| |
| |
| |
Hoofdstuk XII.
De kookcursus.
De familie Durard zat aan het ontbijt, toen de post een brief voor Ange bracht.
‘Hè gelukkig!’ zuchtte ze.
‘Waarom?’ plaagde Mélie.
‘Wel, dan ben ik eens even niet meer het mikpunt van al jelui plagerijen, 't is heusch te erg, grootmama.’
Grootmama knikte haar toe.
‘O, 't is altijd zoo geweest en 't zal wel altijd zoo blijven ook, dat grootmoeders veel goediger voor haar kleinkinderen, dan voor haar kinders zijn, je petite Maman, 't is zoo,’ lachte Mia.
‘Mélie en ik werden, toen we zestien jaar waren, niet behandeld als volwassen meisjes.’
‘Jelui waart samen,’ verontschuldigde grootmama zich, ‘en dat maakt een zeer groot verschil.’
‘Ah, qui s'excuse, s'accuse,’ schaterde Eugène 't uit en tilde zijne moeder met stoel en al op.’
‘Laat toch, Eugène,’ riep de oude dame.
‘Toe kinders, weest nu stil, ik kan mijn brief haast niet lezen,’ knorde Ange.
‘Wel ja, nog mooier, we zouden zwijgen omdat de Bébée van de familie een briefje krijgt,’ zeide Mélie met een quasi boos gezicht, ‘ik zou me schamen als ik jou was, Ange.’
| |
| |
Maar Ange, geheel en al in haar brief verdiept, antwoordde niet, zag niet eens op.
Mia en Mélie gingen omwasschen.
‘Dat kleintje wordt heelemaal verkeerd opgevoed,’ en Mia trok de schouders bezwarend op.
‘'t Is ook ongelukkig, dat die roodvonk juist uitbrak op de kostschool, waarheen Ange zou gaan, je zult zien, met Nieuwjaar loopt ze hier nog even losbandig rond.’
‘En wat 't ergste is, ze wordt zoo lui,’ viel Eugène in.
‘En zóó dik,’ klonk Hubert's stem boven alles uit.
‘Niet waar,’ riep Ange ineens, ‘dat zou ik wel gemerkt hebben.’
‘O, ijdelheid, een aanval op haar zoo snel toegenomen omvangrijkheid, haalt haar uit haar allerboeiendste lectuur,’ plaagde Eugène en dan, terwijl hij vlak bij haar kwam en kleine wolkjes rook in haar gezicht blies: ‘Toe, Ange, zeg 't maar, is 't een huwelijksaanzoek en staat er ook in, dat hij een slank, rank meisje wil hebben, zeg 't mij maar?’
‘Eugène, laat dat gerook,’ knorde Mia.
Mélie begon om te wasschen en grootmama kreeg haar haakwerk.
‘'t Wordt eene sprei van duizend sterren, hè, mama?’ vroeg Eugène.
‘Neen vier-en-zestig, jongen.’
Hubert wees op Ange, die ingespannen met een ernstig gezicht zat le lezen.
‘Van wie, kind?’ vroeg grootmama zacht.
‘Van Loula.’
‘Och, en hoe gaat 't haar?’ vroeg de oude vrouw deelnemend.
‘O, ik heb nog niet zoo'n flinken, goeden brief van haar gehad.’
‘Hoe dan?’ zeide Mélie met een vragend gezicht.
‘Laat eens wat hooren?’ vroeg Mia.
Hubert en Eugène stonden op.
| |
| |
‘We mogen zeker niet blijven?’ vroeg Eugène met een zondaarsgezicht.
‘Ga maar gauw weg!’
Hij ging, maar Hubert bleef.
‘Mag ik, Ange?’ vroeg hij.
‘Zeker oom. Nu, ik zal hem jelui voorlezen, hoewel ik eigenlijk veel te edelmoedig ben, na al dat geplaag van jelui.’
‘Gloeiende kooltjes op ons hoofd, lees maar gauw,’ zeide Mélie.
‘Goed,’ en Ange begon te lezen met haar mooie, heldere stem,
Utrecht, 7 October 19..
Beste Ange.
't Is al lang geleden, dat ik je eens schreef, ik was toen pas in Heirum, dus zoowat twee maanden geleden. Nu haast ik me om je drie hartelijke brieven eens gauw te beantwoorden. Wat zal je wel van me gedacht hebben? Vergeef 't me maar? Heusch, 't was geen onhartelijkheid, maar Ange, ik heb zoo'n moeilijken tijd achter me.
Wanneer je hier waart, zou je alles zoo veranderd vinden, onze slaapkamer, die nu van mij alleen is, ons heele huis en ons leven er bij. We missen haar zoo. Ik moet je nu bekennen, dat ik schandelijk egoïst in mijn verdriet ben geweest, oom Wierdens heeft me dat eens onder het oog gebracht en daar zal ik hem altijd heel dankbaar voor blijven. Ik dacht, dat niemand er zoo'n verdriet over had als ik; over papa en de jongens dacht ik niet, ik leefde op mijn eigen houtje en verdiepte me in me zelf. Gelukkig is nu alles wat anders en leven we veel gezelliger, 't Was ook hard noodig, vooral voor Willy, die zoodra hij weer op school ging, andere vrinden kreeg als vroeger.
Papa merkte het niet, maar Bets en ik wel. We besloten er papa maar niet over te spreken en Alex vooreerst ook maar niet. Met veel moeite hebben
| |
| |
we hem weer in zijn vorig clubje gekregen. Hij is zoo'n goede jongen, maar doordat hij in 't huis ongezellig en treurig vond, zocht hij 't er buiten. Willy krijgt nog al een ruim weekgeld van papa en dat wisten die ondeugende apen. Stel je voor, dat ze 's avonds onder voorwendsel van bij elkaar hun schoolwerk voor 't gymnasium te maken, in een café zaten. Gelukkig kon Willy niet erg goed tegen benauwde zalen, zoodat hij er naar van werd, zoo kwamen we er achter. Dat leventje heeft toch nog een heele week geduurd. Wil werkte niet meer. Gelukkig is nu alles geleden, maar ik heb zoo'n gevoel, dat er erg de hand aan hem gehouden moet worden. Ik leer nu Latijn met hem mee, papa geeft er me les in. 't Wakkert hem aan en mij geeft 't wat te doen.
Toen ik pas uit Heirum was, heeft papa me eens bij zich geroepen om me te vragen of ik ook lessen in iets wilde nemen, toen wist ik zoo gauw niet, maar nu begin ik er toch eens over te denken; dat Latijn neemt weinig tijd en als ik er meer aan deed was ik Wil te gauw vooruit en dan zou zijne ambitie naar de maan zijn.
Eva Norman gaat weer naar school, zoodat ik vooral 's middags niets te doen heb. Ons huishouden is klein en ik ben toch pas zestien jaar, dus te jong om met papa mee visites te maken en met al die oudere menschen om te gaan.
Jij bent zoo wat in 't zelfde geval als ik, nu je niet naar die kostschool kunt gaan.
Verleden week ben ik met papa naar den Haag geweest. 't Was een nare gang, dat kun je wel begrijpen. Overal 't zelfde verhaal van de ziekte en alles. De nichten vroegen of ik dààr nu een poosje wilde komen en tante Ella vroeg 't zelfde. Ik dacht er niet over, in den trein zeide papa me, dat hij mij niet graag zou missen. Dat deed me goed.
| |
| |
We hebben ook nog eene visite op school gemaakt. Er waren veel nieuwe meisjes en de Engelsche kamer is nu door heele anderen bewoond. 't Was er toch wel gezellig vooral in onzen mazeltijd, herinner je je nog wel? Cross was allerhartelijkst. Verleden heeft ze bij ons koffie gedronken. Bets zat erg met haar in en deed niet anders dan aanmoedigende gebaren maken van een vleeschschoteltje naar Cross en omgekeerd. Ze deden niets dan tegen elkaar lachen.
De twee zusters Manders vroegen nog erg naar jou, en Annie en Goos waren allerhartelijkst.
En nu nog eens ten slotte een ernstig praatje over mij zelf. Ik hink op twee gedachten - de eene is middelbaar Engelsch-examen doen, de andere.... een kookcursus bijwonen die hier gegeven wordt, een cursus volgen in kunstgeschiedenis en een in Nederlandsche letterkunde. Alex beweert, dat mijn mond heelemaal naar het woord cursus staat, maar dat doet er niet toe. Papa en tante Willemien zijn meer voor het tweede plan. Maar ik kan nog maar niet besluiten. Met November beginnen die dingen en duren ieder drie maanden. Als jij hier woonde, en je deedt ze met me mee, zou ik er geen oogenblik over denken. Ook is 't voor mij noodig, wat handiger te worden, een beetje meer van alle markten thuis. Later zou ik toch geen les gaan geven en van letterkunde, van kunst en koken weet ik niets. Cor Norman gaat het laatste ook leeren. Eene juffrouw zal er ons les in geven. Papa vroeg mij jou die drie maanden te logeeren te vragen, maar je houdt niet van die soort dingen en je grootmama is er misschien niet voor. Ik zou het natuurlijk heerlijk vinden, dat begrijp je.
En nu geen woord meer.
Veel groeten van hier. Schrijf eens gauw, wat je zoudt doen als je mij waart en denk eens over die drie cursussen. Het modevak hoorde er nog bij, als
| |
| |
jij dit alles in Utrecht kunt leeren, ga ik later in jouw buurt in Luik of Aken japonnen leeren maken.
Groet je grootmama en de verdere familie, heel hartelijk
van je LOUK.
P.S. Schrijf me eens gauw je idée over mijne plannen.
‘Dat is een heel gelees,’ zeide Ange en viel met een zucht achterover in haar stoel.
‘Een flinke brief voor een meisje van zestien, dat is een dapper, klein ding, die Loula,’ vond oom Hubert.
‘Ja, dat is ze,’ viel Ange levendig in, ze heeft zoo iets, 't is een jongenswoord eigenlijk, maar 't drukt zoo veel uit.
‘Vooruit er dan mee,’ sprak Mélie.
‘Ze is zoo kranig, vindt u niet grootmama, waarom zegt u niets?’
Nadenkend keken de levendige oogjes van de spreister naar buiten en dan weer naar de ster.
‘Lieve kind, ik denk....’
‘Waarover, heeft u niet geluisterd naar mijn brief?’
‘Juist heel erg, ik denk er over.’
‘Ik kan me zoo begrijpen dat Loula Elze mist, 't was ook zoo'n dot,’ zeide Mia.
‘En die snoezige maniertjes,’ viel Mélie in, ‘zoo eenvoudig en mooi, George Linsen bemoeide zich den heelen avond met haar, inplaats van met een volwassen meisje; ze was toen nog maar een kind.’
‘Ja, Linsen vond haar een sympathiek kind, toch had ik meer pleizier in Loula.’
‘Hè, Hubert.’
‘Ja, nu ook weer, zoo flink, ze weet zoo, wat ze wil.’
‘Maar middelbaar Engelsch is geen kleinigheid en ze is pas zestien,’ vond Mélie.
‘Jawel, maar twee jaar om er over te leeren moet je
| |
| |
denken, toch zouden die andere lessen beter voor haar zijn en voor zeker iemand eveneens.’ Hij keek naar Ange, die onafgebroken grootmama aanstaarde.
Mélie en Mia waschten het ontbijtgoed af.
‘'t Zou niet kwaad wezen,’ fluisterde Mia haar zuster lachend in.
‘Ze zou leeren haar kleine, witte pootjes eens uit te steken,’ en dan hard op ‘Lieve Ange, zou je er ook eens overdenken om ons te helpen?’
Ange hoorde het niet, ze stond met haar arm om grootmama's hals en keek oom Hubert smeekend aan.
‘Ze schijnt er zin in te hebben,’ dacht Mélie hardop.
Ineens riep Ange uit: ‘Hoe heerlijk, hoe zalig, hoe dol, wat zal Louk 't prettig vinden.’
‘Wat, al een besluit genomen, gaat Ange naar Utrecht?’
‘Al die cursussen bijwonen, mama?’ riepen Mia en Mélie door elkaar.
Ange lachte triomfantelijk. ‘Ja, mijne tantes, grootmama en oom Hubert zijn menschen van de daad.’
‘En dat hebben jelui zoo maar stilletjes beklonken in dat uiterste hoekje van de kamer, zonder Mia en mij eerst te raadplegen, wel foei!’
Meer dansend dan loopend ging Ange naar boven en schreef een klein briefje aan Loula.
't Klooster, 8 October 19..
Liefste Louk, geen Engelsch examen, maar de drie cursussen met mij. Grootmama wil graag eerst mij drie maanden missen en dan met je papa ruilen en ons tweetjes de volgende drie maanden hier hebben voor.... opschik.... noem ik het, jij, 't modevak. Enfin, we bedoelen er hetzelfde mee. Dat gekook lijkt me allerdolst en jou? Hoe gauw kom ik nu al bij je, wat zullen we weer heerlijk over alles met elkaar praten.
| |
| |
Grootmama schrijft van avond aan je papa uitvoerig over alles en ik gauw ook meer.
Met een hartelijken idéezoen
altijd je zoo liefhebbende,
ANGELIQUE DURARD.
Tante Willemien dronk juist koffie bij de Almerussen, toen Loula met Ange's brief binnen kwam.
‘Zie zoo, papa en tante, de kogel is door de kerk.’
‘Hoe zoo, weet je nu bij welken dominee je op catechisatie zult gaan?’ vroeg juffrouw Betsy, die opkeek van haar koffiekan, waar ze druk mee in de weer was.
‘Maar, lieve engel, ik ga bij oom Wierdens, dat spreekt als een klok, neen, 't betreft nu een ander zaakje,’ en ze las Ange's brief voor.
‘Een idéezoen.... bespottelijk,’ lachte Willy.
Alex kneep hem in zijn oor. ‘Ondeugende rakker, geen aanmerkingen op de brieven, die je zuster krijgt.’
‘Wel, Loula, dat doet me pleizier!’ en mijnheer Almerus wreef zich in de handen,’ ze is een allerliefst huisgenootje, wat zegt u juffrouw?’
‘O, Ange is een snoesje, en zoo gemanierd.’
‘Ze is een knap meisje,’ vond Alex.
‘En ze heeft rood haar,’ viel Willy in, ‘dat is toch leelijk.’
‘Juist mooi,’ zeide Loula.
‘O, dan is 't zeker Engelsch,’ plaagde Willy, die in eene overmoedige bui was en alleronhebbelijkst alles naar zich toe haalde.
‘Tot hier toe en niet verder, je hebt nu een heel kringetje om je heen van de meest uitgezochte spijzen. Je bent voorzien, nu zullen we onze gast eens helpen, als je blieft, tante, bedient u zich.’
Willy zag Alex met een woedend gezicht aan voor zijne terechtwijzing.
| |
| |
‘Wel, kinderen, wat lijkt me dat nu een heerlijk geschikt plan,’ en tante Willemien keek tevreden rond.
‘Hoe zou je er over denken, Loula, als we er vandaag eens samen op uitgingen; naar mevrouw Wetzlar om te zeggen, dat jelui tweetjes graag meedoen, verder naar de dames Voorhoef, waar de letterkundige les plaats heeft en naar mevrouw Diggers voor de kunstgeschiedenis?’
‘Best, tante, heel goed,’ zeide Loula gelaten. ‘Visites is mijn fort niet, weet u.’
‘Ze kan zich wat aardig voor doen,’ vond juffrouw Betsy, ‘maar die koffie vandaag, die wil nu maar niet doorloopen.’
‘Dat heeft nu niets met Loula's voordoen te maken, wel, Bets?’ plaagde Alex, ‘maar 't is waar, een mensch zijne gedachten springen zoo dikwijls. Bets denkt ook heel vlug.’
‘Foei toch, een oud mensch zoo voor den gek te houden, schaam je Alexander,’ lachte juffrouw Betsy goedig.
Ze was dankbaar en blij, dat alles nu zoo goed met Loula geschikt was en keek met haar kleine, goedige oogjes de tafel rond....................................................................................
‘Ange, wil je trammen of loopen?’ vroeg Loula, nadat de eerste begroeting was afgeloopen, op een guren Octoberdag.
‘Loopen, Louk. Heerlijk, je weer te zien. Wanneer begint alles nu?’
‘Eén November.’
‘Dan heb ik nog een goede week om op mijn verhaal te komen.’
‘Ja, ze vinden het thuis zoo prettig, dat je komt.’
‘Dat is een pleizierig idée voor me.’
‘Zeker, dat zou ik ook heerlijk vinden als ik jou was. Maken ze 't thuis goed, pas op, een rijtuig Ange, straks, als we thuis zijn, zal ik je wel alles van de lessen zeggen, wie er mee doen en zoo.’
| |
| |
‘Goed, heel graag!’
Loula sprong van den hak op den tak en Ange zag haar vroolijk lachend aan.
‘Praat ik onzin, Ange? Dat doe ik nu van plezier, dat ik je zie.’
‘Neen, geen onzin, hoor Louk.’
Na de koffie nam Loula haar mee naar boven.
‘Hier slapen we samen, Ange, hier ik, daar jij,’ en ze wees op het ledikant, waarboven de ster van nieuwjaarskaartjes hing.
‘Och, Loukie, vindt je het heusch niet naar?’ vroeg Ange zacht.
‘Neen, wezenlijk niet, wie zou ik er liever in zien dan jou,’ antwoordde ze eenvoudig.
De week ging voorbij met toebereidselen voor de lessen en visites maken bij mevrouw Wetzlar, de dames Voorhoef en mevrouw Diggers.
‘Tusschen die cursussen in, zullen we nog eene zee van tijd hebben,’ meende Loula.
‘Dat zal niet mee vallen,’ dacht Ange, ‘we zullen toch aanteekeningen van alles moeten maken.’
‘Van 't gekook ook?’ viel Loula lachend in.
‘Waarom niet?’
‘Och, 't kan ook wel.’
Op een kouden, mistigen Maandag kwam Cor Norman Ange en Loula halen om naar mevrouw Wetzlar te gaan, in wier keuken de kooklessen gegeven zouden worden.
‘Hebben jelui wel een flink boezelaar bij je?’ vroeg Cor.
‘We zijn best ingespannen met een potlood en een schrift er bij, daar heeft juffrouw Bets voor gezorgd,’ antwoordde Ange.
‘We zijn met ons zessen, drie Wetzlars en wij.’
‘Aardige meisjes, die Wetzlars, ze waren uit, toen we er eene visite maakten en Loula kent ze ook niet?’ vroeg Ange.
‘Ik hoorde, dat ze heel aardig zijn,’ zeide Loula.
| |
| |
‘Niet erg, zoo lacherig,’ antwoordde Cor met een ontstemd gezicht, als ze er maar geen gekheid van maken.’ Cor hield van heel weinig menschen.
‘Neen, we moeten het heel ernstig opnemen,’ sprak Ange en gaf Loula een knipoogje.
In de groote keuken van mevrouw Wetzlar zat mevrouw met haar drie dochters Non, Nelly en Leida. Ze hadden hooge schorten aan met mouwen. Non was achttien, Nelly zeventien en Leida zestien.
Lachend schudden ze elkaar de hand. Ze hadden alle drie donkere oogen en lichtblond krulhaar en spraken met een licht Indisch accent.
‘De juffrouw is er nog niet, en de kachel brandt al zoo lekker, mama denkt, dat we zelf ook op het vuur moeten passen,’ zeide Leida, die de drukste was.
‘Ze moet ons maar gauw veel lekkere schoteltjes leeren bereiden,’ en Non knikte Ange lachend toe.
‘En de goedkoopste manier om de dingen lekker te maken,’ viel Cor Norman in.
Nelly keek alsof ze daar niets van hebben moest en Loula dacht, Cor's hoofd is weer vol van zuinigheidsmaatregelen, toen ging ze naast Cor staan en vergeleek haar horloge met dat van Cor.
‘Nu meisjes, eene prettige les!’ wenschte mevrouw Wetzlar ze toe, ‘er is gebeld, ik hoor de juffrouw komen en zal jelui gauw even voorstellen.’
Juffrouw Van Dal was eene groote, magere vrouw met zachte, bruine oogen.
‘Ze ziet er niet uit alsof ze veel gesnoept heeft van haar eigen klaarmaaksels,’ fluisterde Loula Nelly in, die met eene kleur als vuur haar neus begon te snuiten om een opkomende lachbui te smoren.
Na een kwartier waren ze alle zes bezig.
Cor en Non waren de handigste, dan Loula; Nelly had telkens lachbuien, maar Leida en Ange schenen er weinig pleizier in te hebben. Leida was zeldzaam onoplettend en
| |
| |
Ange was bang zich te branden, zóó bang, dat ze liever haar zakdoek of boezelaar aan eene verschroeiing waagde dan iets warms met hare vingers aan te pakken.
‘Nu?’ vroeg juffrouw Betsy toen de meisjes 's middags aan tafel kwamen.
‘Zeker geen honger?’ veronderstelde Alex.
‘Toe vertel nu?’ vleide Willy, ‘kom, 't zal wel heel mal zijn.’
‘Ik vond het heel prettig, hoewel we nu juist geen lekkernijen gemaakt hebben,’ zeide Loula.
‘En jij, Ange?’ vroeg mijnheer Almerus.
Ange schudde als een poedel met haar roode krullen en proestte 't uit. ‘Afschuwelijk, mijnheer, vreeselijk, van snoepen geen schijntje, heelemaal geen lekkere dingen en zoo vies.’
‘Wat was vies?’ vroeg Willy met groote belangstelling.
‘O, ik moest met een hard borsteltje eene pan schoon maken en die akelige, heete deksels, je brandt je al aan 't gewasem, die uit zoo'n pan opstijgt, neen, dat is iets, wat ik nu niet voor mijn pleizier doe en dan.... dat zou ik nog bijna vergeten, al die warme dampen; ik vind het benauwd zoo'n etenslucht, foei.’ Ze bekeek haar fijne, witte, mooi gevormde handjes en sloeg haar groote donkere oogen met quasie wanhoop op.
‘Litteekens uit den strijd?’ vroeg Alex medelijdend spottend.
‘O, ja, hier, en eene schram op mijn pink.’
‘Nu, Ange, je loopt geen gevaar om je slankheid te verliezen van 't snoepen, dat is een bezwaar minder,’ plaagde Loula haar en ging levendig voort, ‘ik vind het heel prettig, zie je, als dat water zoo gezellig borrelen gaat en die aardappels zoo zacht worden!’
‘O, Louk, hoe heerlijk, dat je er zoo'n pleizier in hebt,’ en juffrouw Betsy wreef zich in de handen.
Het bleek, dat ze voor de twee andere Cursussen flink wat te doen hadden, want er schoot weinig tijd voor iets anders over.
| |
| |
‘Dat valt me tegen,’ zeide Loula eens tegen haar vader.
‘Mij valt het mee,’ antwoordde hij lachend, ‘jelui zijn nog veel te jong om als dames thuis te zijn.’
‘Daar is wel iets van aan,’ bekende Loula eerlijk en ging naar de voorkamer, waar Ange piano speelde en Alex, vioolspel gegeleidde.
't Was tegenwoordig een gezellig leven bij de Almerussen. Nog heel dikwijls werd er over Queen gesproken, maar 't gaf geen drukkende stilte meer als haar naam genoemd werd.
‘Queenie zou ook zoo'n pleizier in de kooklessen gehad hebben,’ sprak papa eens half in gedachten en keek naar het groote meisjesportret, dat nu in de tuinkamer hing.
Willy had eene groote bewondering voor Loula opgevat, die altijd nog ijverig latijn met hem meeleerde. De jongen voelde hoe 't Loula was, die den eigenlijken stoot aan hun tegenwoordig leven had gegeven. Hij had dan ook nagenoeg geen geheimen voor haar en stelde een bijna blind vertrouwen in haar. Alles besprak hij met Louzilous zooals hij haar wel noemde.
‘'t Zal vreeselijk wezen, als jij nu met Ange mee gaat naar Limburg,’ zeide hij zuchtend op een kouden Decembermiddag.
‘O, 't kan best zijn, dat we van onze driemaandelijksche cursussen een halfjaarlijksche maken, dan ga ik pas in 't najaar naar haar toe.’
‘Dat zou nog eens een bof zijn.’
't Gebeurde ook. Na April zou Ange terug gaan en Loula alleen nog tot de groote vacantie wat lessen nemen.
Half September zou ze naar Limburg gaan. Zoo was het plan.
't Was een koude Januarimorgen, toen Ange met een zucht wakker werd.
‘Louk, er is geklopt,’ zeide ze half slaperig.
‘Nu al, wat is 't voor dag?’
‘Maandag.... kookdag en van middag Japansche kunst,’ kwam Ange Loula's geheugen te hulp.
| |
| |
‘Kind, laat je Japanners opvliegen in den vroegen morgen, ik heb weinig aanteekeningen gemaakt; eigenlijk weet ik er niets van en ik heb geen tijd meer om na te kijken, want dadelijk van de Wetzlars gaan we naar de geschiedenis.’
‘Ja, om twee uur is de kookpret uit en om drie uur begint 't andere.’
‘Hè, zoo'n Maandag!’
‘Geen zin in den dag, Louk?’
‘Geen zier, om die Japanners, weet je.’ Meteen sprong ze haar bed uit.
‘Louk, wat is 't water koud, hu, 't is bevroren.’
‘Hè, bar weer. Enfin, ik houd wel van zoo iets buitengewoons, zoo'n warmte dat alles er van onder den indruk is, dat je tot één uur in den nacht buiten zit, of zoo'n kou, dat 't heele huishouden er van op stelten staat; al die extra dingen vind ik nog al grappig....
Vanavond komt Eva Norman hier thee drinken, als ik mijnheer de Bruyn heb voorgelezen komt ze met me mee.’
‘Max ook?’
‘Ja.’
‘Jammer, dat Max geen muziek maakt.’
‘Och, ik ben ook niet muzikaal en,’ ineens hield ze op en maakte met buitengewonen ijver haar haar op.
‘Wat doet 't er toe of jij muzikaal bent of niet voor Max?’ vroeg Ange een klein beetje verbaasd.’
‘Och onzin! Ik zeide maar zoo wat, alles wat een mensch in den winter vóór achten zegt, is ontoerekenbaar.’
‘Dat neem ik aan, maar o, daar gaat mijn fluweelen strik van mijn rok, nu moet ik mijn ruit aan, en die ruit kleurt me zoo leelijk.’
‘Nuf.’
‘O, Louk, je zult zien, 't wordt een ongeluksdag, altijd als ik mijn ruit aan heb, gebeuren er vervelende dingen.’
‘Dat bijgeloof van jou, welk ontwikkeld, verstandig mensch gelooft in den tegenwoordigen tijd nu nog aan den invloed er van.’
| |
| |
‘Louk, schei uit, 't is nog vóór achten.... dus niet toerekenbaar,’ viel Ange lachend in en volgde Loula naar beneden.
Twee uur later waren ze in de keuken van mevrouw Wetzlar.
Ange en Cor stonden ieder voor een petroleumstel.
Ange voor eene pan met macaroni, Cor voor een visch schoteltje.
't Ging nooit zoo erg goed tusschen die twee en toevallig liet juffrouw Van Dal ze dikwijls bij elkaar bezig zijn.
Loula stond met de drie Wetzlars bij 't fornuis, ze bakten eene zandtaart.
‘Juffrouw moet er wezenlijk zooveel boter bij mijn visch?’ vroeg Cor.
‘Staat het in je recept, heb je het afgewogen?’ vroeg de juffrouw en kwam naast haar staan.
‘Ja juffrouw, ik heb 't uit Nelly's recept gezien, die laatste recepten moet ik nog overschrijven, wacht Ange, mag ik jouw schrift even zien?’
‘Zeker.’ Ange schoof 't haar toe, ‘'t zal zoowat op bladzijde tweehonderd staan,’ en Ange keek soezerig naar de beslagen ruiten.
‘Het is opmerkelijk hoe reeds die oudere volken, eeuwen geleden, die kunst kenden om, hè.... wat is dat?.... de Japanners, maar....’ Cor hield verbaasd op.
‘Och, 't zal 't verkeerde schrift zijn, kijk maar bij een ander in,’ antwoordde Ange onverschillig.
‘Hè Ange, hoe weinig belangstellend is dat nu van je!’ zeide juffrouw Van Dal geërgerd door Ange's luie, lustelooze houding.
‘'t Spijt me, ik zal er den volgenden keer om denken.’
Voor 't fornuis klonk een onbedaarlijk gelach, Loula en Nelly hadden hare monden vol deeg en Leida verkocht flauwe grappen over Japansche soep.
‘Dat snoepen van Loula en Nelly altijd!’ en Cor keek
| |
| |
knorrig naar Loula, die kauwend naast Ange kwam staan.
‘Daar heb je 't al, je jurk,’ fluisterde ze Ange met een vollend mond in, ‘die drommelsche ruit hè, Ange?’
Ange lachte en deed kwistig boter door haar macaroni.
‘Wat een boter, 't is zonde!’ viel Cor in.
‘Dat maakt 't smeeig,’ zeide Ange, ‘bij jou zou ik niet graag eten, dat zou met te zuinig zijn, hoor!’
Cor kreeg eene kleur. ‘Jij maakt het toch veel te vet en die citroen was voor ons samen, nu heb je al 't sap genomen, ik moet altijd met jou samen werken en jij weegt nooit.’
‘Ik zie die dingen wel op 't oog.’
‘Och, je bederft alles,’ klaagde Cor verdrietig.
‘Klets er wat water door, anders is 't heusch te zuur,’ fluisterde Loula Ange in.
‘'t Is toch al te laat,’ bromde Cor.
‘Wat is te laat?’ vroeg juffrouw Van Dal.
‘Ik heb een ongeluk gehad, een heele citroen in plaats van een halve door mijne pap gedaan.’
‘Hij wordt zoo griezelig bruin, bijna zwart,’ klonk 't voor 't fornuis.
‘Wacht, ik kom,’ zeide de juffrouw een beetje boos, ‘dat jij ook zoo bitter weinig ijverig bent, Ange, 't is heusch om mijn geduld te verliezen, kijk, je pan staat heelemaal scheef.’
Mevrouw Wetzlar, die juist binnen kwam en nog al pleizier in Ange had, woog nog wat macaroni af, proefde eens voor haar, klopte haar op haar schouder en zeide: ‘nu is 't niet zoo vreeselijk zuur, hoor, 't zal wel gaan.’
Ange lachte weer en snoof met een minachtend gebaar de vischlucht van Cor's schoteltje op.
‘Hoe nesterig kan jij toch doen,’ zeide Cor vinnig.
Ange haalde haar schouders op en hield haar oogen strak op de pruttelende massa vóór haar gericht.
Om half één aten de zes meisjes met mevrouw Wetzlar hun eigen gekookt eten op, gewoonlijk onder de vroolijkste gesprekken.
| |
| |
Nu was alles op tijd klaar, behalve Ange's schotel.
Toen de anderen zaten, kwam ze met eene kleur als vuur haar schoteltje binnen brengen en viel met een zucht naast Loula neer.
Iedereen roemde het vischschoteltje tot groote voldoening van Cor.
‘Al rook 't niet lekker, 't smaakt heerlijk,’ lachte Ange, maar Cor hield niet van grappen en nam aarzelend een klein hapje van de macaroni.
‘Dat is nu kleingeestig,’ fluisterde Loula Non in.
‘Ja,’ knikte Non en zeide een oogenblik later: ‘Heerlijk hoor, niets te zuur, lekker, Ange!’
‘Dankje,’ lachte Ange, maar toen ze met Loula naar de kunstles ging, zuchtte ze: ‘Zie je nu wel, Louk, dat 't een ongeluksdag is voor mij?’
‘Ja, maar de dag is nog niet voorbij, je weet niet, wat er nog gebeuren kan.’
‘Zeg, Loula?’
‘Wat?’ vroeg Loula terwijl ze hard op de bevroren straten stampte om warme voeten te krijgen.
‘Ik vind Cor zoo naar!’
‘Och, ik vroeger ook, maar nu niet meer.’
‘Zóó zuinig, bijna gierig en altijd aanmerkingen.’
‘Ze valt wel mee, ze is niet zoo kwaad, ze is de oudste thuis en voor haar mama allerliefst, zie je, buitengewoon. Och, aanmerkerig is ze wel een beetje en redderig ook. Vroeger kon ze tegen mij ook zoo drakig wezen, maar tegenwoordig, nu ze me meer schijnt te kennen, is ze veel beter tegen me. Voor Queen was ze altijd even lief; toen ik niet thuis was en Queen 't soms zoo eenzaam had, kwam Cor haar handwerkjes leeren met het grootste geduld.’
‘Hè, dat had ik niet gedacht. Ik ben toch zoo blij, dat de kookpret achter me is.’
Loula zag Ange aan en dacht: ‘Ze is eerzuchtig en nu hindert 't haar, dat ze de minste is, dat begrijp ik best. Ange, van avond muziek.’
| |
| |
De bruine oogen schitterden: ‘Ja, heerlijk.’
‘Alex vindt je pianospel zoo mooi!’
‘Wezenlijk, dat vind ik heerlijk en ik speel zoo graag met hem.’
‘Mijnheer de Bruyn komt ook en Bep en Saar ook.’
‘Hoe gezellig, maar daar zijn we er al weer.’
Nu was Loula ongelukkig en toen ze er na anderhalf uur uit kwamen, moest Ange haar opwekken.
‘Ik ben razend stom geweest,’ zuchtte Loula.
‘Nu, zoo erg vind ik 't niet.’
‘We lijken alle twee wel Maandaghouders op onze cursussen.’
Ange lachte.
Zoo gauw ze thuis waren, gingen ze zich haastig verkleeden.
‘Jou, leelijke, malle ruit,’ bromde Ange en kreeg uit haar kast eene zwart fluweelen japon.
‘Trek je die aan?’ vroeg Loula een beetje verbaasd.
‘Ja, muziek van avond.’
‘Juist.’ Loula kreeg een donkerblauw, serge japonnetje en onder het eten vertelde ze van hun ongeluksdag, tot groot pleizier van Willy.
‘Krijgen we van avond iets bijzonders, Louk?’ vroeg Willy.
‘Hoe zoo?’
‘Och, ik vraag 't maar met het oog op....’ en hij wees op een rijstschoteltje.
‘Zandgebakjes, die hebben Ange en ik gisteren gemaakt en die zijn prachtig uitgevallen.’
‘Ha, dan pas ik er voor!’
‘Dat hoef je niet zoo te verkondigen in 't openbaar, die etensplannen volvoert men gewoonlijk in stilte.’
Willy zag Alex donker aan: ‘Wat ben je weer vreeselijk meesterachtig, Lex.’
Loula wenkte hem en Willy zag Ange triomfantelijk aan alsof hij zeggen wilde: ik durf dien broer best an, hoor!
| |
| |
Ange keek hem voorbij.
Toen de meisjes boven waren, zeide mijnheer Almerus tegen juffrouw Betsy: ‘Juffrouw, u moest Loula eens aanraden zoo'n fluweelen pakje te nemen als Ange heeft, ik heb er wel een extraatje voor over, 't zal Loula ook wel goed staan.’
‘Best mijnheer, dan moest Loula er een in 't bruin nemen,’ antwoordde juffrouw Betsy ijverig.
‘Stel je voor, Loula hoeft geen voorbeeld aan Ange te nemen,’ viel Willy driftig in.
‘Maar Willy,’ en mijnheer Almerus keek hem wat verbaasd aan.
‘Loula is mooi genoeg, die hoeft er niets voor aan te trekken, Loula is duizendmaal mooier dan Ange.’
‘Wat weet jij van mooi of niet mooi, kleine aap, je komt pas kijken,’ zeide Alex hoog en kroop achter zijne krant.
Lachend ging Willy naar boven en riep Loula.
‘Louk, ga je mee latijniseeren?’
‘Best.’
Even daarna zaten ze op Willy's klein kamertje.
‘Louk, heb ik 't niet lekker voor je opgestookt?’
‘Heerlijk, maar laten we nu beginnen.’
Ze overhoorden elkaar de lessen, Loula was iets verder dan Willy, maar heel veel scheelde het toch niet.
Beneden stemde Alex zijne viool en hoorden de latinisten Ange zingen.
‘Die daar heeft 't te pakken,’ en Willy wees recht naar beneden.
Loula zag hem vragend aan. ‘Wat bedoel je daarmee, Wil?’
‘Nou, neem me niet kwalijk, maar dat is nog al duidelijk.’
‘Hoe zoo dan, ik begrijp niet, wat je meent.’
‘Nou de viool maakt verzen op de piano.’
‘De viool maakt....’ zeide Loula.
‘Ja, ja!’ viel Willy driftig in, ‘Alex maakt verzen op Ange.’
| |
| |
‘Och, kom, hoe weet jij dat?’
‘Ik heb er een gevonden, toen ik pennen op Alex' studeerkamer kwam halen.... een kladje, zie je.’
Loula lachte een beetje ongeloovig en dan ineens driftig: ‘en daar zou Ange me niets van zeggen?’
‘Misschien weet ze 't niet, maar ik heb er een gevonden en ieder couplet begon en eindigde met:
“Goudblonde lokken, o, lokken van goud,
Oogen zoo diep, zoo zwart en zoo stout....” en dan nog iets van de wenkbrauwen en dat de oogen peilloos waren, maar dat stond weer in een ander couplet.’
Loula lachte.
‘Zoo'n onzin, hè?’
‘Och, ik houd nu niet zoo erg van verzen over het geheel.’
‘Nou, ik dacht dat Alex veel knapper was, hoor, stoute oogen en dan die roodblonde lokken, de vent lijkt wel gek, ik zal het hem eens zeggen.’
‘Neen, je moet er maar niet over spreken en ga je nu naar beneden met me?’
‘Louk!’
‘Wat, Wil?’
‘Ik zou veel liever op jou een vers maken.’
‘Dan zou je niet veel verder komen dan: “zwartbruine haren, o haren van zwart.”
“En?” vroeg Wil uitdagend, “denk je dat ik daar niets op weet.... die niet te kammen, dat is mijn smart.”
Loula schaterde het uit, “nou, dan heeft Lex het er toch poëtischer afgebracht.”
“Zoo, latinisten!” klonk mijnheer de Bruyn's zware stem, ik ben maar vast vooruit gekomen, straks komt het jonge volk.’
‘Prettig, dat u er is,’ zeide Loula hartelijk, ‘wilt u eerst hier even naar papa's kamer gaan, dan komt u samen met de thee beneden.’
Juffrouw Betsy wreef met een wollen lap de trekpot wat op.
| |
| |
‘Waarom doet u dat?’ vroeg Loula.
‘Och, voor 't glimmen, maar weet je wat zoo gek is?’
‘Nu?’
‘We zien hier om zoo te zeggen nooit menschen.’
‘Neen, en wat zou dat?’
‘Als 't nu een enkel keertje voorvalt, dan ben ik zoo gejaagd, dat alles niet in orde is.’
‘Maar lieve engel van eene Bets, dat noem ik nu geen menschen zien, vier Normannen, die hier dag in dag uit komen en die halfblinde man.’
‘Ja, maar alles moet toch netjes in orde zijn, en die trekpot ziet zoo dof.’
‘Lieve Betsy, maak je niet te druk voor niemendal.’
‘Maar, Louk, hoe zullen we ze laten zitten, toe zeg jij dat nu eens.’
‘Best. Bij groepen, natuurlijk. De oude heeren bij 't haardje, dan kunnen ze heerlijk over Bismarck en den keizer praten, daar is mijnheer de Bruyn vol van en in zijn vuur sleept hij papa mee.’
‘En verder?’ vroeg juffrouw Betsy weer wat op haar gemak.
De muzikalen in de buurt van de piano. Naast mijnheer de Bruyn Alex, dan Ange en de tweelingen, of Wil tusschen de tweelingen in dat kan ook, Willy is dan de overgang tusschen de kunstmenschen en de kletsgroep, na Wil ik, Max, Eva en u.
‘Ja, ja, nu is 't goed. Hemel, daar zijn ze al.’
Loula en Ange gingen ze tegemoet.
En even daarna toen de visite zat, kwamen de heeren van boven.
‘Pas op, nog één trede,’ waarschuwde mijnheer Almerus zijn gast.
Eva vertelde Loula uitvoerig van school en wat Cor thuis van de kookcursus gezegd had.
‘O, Louk, Cor vindt jou handig, maar Ange niet,’ fluisterde ze.
| |
| |
‘Die heeft er ook geen pleizier in.’
‘Ja, dat dacht Cor al.’
Dankbaar knikte ze Max toe.
Met een kleur als vuur schonk juffrouw Betsy de thee in.
‘Zoo'n kring, hemeltje, wat een kring,’ zeide ze een paar maal achter elkaar, gelukkig kwam Max haar te hulp door de kopjes met veel drukte aan te geven, waardoor de aandacht van haar inschenkerij werd afgeleid.
‘Wat zijn jelui rumoerig!’ plaagde Loula de tweelingen.
‘O,’ klaagde Max, ‘er is geen huis met ze te houden.’
‘Verbeeld je, we scheiden uit met muziek,’ riep Saar juichend.
‘We hebben geen aanleg,’ jubelde Bep.
‘Kinderen, schamen jelui je toch,’ zeide Eva half geërgerd.
‘Dat is me nu toch een tijd verknoeien geweest van belang,’ plaagde Max.
‘Nu hooren jelui ook niet aan den muzikalen kant te zitten,’ lachte Loula.
‘Dan moeten we wat anders worden,’ zuchtte Bep met een gewichtig gezicht.
‘Ja, en 't gekste is,’ vervolgde Saar, ‘dat we niet eens makkelijk leeren en we moeten later ons eigen brood verdienen.’
‘Lach toch niet om ze, Louk,’ fluisterde Eva, ‘mama zit er zoo mee in, juffrouw Merckens heeft 't van morgen opgegeven om ze langer te leeren, 't is geen kleinigheid, één had mama vast gerekend, dat muziekonderwijzeres zou worden.’
‘Hum ja, maar ze doen zoo mal en bedrijvig, Eef!’
‘Ze zijn zoo goed en gewillig,’ en Max knikte de tweelingen goedhartig toe. ‘We zullen wel een betrekking of beroep voor jelui vinden.’
Bep en Saar schaterden het uit.
‘Apothekeres?’ vroeg Bep.
‘Nou.... daar moet je heel wat voor leeren, evenals voor 't onderwijs,’ zeide Eva.
| |
| |
‘O, neen, dan niet,’ riep Saar verschrikt.
‘Bloemiste of handwerkenexamen, dat is dol,’ schreeuwde Bep opgewonden.
Mijnheer de Bruyn vroeg lachend of al dat gejuich nog steeds de niet muzikale tweelingen gold, waarop ze even alle twee tegelijk een beetje verlegen van ja knikten, toen hervatten de heeren hun gesprek weer over Indië. Alex, die anders graag met oudere heeren sprak, bemoeide zich uitsluitend met Ange, en Willy zag Loula veelbeteekenend aan alsof hij zeggen wilde, geloof je het nu nog niet van die roodblonde lokken, ik wel hoor.
Er werd gebeld en even daarna klonk een verwoed voetengeveeg op een mat.
Alex fronste de wenkbrauwen, zou een van zijn vrienden hem willen spreken, dat zou jammer zijn, hij zat nu juist zoo gezellig; die Ange was ook zoo'n bijzonder aardig meisje.
Juffrouw Betsy keek Loula gespannen aan.
‘Visite? 't Kan niet, ik zou niet weten wie,’ antwoordde Loula op haar vragenden blik.
Ineens ging de deur open en kwam Cor Norman binnen.
‘Ik inviteer mijn eigen maar eens, wat zeggen jelui van zulk een lossigheid?’
‘Aardig, heel aardig,’ antwoordde mijnheer Almerus verstrooid.
Loula schoof haar hartelijk een stoel en zeide lachend: ‘Bets, is je thee al afgeschonken?’
Juffrouw Betsy kreeg een kleur als vuur,.... nu.... Cor, de heeren zijn al aan nummer drie, heel veel zaaks zal 't wel niet wezen.’
‘Veel varkens maken de spoeling dun, moet je maar denken,’ zeide Loula.
De tweelingen kregen een onbedaarlijke stikbui, om dat spreekwoord, hier bij deze menschen in toepassing gebracht. Ze waren even een klein beetje verschrikt geweest over Cor's zoogenaamde lossigheid. Cor had 's mor- | |
| |
gens gezegd, dat 't een heel getob te meer was, nu Bep en Saar heelemaal niet muzikaal bleken te zijn.
Ook nu keek ze een klein beetje verwijtend naar de gloeiend roode gezichtjes van haar vroolijke zussen.
‘Cor, zit mama nu alleen?’ vroeg Eva.
‘Natuurlijk niet, kind waar haal je 't van daan, mama heeft mevrouw Delaers bij zich,’ antwoordde Cor een beetje hoog.
Juffrouw Betsy zette de zandkoekjes op en Cor begon met Loula een levendig gesprek over de kooklessen.
Ange hoorde het zoo wat half en toen Alex vroeg of ze hem nu begeleiden wilde, stond ze erg gewillig op en kreeg haar muziek.
‘Daar moet ze niets van hebben,’ dacht Loula en merkte hoe Ange niet de minste notitie van Cor nam. Wat een verschil tusschen die twee. Ange zoo voornaam, alles heeft ze even mooi, die fijne, muzikale handjes, dat prachtige haar en nu dat mooie pianospel.... en Cor in zoo'n eigengemaakte japon, die wat krap zit, met haar schrompelige werkhanden en wat kijkt ze zielig. Zou ze jaloersch op Ange wezen?
Ze zag een traan aan Cor's wimpers schitteren.
‘Wat scheelt er aan, Cor?’ vroeg Loula goedig.
‘Och, Louk, 't kan me zoo begrooten, dat die twee 't er nu bij laten zitten, de muziek, weet je, 't was zoo'n rust voor moek en mij en die dààr waait 't zoo maar aan en ze hoeft er later haar brood niet mee te verdienen, alles voor liefhebberij en pleizier.’ Haar ouwelijke gezicht keek treurig naar 't elegante figuurtje voor de piano met het mooi gevormde hoofdje en de roode, losse krulletjes over het zwart fluweel.
‘Ik kan 't me best begrijpen, Cor,’ antwoordde Loula eenvoudig.
‘Zie je, Loula, 't is nu eenmaal jouw vriendin, maar mij kunnen al die dingen zoo hinderen, dat ze zoo rijkelijk op de kooklessen met boter en suiker omspringt en wij
| |
| |
die alles zoo moeten overleggen met elkaar en dan die zorgelooze kinderen, die maar van den eenen dag op den anderen leven.... enfin, als Eef nu haar examen doet en Max is klaar, dan zijn we ook al weer een eind geholpen.’
‘Och, er zal wel wat voor die twee te vinden zijn, Cor.’
‘Ze hebben geen een talent.’
‘Ze kunnen keurige handwerken maken,’ troostte Loula.
‘Dat is dan ook 't eenige.’
‘Toch iets.’
‘Ja, zij schildert ook, hè?’ en een rimpelige vinger wees naar de piano, waarvoor Ange een gekend air uit de Mignon zong.
Loula knikte met het hoofd en presenteerde Cor een zandtaartje.
‘Hoe vind je ze?’
‘Lekker, jij zeker gedaan?’
‘Ja, Ange houdt er niet van.’
‘Dat dacht ik wel,’ en Cor richtte, zich hooger op met 't gevoel van iemand, die toch nog wel een klein beetje eigenwaarde heeft.
De tweelingen lachten blij en keken samen met Willy onder voortdurende lachbuien en verslikkingen in kruimels, photographieën.
‘Cor, praat toch eens niet, luister liever, Loula hoort zoo niets van de muziek,’ bromde Max.
‘Doet er niet toe,’ zeide Loula goedig, ‘ik kan die Mignon al droomen, ze doen 't voor hun eigen plezier, papa en mijnheer de Bruyn zijn ook al weer uit 't rijk der tonen naar Insulinde teruggekeerd, nu Cor, vertel nu verder.’
IJverig en levendig maakte Cor Loula deelgenoot van haar zuinigheidsplannen, terwijl Eva met juffrouw Besty 't druk over planten had.
Loula denkt nooit om haar eigen, ik ben zeker, dat ze dit een criant vervelend gesprek vindt, dacht Max en keek haar met stralende, bewonderende oogen aan.
| |
| |
‘Neen, Alex, nu niet meer, heusch niet,’ verzekerde Ange.
‘Toe, nog eentje maar, Ave Maria van Gounod, dan speel ik er viool bij, wil je?’
‘Goed, maar dit is dan 't laatste.’
Toen 't uit was, waren ze allemaal stil geworden om de tafel.
‘Prachtig,’ riep Willy, ‘maar, arme muzikantjes, eet en drinkt nu eens naar hartelust, daar is de schotel, ze zijn dol, Louk, zoo'n bruine, half aangebakkene is 't lekkerst.’
Even over elven stond mijnheer de Bruyn op, ‘de dames geven 't sein niet, dus dien ik 't wel te doen,’ plaagde hij Eva en Cor lachend aanziende.
‘Een raar exemplaar, die Cor,’ zeide Alex, toen ze weg waren en hij zijn en Anges muziek opbergde.
‘Och, vind je?’ vroeg Loula, die juffrouw Betsy hielp.
‘Nou, als je blieft, die zat daar onhebbelijk door te ratelen tegen jou, Max verbood haar nog eens, nu, papa, u zag 't ook, hè?’
‘Ja, maar ieder houdt niet evenveel van muziek, moet je denken.’
‘Cor heeft veel goeds,’ antwoordde Loula kort en beslist.
|
|