaide een oogenblik triomfantelijk met een vlaggetje, toen men ook hem zag verdwijnen. Nooit heeft het bericht van wat hun was overkomen hun schip bereikt; nooit heeft men hun lijken teruggevonden. Zij vielen als slachtoffers van de ‘fer de lance’, de meest gevaarlijke slang der wereld, die hen strafte als indringers ‘in regions where they had no business’ (in streken waar zij niets te maken hadden), in haar domein.... |
|