Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nellie's groote vertelselboek. Sprookjes en vertellingen van Mevrouw van Kol (1931)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nellie's groote vertelselboek. Sprookjes en vertellingen van Mevrouw van Kol
Afbeelding van Nellie's groote vertelselboek. Sprookjes en vertellingen van Mevrouw van KolToon afbeelding van titelpagina van Nellie's groote vertelselboek. Sprookjes en vertellingen van Mevrouw van Kol

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (7.05 MB)

Scans (247.98 MB)

ebook (9.14 MB)

XML (0.68 MB)

tekstbestand






Editeur

Nynke van Hichtum

Illustrator

Tjeerd Bottema



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

sprookje(s)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nellie's groote vertelselboek. Sprookjes en vertellingen van Mevrouw van Kol

(1931)–Nellie van Kol–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 87]
[p. 87]

De babbelachtige schildpad
een Indisch sprookje

ER waren eens een koning en een schildpad, die allebei veel te veel babbelden.

De koning heette Brahma-Datta. Hij woonde in een mooi paleis te Benares, en regeerde over millioenen menschen.

Maar hoe rijk en groot hij ook was, toch eerbiedigde 't volk hem niet; en wanneer hij door de straten reed in zijn wit-en-gouden koets met loopers er voor en er achter, dan waren de bedelaars gewoon te zeggen: ‘Daar gaat er een, die zijn mond niet houden kan! Hij babbelt, en babbelt, en niemand anders heeft gelegenheid om een woord te spreken, als hij aan den gang is. Hij zegt in één dag meer dwaasheden, dan Harizarman in heel zijn leven deed. Vertel nooit je geheimen aan Brahma-Datta, want dan blijven het geen geheimen!’

Harizarman, de koninklijke minister, was er aan gewend, de meening van 't volk over den koning te hooren, en dit griefde hem erg.

Maar hij wist niets om 's konings babbelzucht te genezen, en hoe meer hij er over dacht, des te moeilijker scheen 't hem toe.

De schildpad woonde in een vijver in den tuin van den koning, en ze hield nòg meer van babbelen, dan Brahma-datta zelf.

Ze praatte den heelen dag met de papegaaien, en met de apen, en met de visschen, en met de kolibrietjes, totdat ze moe waren van 't luisteren naar haar stem.

‘Die sticht wat een kwaad!’ riepen de visschen elkaar toe, als ze onder het zand verborgen lagen. ‘Ze vertelt aan de kraanvogels

[pagina 88]
[p. 88]

waar onze schuilplaatsen zijn, en die halen ons er uit en eten ons op. En ze heeft aan Hirman, den papegaaien-koning, verteld wat de apen van zijn staart gezegd hadden, en daardoor veroorzaakte ze een twist tusschen de apen en de papegaaien, die niet meer bijgelegd kan worden.’

‘'t Is een afschuwelijke babbelkous, nòg erger dan Brahma-Datta!’ zeiden de kolibrietjes ‘Laten we maar hopen dat iemand haar te logeeren zal vragen, zoolang de koning met zijn hofstoet naar zijn zomerpaleis gaat.’

Maar toen de warme dagen kwamen, en de koning naar zijn zomerpaleis ging op de hellingen van den Himalaya, werd de schildpad in den vijver achtergelaten. Harizarman was óók in 't paleis achtergebleven, om nog wat werk af te maken voordat hij weer den koning volgde; en op een morgen, toen hij dicht bij den vijver wandelde, zag hij twee wilde eenden, die op den grond waren neergestreken, dicht bij de plaats waar de schildpad zich in de zon lag te koesteren.

‘Waar gaan jullie naar toe?’ vroeg de schildpad dadelijk.

‘We gaan naar een prachtige plaats in den Himalaya, waar we elk jaar een poos blijven. Ze heet ‘De Gouden Grot’ op ‘Den Schoonen Berg.’

‘Dat klinkt heel mooi,’ zei de schildpad. ‘Toe, vertel eens, hebben jullie daar een vijver?’

‘Nee. Maar er zijn daar meren en rivieren, die veel beter zijn. Ga met ons mee, dan kun je 't zien.’

Nu verveelde het de schildpad, altijd in den vijver te zitten; en sinds haar tong haar zooveel vijanden gemaakt had, was 't leven in den tuin van den koning heel onpleizierig voor haar geworden. Maar ze begreep niet hoe 't mogelijk was, dat zij naar ‘De Gouden Grot’ zou kunnen reizen met de wilde eenden.

‘Als ik vliegen kon, zou ik zeker met jullie meegaan,’ zei ze. ‘O, dat is niets, wij willen je wel meenemen!’ zeiden de eenden. ‘We houden dan de uiteinden van een stok in onze snavels, en jij houdt je er in 't midden met je bek aan vast. Als je maar niet loslaat, zal 't best gaan.’

[pagina 89]
[p. 89]


illustratie

[pagina 90]
[p. 90]

‘Dat kan ik makkelijk doen!’ riep de schildpad uit.

‘Nee, dat kan je niet!’ zei Harizarman bij zichzelf, terwijl hij dit alles van achter de boomen gadesloeg. ‘Want dat beteekent dat je je mond moet houden, en dàt kun je niet.’

Toen ging hij terug naar 't paleis en maakte zich gereed om den koning te volgen naar zijn zomerverblijf; en de wilde eenden vlogen de lucht in met de schildpad tusschen zich in.

‘Kom maar nooit terug, babbelzieke Schildpad!’ piepten de vischjes, haar naziende.

De schildpad had zoo graag willen zeggen: ‘Ik ben niet van plan dat te doen. Houden jullie je ellendigen vijver maar zelf!’ Maar ze beet flink op den stok en bedwong zich; want ze wilde niet pardoes weer in den vijver neervallen.

Verder en verder vlogen ze, over velden en dorpen en steden; en telkens als ze ophielden om te rusten, zeiden de wilde eenden dat ze haar mond moest houden, want anders zou ze dood vallen. Den volgenden dag, toen ze weer aan 't vliegen waren, riep een vrouw, die op 't veld werkte: ‘Kijk eens; twee wilde eenden, die een schildpad aan een stok met zich meesleepen!’

De schildpad werd zoo boos toen ze dit hoorde, dat ze op 't punt was te antwoorden: ‘Wat kan jou dat schelen?’ maar ze bedwong zich weer, hoewel ze in haar woede den stok half kapot beet.

Spoedig vlogen ze over 't paleis van koning Brahma-Datta, en in de stad beneden gooiden eenige jongens met stokken naar de wilde eenden.

‘Laat die vette oude schildpad toch vallen!’ riepen ze. ‘Dan zullen we er soep van koken.’

De schildpad kòn 't niet langer uithouden! ‘Soep!’ gilde ze, ‘ze zullen van jullie soep maken, apen van kinderen, die jullie bent!’ Dit was ze tenminste van plan te zeggen, maar toen ze haar bek opende om 't eerste woord te zeggen, liet ze den stok los, en viel: ‘bons!’ op 't plein van 't paleis, waar de koning met zijn hovelingen aan 't wandelen was. Harizarman en de anderen snelden toe om haar op te rapen; maar ze was morsdood.

[pagina 91]
[p. 91]

‘Welke les kun je hier nu uit putten, wijze Harizarman?’ vroeg Brahma-Datta. ‘Is die schildpad misschien uit den hemel komen vallen om ons te waarschuwen?’

‘Nee, ze werd door de lucht gedragen door twee wilde eenden. Met uw goedkeuring zal ik u haar geschiedenis vertellen,’ zei Harizarman, en hij vertelde den koning wat hij in den tuin van 't paleis had gehoord en gezien.

De koning luisterde stilzwijgend toe, en zei na een lange poos: ‘Dit ongeluk geschiedde dus alleen daardoor, dat ze haar mond niet kon houden?’ De minister boog, en de koning werd weer stil. ‘Het komt me voor, Harizarman,’ zei hij ten laatste, ‘dat ook ik soms wat te veel praat.’

De hovelingen zagen Harizarman aan; ze verwachtten van hem dat hij dit zou ontkennen en zeggen dat de koning nooit te veel kon praten, omdat de heele wereld 't heerlijk vond, naar hem te luisteren. Maar Harizarman ging rechtop staan en zag den koning vlak in de oogen.

‘Gelukkig het koninkrijk, welks koning zijn eigen fouten kent,’ zei hij rustig.

‘En gelukkig de koning, die zoo'n trouwen raadgever heeft als gij zijt!’ antwoordde Brahma-Datta. ‘We zullen een gouden schildpad in 't paleis laten zetten, om mij aan het lot van deze te herinneren.’

Nu werd er een gouden schildpad op een pilaar in de groote zaal gezet, en telkens als de koning daar naar keek, herinnerde hij zich, wat er gebeurde met de praatzieke schildpad.

Hij vroeg of Harizarman hem wou leeren, wijzer en minder babbelziek te worden, en langzamerhand leerde hij te zwijgen wanneer dit noodig was, en zijn onderdanen verachtten hem niet langer.

Naar het Engelsch, door LILI.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken