nu komt hij aan het bilzenkruid; hij trekt stevig; dus.. nu moet hij verdwijnen!
Maar nee, oude Frederik rookte volkomen zichtbaar door en bleef zichtbaar.
Nu - geen nood! Onzichtbaar moest hij worden, nu of straks! Maar helaas, 't zou zoover niet komen! Frederik begon gedurig te puffen, hij snoof in den rook rond, en opeens, daar greep hij over de tafel heen, pakte mij met de eene hand bij den kraag van mijn jas, trok mij naar zich toe, greep mij met de andere hand bij mijn oor, en snauwde mij toe:
‘Drommelsche apekop, wat heb je mij in mijn pijp gestopt, zeg, leelijke kleine aap?’
Eindelijk kwam het hooge woord er uit: ‘Bilzenkruid!’
‘Bilzenkruid? Wat? Zeg liever duivelskruid! Wou je mij met dat tuig vergeven?’
Nu moest ik, door den nood gedrongen, wel een verklaring van mijn aanslag geven, en het ongeluk wilde, dat juist op dat oogenblik mijn vader binnenkwam. Hij vroeg wat er gaande was; en daar ik in 't volle bewustzijn mijner schuld zweeg, vertelde Frederik de zaak op zijn manier en voegde er nog bij:
‘Neem me niet kwalijk, Meneer de Burgemeester, maar Mijnheer Herse brengt de jongens allerlei dwaasheden in 't hoofd. August heeft gisteren zijn heele nieuwe broek met vitrioololie ingesmeerd, omdat hij eens wou zien hoe mooi en snel het laken daarmee uitvrat; Ernst haalt al mijn gereedschappen uit de houtschuur weg om een nieuw soort muizenvallen te fabriceeren, en deze kleine apekop hier laat me waarachtig duivelskruid rooken! Niets dan schelmstukken leeren ze bij Meneer Herse!’ Mijn vader bezwoer den rechtmatigen toorn van den ouden Free, door hem een pond beste tabak cadeau te doen. Naar de manier, waarop Oom Herse ons in de taalgeheimenissen inwijdde, werd echter een nader onderzoek ingesteld, met dit gevolg, dat wij voor de taal een anderen leermeester kregen en nooit van ons leven te weten kwamen hoe het verder afliep met den bilzenkruid-rookenden Waldmann.