| |
| |
| |
Hoofdstuk XIV.
De maskerade.
‘De koffer van Ange is er al,’ riep Willy tegen Loula, die met Eva boven op het portaal stond, ‘een reusachtige koffer.’
‘Daar zullen wat mooie kleedages inzitten, geloof dat maar.’
‘Ange geeft veel om kleeren, hè?’ vroeg Eva.
‘Alsjeblieft, maar ze is geen nuf, in 't minst niet, alleen een verwend kindje en toch doet ze zoo haar best om veel aan anderen te denken, maar.... je kent haar.’
‘Niet zoo goed als jij.’
Eva zag eigenlijk toch een klein beetje tegen Ange op, al hield ze veel van haar en ze zou de heele maskaradeweek veel prettiger gevonden hebben, wanneer Ange in Limburg was gebleven.
Maar toen ze 's avonds in de tuinkamer zaten, was Eva haar angst vergeten, Ange was zoo innemend en zoo kinderlijk opgewonden over de te wachten pret, dat ze ieder oogenblik Loula of Eva in de armen kneep.
Loula had met juffrouw Betsy verzonnen om een derde ledikant op haar slaapkamer te zetten.
‘Zie je, zoo is 't veel gezelliger, anders is 't zoo vervelend voor die eene, die op de logeerkamer slaapt en dan aldoor het lachen en praten van die twee hier hoort. Eva gaat in mijn bed en ik in die kleine kribbe.’
| |
| |
Toen vertelden Eva en zij alles aan Ange wat ze wisten van de maskerade en bij 't gaslicht bewonderden ze de beeldige japonnetjes die Ange zorgzaam op de logeerkamer bracht.
‘Hoor eens, 't is hier te nauw om ons te kleeden als we uitgaan, Ange krijgt de logeerkamer alleen.
Eva en ik hebben minder rompsplomp, wij zullen 't hier wel met elkaar spelen, hè Eef?’
Ange had in de vroegte haar koffer verder uitgepakt en bracht haar muziek naar beneden in de voorkamer, waar de piano stond.
Ineens bleef ze verschrikt staan, 't flauwe zonnetje dat even door een paar opstaande jalouzielatten scheen, verlichtte een schitterend mooi gekleede page.
‘Ange schrik je?’ vroeg Alex lachend.
‘Neen maar ik wist niet dat jij hier was en zoo....’ Vol bewondering keek ze naar het lichtblauwe satijn, naar de breede mouwen met doffen en naar de blauwe baret met een wuivende, witte struisveer.
‘Beeldig, hè, zoo prachtig.’
‘Mijn kleermaker is hier even geweest om te kijken of alles goed was, dus je bent tevreden over me?’
Hij zette haar zijn baret lachend op.
‘Kleurt mijn blauw nog al bij jouw japonnen?’ vroeg hij ondeugend.
‘Niet bij allemaal,’ plaagde ze terug.
Boven klonken stappen.
‘Ange,’ zeide hij haastig, ‘soupeer je morgen met me en Donderdag met de kermesse ook? Misschien vind je 't wat gek zoo twee avonden achter elkaar?’
‘Neen, niets gek, ik ken hier niemand, heel graag hoor!’ antwoordde ze en keek naar de deur.
‘Jongens, wat mooi, 't zit nu heelemaal goed,’ riep Loula, ‘Eva, kom Alex eens zien.’
‘Ik ben blij, dat jelui 't goed vinden, nu trek ik 't vlie- | |
| |
gensgauw uit, anders zijn de kanten plooisels al slap voor we op marsch gaan.’
‘'t Ontbijt is klaar, ventje, leg maar een goed laagje, 't is een vermoeiende dag voor jelui,’ zeide Willy, ik ga niet met vrinden uit, maar schaar me vandaag bij de dames; papa en ik zullen onze drie gratieën begeleiden.’
‘Wanneer komt 't hier langs?’ vroeg juffrouw Betsy, ‘ik zeg 't maar met het oog op 't een en ander, dat ik dan klaar zal zetten.’
Alex raadpleegde zijn feestwijzer ‘op zijn vroegst om vier uur.’
‘Goed,’ dan zal ik thee schenken, hè, Louk,’ en dan tegen Ange: ‘je hebt geen idée van zoo'n dag, je komt overal in huis, jelui gaan bij drie verschillende families kijken, waar de optocht langs komt, maak je niet te moe, en eet niet overal koekjes, of andere zoetigheden, zoodat er van middag geen eetlust is, want jelui moeten je goed voeden in zoo'n vermoeiende week.’
Alex ging zijn pagepak uittrekken en mijnheer Almerus keek de tafel rond met een lachend, vergenoegd gezicht.
‘Vandaag goed dicht bij me blijven, meisjes, we leven nu deze week in tijden, dat pages jonkvrouwen schaken!’ plaagde hij.
‘Maar na een week brengen ze ons weer terug,’ lachte Loula.
‘Alex heeft me voor Woensdag en Donderdagavond gevraagd,’ zeide Ange tegen Loula, toen ze na het ontbijt samen even door den tuin liepen.
‘O,’ antwoordde Loula, maar Ange in haar blijdschap, lette niet op dat korte antwoord.
Even trok er een wolk over Loula's vroolijk, levendig gezichtje. Haar vraagt hij twee avonden en Eva, die hier nu logeert om eens volop pret te hebben, voor geen een, dat is flauw, zie je, hij weet, dat Eva geen meisje is om mee te schitteren, enfin, ik kan er niets aan doen, wie weet of Eva en ik den heelen avond niet samen in een hoek zitten,
| |
| |
net als ik toen bij nicht Linsen in Limburg en Max komt alleen Donderdag.
Eva kwam den tuin binnenstormen met stralende oogen, ‘verbeeld je, ik liep door de gang, toen Alex met de Waal er aan kwam, je weet wel de Waal, zoo'n lange?’
‘Ja, ja, ga maar door!’ zeide Loula.
‘Nu, Alex hield me staande, stelde me voor, de Waal vroeg me voor morgen en Alex voor Vrijdag, dus voor twee avonden ben ik klaar,’ juichte ze.
‘Dol,’ riep Loula blij uit.
Ange en Eva keken elkaar aan, Loula had alleen de kermesse nog maar besproken.
‘Hiep, hiep, hoera, we zullen geen muurbloemen zijn, geen van drietjes, ik heb Donderdag mijn kermesse en 't andere zal wel losloopen,’ lachte ze.
De Dom speelde 't Io-vivat en uit alle huizen wapperden vlaggen en wimpels met de faculteitskleuren.
‘Van avond gaan we met papa en de heele familie Norman rondrijden in een groot rijtuig om de verlichtingen te zien, prettig hè,’ vertelde Willy.
‘Mijnheer de Bruyn gaat ook mee, hij ziet er wel niet veel van, maar iets toch altijd,’ viel Loula in.
‘Wat moet ik vandaag aan?’ vroeg Ange.
‘O, niet te mooi, we komen misschien in 't gedrang en dan zou het jammer zijn,’ meende Loula.
Om twee uur hing Willy tusschen Ange en Eva in, uit een raam.
Loula zat met andere meisjes voor een venster, een verdieping lager.
‘Waar zijn we nu eigenlijk?’ vroeg Ange lachend aan Eva, ‘bij mevrouw Martens?’
‘Neen, daar gaan we straks heen, hier, bij mijnheer de Klaure.
“O!”
“Gek hè, dat we nu bij wildvreemde menschen zijn, vind je niet?”
| |
| |
‘Ik hoor muziek, ja, hoor, en daar heb je al zoo'n gedrang, kijk eens naar beneden, ik zal jelui voorlezen, wat we 't eerst krijgen,’ zeide Willy goedig.
‘'t Hoeft niet, Wil, ik weet alles uit mijn hoofd, kijk maar liever,’ antwoordde Eva.
Beneden in de straat liep alles door elkaar, straatjongens, kinderen, groote families van buiten, dames, heeren, oud en jong, kleine schreeuwende kinderen, boeren en boerinnen met volgepakte spoormandjes, orgeldraaiers, hardloopers en jongens met aapjes.
‘Wat een herrie,’ zeide Ange.
‘Kijk, de agenten maken plaats, vooruit jongens!’ riep Willy.
‘Ik hoor 't Wilhelmus, de oude zetting.’
‘Neen, Eef, 't is een marsch.... O neen, je hebt gelijk.’
‘Daar zijn de rijders om ruim baan te maken,’ en Wil hing verder 't raam uit.
Ange gaf een gilletje, ‘griezelig die kleine kinderen in 't gedrang.’ Ineens ging de deur open en holde Loula binnen.
‘Je had beneden veel beter plaats, Louk,’ sprak Willy.
‘Ja, maar ik vind het veel gezelliger om bij jelui te kijken en hier is een mand met bloemen, met rozen, mevrouw vroeg of we die niet wilden strooien, ze houden hier stil, want hierover wordt hun eerewijn aangeboden; daar is de mand.’
‘Maar, Louk,’ vroeg Ange, ‘hoe moeten we die strooien?’
‘Nu, als je er een kennis bij ziet, gooi je ze hem voor zijn voeten, weet je wat, ik doe het andere raam open. daar is een balconnetje voor, dan zien we beter, zie zoo, Ange, jij op 't hoekje, dan Eef, Wil en ik.’
Zonder iets te zeggen, schoof Wil achter haar. ‘Jij moet zien ook, Louk,’ zeide hij bezorgd.
‘Laten we ieder wat rozen nemen,’ bedacht Eef en verdeelde ze.
‘Veel te mooi om te smijten!’ vond Wil.
‘Maar jongen, als ze galant zijn, rapen zij ze op.’
| |
| |
‘Daar heb je ze!’ riep Eva ademloos.
't Was een mooie stoet, beschenen door de zon, die de kleuren nog meer deed schitteren en de wapenrustingen der ridders te paard deed fonkelen.
‘Kijk, hij moet 't vizier oplichten om te drinken, wat klatert dat,’ zeide Willy.
‘Gooi je al?’ vroeg Ange gejaagd.
‘Neen,’ antwoordde Loula, ‘ik begin als Alex' groep komt, daar heb je ze.’
‘Kranig, hoor!’ verzekerde Willy, ‘en Louk, vind je niet dat Alex netjes loopt?’
‘Ja, keurig, 't staat hem nog al aardig.’
‘Ik wilde, dat hij eens naar boven keek,’ zuchtte Eva.
‘Hij weet dat we hier zouden komen, als hij 't niet doet, vind ik hem heel flauw, dan valt hij me erg tegen,’ bromde Wil.
Ange hield een takje met drie kleine rozen krampachtig vast, ‘wie van twee is Alex?’ vroeg ze eigenlijk, meer om maar iets te zeggen.
‘Aan onzen kant loopt hij, de langste, hè, ik meende dat hij even opkeek en jij, dacht je 't ook niet?’ Eef kneep Ange van agitatie in haar arm.
Ineens liet Ange het takje vallen.
De lange page bukte zich, raapte 't op, bracht het takje aan zijn lippen en groette met zijn baret zwierig naar boven.
‘O!’ zuchtte Ange.
‘Daar, de Waal,’ zeide Eva half luid, terwijl ze een roos naar beneden wierp en toen, ‘hij doet net als Alex tegen jou, Ange, dol hè?’
‘Net ridders uit de middeleeuwen, maar mijn rozen, ik heb ze nog allemaal.’ Loula schaterde het uit.
‘Nu Eef,’ zeide Loula, ‘er komen nog meer ridders, die werp ik ze toe.’
‘Ha, Alex steekt zijn rozen in zijn gordel, of hoe noem je dat ding, neen, hij bevestigt ze aan zijn degen,’ viel Willy in en dan fluisterend tegen Loula: ‘Denk je nog
| |
| |
wel eens aan - Goudblonde lokken, o lokken van rood, of liever omgekeerd!’
‘Malle jongen!’
‘'t Zal een gangetje gaan, let maar eens op.’
Loula keek naar Ange, ze zag er allerliefst uit, heel eenvoudig in een wit neteldoeksch japonnetje met lichtgroen lint en een zwart hoedje met een strik van 't zelfde groen.
Zou 't wezenlijk kunnen gebeuren, Ange en Alex.... Ange haar zuster, 't zou heel prettig zijn..... dan kwam Ange hier wonen, want Alex zou zich in Utrecht vestigen dat stond vast, Ange haar zuster, weer een zuster, een heele andere dan.... ze keek naar haar witte rozen, precies zulke als er bloeiden bij die twee graven vlak naast elkaar. 't Zou nu heel stil zijn op 't kerkhof, alle menschen waren hier bijeen, misschien bracht de wind wat van al die muziek en dat rumoer naar die stille plaats over, misschien ook niet.... een akelig, slikkerig gevoel kwam in in haar keel, neen, neen, flink zijn, hoe gek, hier ineens, te midden van al dat plezier en gejoel.
‘Wat valsch, dat orgel tegen die andere muziek in,’ en Ange hield haar handen voor haar ooren. ‘Och, Loukie, kijk eens, wat een zielig kind met een kiespijndoek om, ze kijkt naar boven, wacht,’ en Ange liet enkele rozen voor 't meisje vallen, dat aan den overkant stond van de betrekkelijk nauwe straat.
't Kind keek verlegen naar boven en durfte de rozen niet op te pakken.
‘Ja, ja,’ knikte Ange, toen grepen twee kleine, magere meisjeshanden de bloemen en knikte de moeder Ange vriendelijk toe.
Ze is toch zoo goedig, dacht Loula, en aldoor als ze haar aanzag, moest ze denken aan Alex en of 't wezenlijk gebeuren zou.
‘Kijk, dit is ook een aardige groep, hé! Jammer dat er telkens zulke tusschenpoozen zijn,’ dacht Willy hardop.
‘Nu ga ik eens kwistig zijn,’ kondigde Loula aan en schudde ineens al haar rozen over 't balcon uit.
| |
| |
Een straatjongen pakte er een en sloeg er een dienstmeisje mee in 't gezicht, maar een dikke page in rozerood satijn nam de overigen op, terwijl hij wel drie keer achter elkaar zijn baret in de richting van 't balcon zwaaide.
‘Wie is dat, ken je hem?’ vroeg Willy.
‘Wel neen.’
‘Maar Louk,’ lachte Eva, ‘weet je wie 't is?’
‘Neen, dat zeg ik juist, ik heb hem nooit eerder gezien.’
‘'t Is Louis de Mérivinne, een Fransche page, toe, wat staat er achter zijn naam,’ en Eva bladerde in den feestwijzer....
‘Nu?’ vroeg Wil gespannen.
‘De Bout-Jansen.’
‘Zoo'n monster, en dik als een padde, ik hoop, dat ik hem nooit spreek.’
‘Daar is wel kans op,’ plaagde Eva, ‘hij zal je herkennen.’
Even daarna waren ze op straat.
‘Zien we 't nu nog eens, mijnheer?’ vroeg Ange toen ze naast mijnheer Almerus voortstaapte.
‘O, zeker, Ange, nog wel een keer of drie, vier.’
‘Heerlijk!’
't Was een drukke, roezige dag en toen er tal van visites bij de Almerussen kwam, duwde Loula Betsy voor 't raam om uit te rusten, ‘ik zal nu wel thee schenken, kijk ook maar eens.
“Cor,” fluisterde ze Cor Norman in, “straks, als ze voorbij komen, gaan we uit Willy's slaapkamer kijken, dan zitten we ruim en prettig, hier, eet jij vast een gebakje.”
“Gezellig van avond in zoo'n groot rijtuig, jammer alleen, dat Willem niet kon overkomen.”
“Dat kan me nu geen zier schelen, dacht Loula, maar ze zeide het niet.
“Daar zijne ze,” riepen de meiden in de keuken en meteen nam Loula Cor bij den arm en draafde met haar naar boven.
| |
| |
“Wil je nu niet liever bij Ange en Eva staan?” vroeg Cor, “daar hoor je veel meer bij in je mooie, roze japon.”
“Och, wel neen.”
Cor kende haast niemand en Loula vertelde haar wie 't waren.
“Knap is Alex toch, je bent zeker erg trotsch op hem, hè?” zeide Cor toen de blauwe pages in het gezicht kwamen.
“Zeker,” antwoordde Loula.
“Och, zie je, ik zou Max ook zoo graag iets gunnen, om daar nu zoo bewonderd te worden in zoo'n mooi pak, maar je begrijpt 't zou niet kunnen, Max is zoo'n goede jongen, je weet niet half hoe best hij eigenlijk wel is, ik kan je alles zoo niet zeggen.”
“Neen, dat begrijp ik,” antwoordde Loula.
“Max rept zich erg met zijn studie.”
“Ja, dat doet hij.”
“Weet je waarom?”
“Nu?” Gemeen dat ik 't vraag, dacht Loula, want ik begrijp het best.
“Om gauw niet meer zooveel geld noodig te hebben.”
“Juist.”
“Kijk, Alex ziet naar boven, ze kijken allemaal zoo, nu Ange is ook een beeldig mooi meisje, ze is haast nog mooier geworden, en Eva ziet er ook zoo lief uit, al is 't mijn eigen zuster,” zeide ze eenvoudig.
“We zien 't nu zoo mooi aaneengesloten, straks zoo bij gedeelten.”
“Kijk, Louk, die dikke roze page groet je....” stootte Cor haar aan.
“Heb je van zijn leven,” lachte Loula en holde even daarna met Cor naar beneden, waar ze onthaald werd op een zee van plagerijen met haar dikken page.
Alex at met zijn vrienden.
“Hè, meisjes,” vroeg juffrouw Betsy als jelui nu eens even wat gingen liggen, Ange ziet er zoo moe uit, we hebben nu gegeten en 't rijtuig komt pas om half negen voor.”
| |
[pagina t.o. 234]
[p. t.o. 234] | |
O, Loukie! - Dat bracht Papa me daarnet.
| |
| |
“Ik ben wel wat moe, maar slapen kan ik niet,” zeide Ange.
Ze lagen nu alle drie op haar bed, de japonnen alleen uit.
Ange was dadelijk in rust, maar Eva en Loula konden niet in slaap komen.
“Weet je wat, ik sta weer op, ik verveel me hier,” zeide Loula na een half uur.’
‘Ik ook, laten we maar naar beneden gaan,’ stelde Eef voor.
‘Daar zijn we, onze prinses slaapt en nu komen Eva en ik eens gauw helpen afwaschen hoor, Bets, en wat hoor ik, dat je niet mee zoudt rijden?’
‘Hè, juffrouw, waarom niet?’ vroeg Eva.
‘Ik roep papa uit zijn middagdut wakker, als je niet mee gaat.’
‘Maar de meiden, en ze zijn zoo wild,’ stribbelde juffrouw Betsy tegen.
Eindelijk liet ze zich overhalen.
't Was een Jan-pleizier vol.
Mevrouw Norman, juffrouw en mijnheer de Bruijn zaten naast elkaar, daarover mijnheer Almerus met Cor en Max, Eva, Ange en Loula op een bank en Wil met de tweelingen in het kattebakje.
‘Als jelui te nauw zitten, moet Willy maar naar den koetsier verhuizen,’ zeide papa Almerus.
‘Neen, neen!’ riepen Bep en Saar om strijd, ‘we zitten heerlijk.’
Wil stak zijn armen door die der tweelingen en danste heen en weer.
De tweelingen waren uitgelaten, ze vonden alles prachtig, alles verrukkelijk en lachten om de flauwste grappen van Willy, die 't heerlijk vond om zoo toegejuicht te worden.
‘Niet al te geestig zijn, Wil,’ plaagde Loula hem.
‘Ik zit hier heerlijk als een stuk goud tusschen twee parels van 't zuiverste, klaarste soort,’ zeide hij opgewonden en boog naar beide zijden.
‘Wat is de Baan prachtig!’ riep Cor opgetogen.
| |
| |
‘Daar is de optocht,’ gilde Saar.
‘Met fakkels, o, en ze steken in dat huis Bengaalsch licht af, prachtig?’ juichte Bep.
De koetsier ging vlak bij een lantaarn staan.
‘Ze komen dicht langs ons.’
‘Als ze maar niet dronken zijn,’ dacht Willy hardop.
‘Een van de blauwe pages heeft een witten avondmantel om, maar Alex niet, hè, 't blauw is mooi, bij avond ook,’ vond Loula.
‘Wat prachtig goed is 't ook,’ zuchtte Cor, die 't eigenlijke zonde vond, ‘alles van het beste.’
‘Ik wilde, dat ik een lap van dat blauw had,’ wenschte Saar.
‘Om een kussen van te maken,’ legde Bep Willy uit. Alex stond vlak naast 't rijtuig.
‘Lexy!’ en Wil trok hem aan zijn mouw.
Lachend groette hij de tweelingen.
‘Dag, Alex,’ zeiden ze tegelijk en werden vuurrood van plezier.
‘Leuk van hem om ons niet te vergeten.’
‘Hij was niet dronken ook, hij was heusch goed bij zijn positieven,’ zeide Wil wijs, ‘als ik student ben zal ik na zoo'n diner flink boven mijn theewater zijn.’
‘Hè?’ vroeg Saar.
‘Dat is de uitdrukking er voor,’ legde hij uit.
‘Hoe toevallig, dat ze hier even stilhouden,’ dacht Bep nog hardop achteraan.
‘De Bout heeft een witten mantel om,’ fluisterde Eva Loula in, maar niet zoo zacht of Max hoorde het en zeide: ‘Zeg toch Jansen, zoo wordt hij genoemd, hij is een goede dikzak!’
‘Dat dacht ik wel,’ antwoordde Loula verstrooid en dan ineens levendig: ‘Tante Willemien!’
‘Wat?’ vroeg mijnheer Almerus.
‘Tante Willemien met een mevrouw, die pas in Heirum is komen wonen, maar ze ziet ons niet. Tante, tante!’
| |
| |
‘Hè, Louk,’ riep tante in 't voorbijgaan.
‘Mooi, hè?’
‘Ja, wij gaan nu naar huis, nog een heel toertje.’
Frits en Onno zwaaiden met hun hoeden, Professor keek verbaasd in 't rond en Broer gaapte van moeheid der ongewone drukte....................................
‘Hè,’ zeide Ange toen ze goed en wel in haar bed lag: ‘Ik had nooit gedacht, dat ik het zoo prettig zou vinden.’
‘Dat doet me pleizier,’ antwoordde Loula met een onderdrukten geeuw.... ‘en nu begint morgen de pret.’
‘Grappig, in dezelfde stad logeeren als waar je woont,’ zeide Eva nadenkend, ‘precies dezelfde geluiden als thuis hoor ik hier.’
‘Heel in de verte hoor ik nog muziek,’ zeide Ange droomerig.
‘Dat kan best, die jongens fuiven nog maar door,’ antwoordde Loula, blij, dat ze op den laten avond nog eens zoo'n jongensuitdrukking kon gebruiken.
Alles was nu in vollen gang.
's Morgens stond juffrouw Betsy met een blaadje waarop drie kopjes thee stonden voor Loula's bed.
‘Louk, was 't prettig gisteren, hier is thee, kindlief, roep straks de anderen maar,’ en ze verdween....
't Was nu Zaterdagmorgen, de laatste feestdag, en tot juffrouw Betsy's groote verbazing lagen ze alle drie met groote, open oogen haar thee af te wachten.
‘We worden maar verwend,’ lachte Eva.
‘Was jij wakker?’ vroeg Ange.
Loula schaterde 't uit, ‘ik al van af zeven uur en 't is toch erg laat geworden van nacht, wat hebben we ons goed slapende gehouden.... wat een comedie!’
‘Heerlijk was 't gisteren, zeide Eva.
Ange zeide niets en Loula: ‘taai, taai en nog een staai, ik vond het niet prettig gisteren, de minst aardige avond, zoo'n vervelende man als Bout Jansen, dat hij dik is, kan hij niet helpen, maar wie zegt nu.... ja, juffrouw
| |
| |
Almerus, ik merkte al op den maskeradedag dat U pleizier in me hadt, toen ik zoo'n rozenregen kreeg van U.’
‘'t Is je eigen schuld ook,’ vond Ange.
‘Nou ja, dat kan wel, maar ik zei, mijnheer de Bout....’
‘Jansen had je moeten zeggen,’ viel Eva in.
‘Ik zei, mijnheer de Bout, die rozen wilde ik kwijt zijn, maar dat geloofde hij niet. De kermesse.... toen heb ik pret gehad, neen maar. Zie je Max en ik, 't was gewoon dol. Precies kinderen, dan in een draaimolen, dan schieten en zoo'n schiettent, ik heb Max Wilhelm Tell genoemd, Max had ook zoo'n pret, heerlijke wafels, dan weet je wat je in je lijf krijgt, maar al dat rare gesmoezel aan zoo'n souper. Wij hebben met nog drie andere paren bouillon gehad en kalfsoesters en wafels toe.’
‘Ik vind die bals prettiger, dan gaat alles meer zooals 't hoort,’ kwam Ange tusschen in, ‘zoo ordelijk en ik vind die pakken zoo goed uitkomen in een danszaal.’
‘Dat hangt er van af, ik zag de Bout liever in een donker gedeelte van den tuin, dan zijn blauw-rood gezicht onder een gaskroon. Ange, kun je Tivoli nu niet uitteekenen, hè?’
‘Ja,’ terwijl ze haar hand uitstrekt naar haar horloge, ‘komt, dames.’
‘O, kinderen, ik ben zoo lui,’ en Loula zwaaide haar kousen als molentjes in de rondte, ‘o, hemel, neen dat paar is voor den avond, gauw wat anders krijgen.’
Eva zag Loula met stralende oogen aan. Wat is ze toch eenvoudig om nu meer plezier met Max, die niet eens gecostumeerd was, op die kermesse te hebben, veel meer van op die deftige bals. Ze brachten haar dag door, eigenlijk met niets doen, een beetje lezen, wat babbelen, een boodschap in de stad doen, een heel klein eindje wandelen, een visite bij mevrouw Norman maken en Willy plagen.
‘Kinderen, 't zal goed zijn als jelui weer wat te doen krijgen?’ zeide hij wijs en koos den gemakkelijksten stoel uit den tuin.
| |
| |
‘Van avond, als jelui de feesten begraven, zal ik hier thuis een jubellied aanheffen, 't is waar, als kinders niets te doen hebben, worden ze lastig, alleen over Ange heb ik niet te klagen.’
‘Hou je toch stil ventje,’ en Loula en Eva probeerden hem uit den gemakkelijken stoel te krijgen, wat ze toch niet konden.
Alex kwam thuis eten. Hij was stil en afgetrokken.
‘Ben je moe?’ vroeg Loula.
‘Moe, onzin, waar haal je 't vandaan,’ 't kwam er min of meer knorrig uit.
Loula antwoordde niet en probeerde zich onder tafel van Willy's been te bevrijden.
‘Morgen is 't Zondag.... een rustdag, als 't zulk mooi weer is ga ik met de Fietsclub uit, en Ange heeft haar wiel meegenomen, dus Ange.’
‘Als ik goed uitgerust ben, en jului niet te ver gaan.’
‘Niet zooveel voorwaarden, luie meid,’ plaagde Willy weer, waarop Alex hem minachtend aanzag en Loula weer een stoot onder tafel kreeg.
‘Lex is zoo kriebeloorig,’ fluisterde Willy Loula na 't eten in.
‘Hm, ja....’ Ze volgde Eva en Ange om zich ook te verkleeden ............................................................................................
De gaskroon in de groote zaal van Tivoli deed hare lichten schitteren over tal van ridders, graven, pages met hunne jonkvrouwen in de elegantste toiletten, die men zich maar bedenken kan. De dansmuziek speelde een meeslepende wals, er werd weinig gedanst.
Een drukkende hitte was binnen in de zaal en buiten was het maar een klein ietsje beter.
‘Benauwd, broeirig, net of er onweer komt.’
Langzaam bewogen zich de paren door den tuin, de meisjes lieten de japonnen hangen, de grond was immers zoo droog en 't was de laatste avond.
| |
| |
Loula liep met langzame passen naast de Vos, een langen stillen student. Hij klaagde over de warmte en vertelde haar, waar hij zijn vacantie zou doorbrengen, in Remouchamps, in de Ardennen.
‘Och, hoe aardig,’ antwoordde Loula verstrooid en keek naar een blauwen page, die zeer vertrouwelijk met een slank meisje een donker laantje inging, waar maar enkele lampions branden.
‘Is dat mijn broer?’
‘Ja, met juffrouw Durard.’ Hij lachte veelbeteekenend.
‘Ze is mijn logée.’
‘Ach, zoo, juist, och, hoe alleraardigst.’ 't Kwam er soezerig uit en Loula dacht in haar eigen: Wat loopen we te zaniken.
In de zaal zag ze Eva steeds dansen. Gek, maar ze kon haar gedachten maar niet bij 't gesprek houden en gaf aldoor vage, verstrooide antwoorden. Zou 't heusch gebeuren met Alex en Ange? Aan 't souper werd ze wat levendiger, maar toen papa haar met Eva naar 't rijtuig bracht, waar Ange al in zat en ze hard naar huis reden, luisterde ze als in een droom naar Eva's drukke verhalen van een vreeselijk coquet meisje, dat aan haar soupertafeltje gezeten had.
‘Neen maar!’ riep Eva uit.
‘Ik heb zoo'n slaap en ik ben dood moe,’ zeide Loula.
‘Ik ook,’ viel Ange in.
En toen ze thuis waren, holde Ange naar de logeerkamer.
‘Hè, hè,’ zuchtte Eva, ‘wat ben je stilletjes, en ik zou juist zoo'n zin hebben om nu eens lang na te praten, maar er is geen woord uit je te krijgen en Ange blijft een eeuw in haar kleedkamer.’
‘Loula, kom je me even aan mijn lijfje helpen?’ klonk Anges stem.
‘Ja.’
Verbaasd keek Loula haar aan, ze zat op 't logeerbed met haar bouquet in de hand, alles nog net zoo, als ze uit het rijtuig was gestapt.
| |
| |
‘Kind, wat heb je, je kunt 't wel zelf, 't lijf gaat van voren open.’
‘'t Is niet om het lijfje, ik wilde, ik wou.... je wat zeggen.’
‘Daar zal je 't hebben,’ dacht Loula.
‘Kom, Ange,’ begon ze aanmoedigend.
‘Van avond....’
‘Je hebt zeker een prettigen avond gehad?’
‘O.... Alex, zie je, hij is zoo lief.... Loula,’ terwijl ze opstond en haar armen om Loula's hals sloeg, ‘ik word je zuster.’
‘Heerlijk, gelukkig, ik ben blij, dat 't waar is.’
‘Hadt je er dan idée van?’
‘Zeker!’
‘O, zie je, ik zal zoo mijn best doen om hem waardig te zijn, want hij is zóó goed, jij weet het niet half.’
‘Dat zal wel,’ antwoordde Loula.
Maar Ange merkte 't antwoord niet eens op en vroeg: ‘Zeg me eerlijk, vind je me goed genoeg voor hem?’
‘Stellig,’ en Loula gaf haar een hartelijken zoen.
‘Nu ga ik gauw aan grootmama schrijven.’
‘Als je eerst ging slapen en morgenochtend schrijven, anders ben je morgen zoo moe,’ lachte Loula.
‘Goed,’ antwoordde ze gedwee en deed haar japon uit, die Loula opvouwde.
‘Ga nu mee.’
‘Ga jij nu maar vooruit, Louk, ik kom wel.’
‘Zeker bloemen voor hem drogen of zoo iets,’ dacht Loula en ging naar Eva, die er al in lag.
‘Nou dat heeft ook lang geduurd,’ bromde Eva.
‘Stil, ze vertelde me, dat Lex haar gevraagd heeft.’
‘Hè?’ Eva zat ineens met wijd opgengesperde oogen recht op in bed.
‘Ja,’ lachte Loula om haar verbaasd gezicht.
‘Als ik aan die rozen denk en aan meer kleinigheden, dat loopen door Tivoli.... en herinner je je dat avondje
| |
| |
nog, toen ze in den winter hier was en met Alex muziek maakte?’ Ze hield ineens op, over 't portaal klonken voetstappen en Ange kwam binnen. Ze zag Eva wat verlegen aan, die haar aan een slip van haar rok trok en plagend lachte. ‘Ange, ik weet 't al, en ik ben erg blij voor je.’ Ze omhelsde haar.
‘Waar heeft hij je gevraagd?’ vroeg Loula op een wenk van Eef, die nog al nieuwsgierig was en Loula ingefluisterd had: ‘vraag eens, waar?’
‘Van avond in Tivoli in dat laantje, je weet wel, waar 't zoo donker was.’
‘O, hoe grappig,’ lachte Eva en ze lachte nog in haar slaap.
Loula en Ange konden den slaap maar niet vatten. Ange van geluk en Loula.... ze dacht, hoe papa en Bets van Ange hielden, maar ze zou toch in Queens plaats komen, een klein beetje wel of niet.... Willy hield niet zooveel van haar, maar dat kon veranderen en hier kwamen ze wonen, 't zou gezellig zijn.... Ange.... mijn zuster, Alex' vrouw.... hoe wonderlijk toch, als ik niet op kostschool was geweest, had ik haar niet ontmoet en was er niets van dit alles gebeurd.... zoo soesde ze voort tot ze insliep.
Maandag-morgen bracht mijnheer Almerus Ange naar huis. 's Avonds zou Alex komen om kennis te maken met de familie Durard.
Eva bleef voor de gezelligheid bij Loula tot den receptiedag, die vertien dagen later plaats had.
Niemand, die de maskeradeweek had meegemaakt, was verbaasd over het engagement van juffrouw Durard met den blauwen page.
|
|