tegen de tafel op, rekt 't pikzwarte neusje tot dicht bij 't gewenschte lekkers, en kijkt ons toch zoo smeekend aan met haar groote oogen, 't kopje ietwat schuin! Dan heet 't: ‘O, jou stoute Gipsy, je mag niet bedelen!’ Maar Gipsy geeft al heel weinig om 't preekje, - omdat een goedhartige ziel haar 't verlangde hapje al toegestoken heeft!
Maar soms wordt ze àl te stout, en dan moet ze netjes in de keuken op haar beurt wachten: ‘Gauw Gip, ga naar Koosje, die zal je eten geven!’
Dat doet ze dan ook, want bepaald ongehoorzaam is ze niet; alleen houdt ze er vreemde theorieën op na; zoo zal ze, wanneer 't gezegd wordt, zoet naar haar mandje gaan, maar.... onmiddellijk weer terugkomen! Ze is er geweest, en dat is haar voldoende!
Wordt een van ons boos en zendt haar met een ernstig stemgeluid naar haar rustplaatsje in den hoek bij de kachel, dan rolt ze zich op tot een wit balletje, legt 't neusje tusschen de grappig stijf uitgestrekte pootjes en slaapt gauw in, onder voortdurend diep gezucht over haar harde lot.
Wanneer ik geen schriftelijk schoolwerk heb, en Gipsy heeft zich den geheelen dag onberispelijk gedragen, dan mag ze bij me op schoot komen. O, dat is een traktatie voor haar, zoo warm, gemakkelijk te liggen op m'n schoot, of met z'n beidjes (wanneer ik een goed dagje heb!) op de ruime kanapée, 't neusje diep in 't kussen geboord! Ook de kanapée heeft haar schaduwzijde: 't duurt namelijk heel lang, vóór we beiden gemakkelijk liggen. Nu eens neem ik volgens Gipsy's meening de beste plaats in, dan weer kriebelt Gipsy's adem of snoetje me zoo vreeselijk, dat 't een algemeene ‘verlegging’ tengevolge heeft!
Nu kinderen, weten jullie genoeg van Gipsy's ‘gewone’ leven, om tot de ‘gewichtige gebeurtenissen’ over te gaan!
In den laatsten tijd werd Gipsy met nog meer voorzichtigheid behandeld, kreeg ze nog meer lekkere hapjes, en mocht ook onder 't ‘schriftelijke’ werk op m'n schoot slapen - en dit alles, omdat Gipsy kleintjes zou krijgen!