| |
| |
| |
Hoofdstuk X.
Waarom ze niet naar het buitenland gingen.
Een jaar was voorbij gegaan.
Een lang jaar voor Elze met Loula's vacanties als groote, schitterende lichtpunten. Voor Loula was het omgevlogen, 't Was Zondag eer men het wist: vroolijke visites bij tante Ella, bezoeken aan tentoonstellingen van schilderijen met oom Victor, gezellige koffiepartijtjes en rijtoertjes met Ange bij de nichten.
Intieme, vrouwelijke gesprekken op de Engelsche kamer, pluimpjes van miss Cross, echte jolige pret met Margot en Anna.
Den laatsten tijd had Queen haar steeds brieven uit het buitenland opgestuurd van dames, die jonge meisjes en pensoin nemen. Tusschen vijf was nu de keus, 't prettigst leek Loula bij eene domineesweduwe in Parijs. Queen vond Parijs zoo ver en stemde meer voor Brussel. Loula antwoordde toen, dat ze over veertien dagen vacantie kreeg en dat ze er beter over konden spreken dan schrijven.
Nu sedert eene week had Loula niets van huis gehoord. 't Laatst een klein kort briefje van Elze, waarin stond, dat ze zware beenen had, zoo echt het voorjaar in de beenen. Loula had 't uitgeschaterd, die Queen, hoe achterlijk is ze met haar voorjaar, nu, in Juli kom, ik ga haar eens gauw schrijven, dat ze met de jaargetijden in de war is.
't Was nog vijf dagen voor de vacantie, toen er een telegram voor Loula kwam.
| |
| |
‘Kom thuis, Elze ziek.’
Juffrouw Marie zocht een trein uit en Ange en Margot hielpen haar pakken, ieder wilde wat voor Loula doen, ze was zoo bemind, die vroolijke, oprechte Loula Almerus, zelfs juffrouw Rika, die nooit eene les verzuimde, bracht haar zelf naar 't station in den Haag.
‘Kom, Loula, je moet niet zoo treurig zijn, wie weet, kind, hoe 't meevalt.’
‘Och, ze zijn niets overdrijverig thuis, 't zal heel erg zijn,’ en ze begon weer op nieuw te snikken.
Juffrouw Rika streek over 't smalle, kleine handje in getornde suède handschoenen, maar ze zeide er niets van. Ze telegrafeerde aan 't station met welken trein Loula in Utrecht zou zijn en nam toen een hartelijk afscheid van haar.
‘Dus, Loula je komt eens afscheid van ons nemen, zoo gauw Elze beter is?’
‘Dat beloof ik u,’ en Loula lachte even door haar tranen heen.
O, die reis, 't ging haar lang niet gauw genoeg. Ze haalde zich allerlei boeken in het hoofd van meisjes als Queen, met zulke lieve, innemende manieren, vooral Engelsche boeken over blonde meisjes met zulke prachtige krullen als Queen. O, als ze haar niet meer levend vond, als 't huis gesloten was. Ze begroef haar gezicht in de kussens van de coupé. Eene oude dame reikte haar eau-de-cologne-flesch over en keek haar medelijdend aan.
‘Eene zieke zuster thuis,’ legde Loula uit.
‘Dan zal 't moeilijk zijn om je straks goed te houden, als je de zuster ziet.’
‘Ja, ik zal er mijn best voor doen.’ Ze keek met iets vastberadens naar buiten, naar de velden vol koeien, naar de torentjes, die als 't ware ineens uit de velden opdoken.
Eindelijk - Utrecht, een schel fluitje en ze stond naast Alex op 't perron. De dame van de eau-de-cologne reikte haar nog gauw 't kleine valiesje over.
‘Hoe is 't Alex?’ vroeg ze bijna ademloos.
| |
| |
‘'t Gaat nu nog al!’
‘Gelukkig. En, Lex wat heeft ze?’
‘Koorts en hoofdpijn en de dokter vind haar zwak.’
‘O, dat komt wel terecht, als ze nu maar flink eet, hè?’
‘Ja.’ Hij knikte haar toe. Echt voor Loula, dacht hij, eerst zoo aan den grond en nu ziet ze alles weer even licht in ‘Weet je waarom we je eigenlijk getelegrafeerd hebben?’
‘Nu dan?’
‘Och, Queen heeft uren, dat ze heel goed is, en dan kan je zoo bij haar zitten, maar je mag niet veel praten.’
‘Dat begrijp ik wel.’ Hij keek naar 't slanke tengere meisje naast zich. Wat is ze knap geworden, vond hij en zeide hartelijk: ‘Louk ik ben blij, dat je er bent.’
Ze knikte. Een warm, prettig gevoel, dat ze je graag thuis hebben in treurigheid, dacht ze.
Alex was al een jaar student in de rechten en Willy ging nu ook op 't gymnasium.
‘Papa goed?’ vroeg Loula na een poosje.
‘Papa houdt zich flink en Bets is aandoenlijk in haar zorgen.’
‘Die goede Bets.... en de Normannen?’
‘Best.’
Met iets van angst keek ze naar boven naar de neergelaten jaloëzien, op Elze's kamer.
‘'t Is er altijd half duister,’ zeide Alex, die den sleutel in de deur stak, ‘voor haar hoofdpijnen.’
In de gang stond papa. Hij omhelsde haar hartelijk. Loula vroeg met de oogen, die ze vragend optrok.
‘'t Gaat nog al, bijna zonder koorts, over een kwartiertje kun je bij haar komen.’
Alex wees haar in de eetkamer, wat juffrouw Betsy voor haar klaar had gezet. Loula at er 't een en ander van en toen ze zich frisch gewasschen had, kwam Bets haar halen.
Hoog ondersteund door kussens lag Elze. Even schrikte
| |
| |
Loula van de groote oogen in het smalle gezichtje, maar Elze lachte.
‘Ondeugend van me, om zoo om je te zeuren, hè Louk?’
‘Maar Queen, hoe verzin je 't?’
‘Ja, nu mis je je prijsuitdeeling.’
‘Daar geef ik niks om.’
Elze lachte. ‘Heerlijk, dat je nu hier zit. ‘Je hadt zeker gedacht dat ik veel erger was, he?’
‘Ja, je valt me erg mee.’
‘Dat dacht ik wel.’
‘Heb je nu pijn Queenie?’
‘Neen, een beetje een drukkend gevoel in mijn hoofd, maar 't zal wel gauw over gaan, denk ik; want ik geloof vast, dat ik al op mijn ergst geweest ben, ik ben zoo 's avonds nog wel een klein beetje koortsig, dat voel ik wel, maar nu jij er bent is alles niet zoo erg meer, ik heb net als een klein stout kind om je gedwongen, toe, kom nu hier zitten.’
‘Loula nam plaats aan 't voeteinde van het bed tot Bets met den dokter binnen kwam.
‘Niet te veel met zus praten, juffertje.’
‘Maar dokter ik ben veel beter, heusch,’ zeide Elze.
‘Jawel, maar ik vind rust toch beter, je hebt slaap noodig, als....’
‘Wacht, ik ga met een boek voor 't raam zitten, dan hindert 't haar niet om te slapen en als ze me noodig heeft, ben ik er,’ viel Loula in.
De dokter knikte haar vriendelijk toe en bleef nog een poosje praten op papa's kamer.
Twee dagen achter elkaar kwam Loula alleen beneden om te eten, verder zat ze voortdurend op haar plaatsje bij 't venster met Felicitas van Felix Dahn op haar schoot, zonder er eene letter in te lezen. Telkens vroeg Elze haar iets en als de zieke niets zeide, niets noodig had, dan keek Loula naar 't blonde hoofdje met de krullen, dat zoo onrustig heen en weer woelde over 't kussen.
| |
| |
‘Louk, je moet eens aan juffrouw Betsy vragen, of ze je mijne nieuwe lichtblauwe blouse laat zien.’
‘Ja, Queen, straks als ik ga eten, beneden op 't werktafeltje zag ik iets heel lichtblauws.’
‘O,'t is een dot van eene blouse, nu zal Bets er een hoog boordje op maken, ik heb zoo'n langen hals, dat zal goed staan, denk je niet, ik bewaar mijne blouses tot September.’
‘Stil nou toch, Queenie!’
Een poosje zweeg ze, maar dan vroeg ze ineens: ‘Louk, heerlijk, dat jij Brussel ook goed vindt, dus 't is nu besloten dat we gaan naar mevrouw, of neen laat ik liever madame de Monbagu zeggen.’
‘Ja.’ Loula ging naar 't smalle ledikant toe. Ze vond dat Elze zoo heesch en hard sprak, zoo onnatuurlijk.
Twee gloeiende, witte handjes grepen haar kleine verbrande handen en koortachtig klonk het uit de witte kussens: ‘Hè, Louk, kom je hier van nacht weer in de kamer, in je eigen bed slapen, 't is heusch niet noodig dat Bets bij me waakt, ik ben zooveel beter.’
‘Ik zal 't vragen, daar heb je Bets en nu ga ik eten, tot straks.’
't Waren stille maaltijden, alleen Willy bewees eer aan de tafel, er werd over niets anders gesproken dan over Queen.
‘Hoe was ze van middag, Louk?’ vroeg papa.
‘Koortsig, zoo gejaagd.’
‘Ja, dokter vond haar minder.’
‘Veel erger?’ vroeg Willy verschrikt met een vollen mond.
Loula keek hem even verontwaardigd aan, maar klopte hem op zijn schouder en zeide goedig: ‘Neen niet veel erger, nietwaar papa?’
Papa scheen haar niet te verstaan, hij ging naar buiten en Alex volgde hem in den tuin, alle twee met eene sigaar.
Willy ging naar een vriend en Loula even naar de Normannen.
| |
| |
Ze waren allemaal even hartelijk, zelfs Cor gaf haar een zoen, iets wat ze anders nooit deed.
‘Hoe is 't thuis?’ vroegen Max en Eva bijna tegelijk.
‘Niet zoo goed als gisteren,’ antwoordde Loula treurig
‘Hoe dan, lievert?’ vroeg mevrouw hartelijk.
‘Weer wat koortsig.’
‘Hè, konden wij maar eens wat doen voor Els,’ zeide Saar, ‘weet je niet wat?’
Loula knikte de tweelingen toe. ‘Nu ga ik maar weer weg. Floor Delaers komt straks eens hooren.’
‘Die Louk is er zoo van onder den indruk,’ zeide Eva, toen ze weer binnen kwam, ‘wat is ze veranderd.’
‘Ja, erg in haar voordeel,’ vond Cor.
Eva gaf geen antwoord en Max keek peinzend voor zich uit.
't Was een nare nacht. Papa en juffrouw Betsy waakten samen bij de zieke, die voortdurend ijlde.
Op de logeerkamer lag Loula. 't Raam stond half open, 't was zoo warm en in haar moe hoofd dwarrelden de gedachten door elkaar. Soms, heel even viel ze in slaap en droomde onrustig van school, van werk dat niet af was, van Queen, die haar afhaalde om naar Brussel te gaan, tot.... ze ineens wakker werd en in 't eerst niet wist waar ze was. Uit de kamer over haar klonk eene klagende, half schreiende stem. 't Was Queen, die al ijlende om de wonderlijkste dingen riep.
Voorzichtig op haar teenen ging Loula naar de ziekekamer, waar papa aan 't voeteinde zat en Betsy bij 't kussen.
Papa haalde treurig de schouders op en Loula ging weer heen, ze vroeg niets, een vreeselijk, benauwd slikkerig gevoel in haar keel belette haar te spreken. Met treurige oogen keek ze naar 't flauwe roze licht uit de ziekekamer en ving enkele verwarde zinnen op.
Als ze nu beter werd, o, dat langzaam herstellen. Ze zouden haar in den tuin dragen en voor 't geld van haar verjaardag zou ze fijne vruchten voor Queen koopen, ze
| |
| |
zou haar voorlezen en kinderachtige spellen met haar doen. Ze had zoo dikwijs gehoord, dat zwakke menschen zoo aantrekkelijk zijn. Nu, zij zou haar woorden wel wikken en wegen, wel om alles denken, alle moeilijkheden uit den weg ruimen.... als ze nu maar gauw beter werd.
Tegen den morgen werd ze kalmer en toen dokter kwam, beval hij rust.... absolute rust.
Er werd zand voor de deur gestrooid en de bel omwonden.
Ze lag nu steeds met dichte oogen, alsof ze sliep, soms fluisterde ze even: ‘O, Lou, zoo'n hoofdpijn,’ maar ze lachte toch toen Loula een groot boquet witte rozen van Floor Delaers op 't tafeltje vóór haar bed neerzette.
‘Toe, doe 't tuinraam open?’ vroeg ze tegen 't eten.
Papa stond op, schoof 't raam omhoog en meteen woei een heerlijke lucht van rozen en pas gemaaid gras naar binnen.
‘Lekker,’ zeide ze tevreden en knikte papa dankbaar toe...................................................
't Was avond. Een zeldzaam mooie Juli-avond. Buiten dansten de muggen in 't avondrood en de tuinman, die 't gras gemaaid had, zeide tegen Willy:
‘Dat is een teeken van mooi weer!’
‘O,’ antwoordde Willy en keek naar boven naar 't open raam.
Toen bergde de tuinman zijne zeis op en ging door 't poortje den tuin uit.
Loula hoorde hoe hij Willy goeden avond wenschte, toen keek ze uit 't raam naar den Dom,.... half acht. Vroolijk klonk het klokkenspel door de warme zomerlucht en langzamerhand werd de slaapkamer gehuld in een rijk, goudachtig, purperen licht van de ondergaande zon, de witte rozen leken roze, de kussens en de sprei ook en de bleeke wangen kregen een warmen gloed, 't krulhaar om 't smalle gezichtje leek van goud.
‘Wat is ze mooi,’ fluisterde Loula papa in.
Hij knikte.
O, ze slaapt, ze zal beter worden onze mooie, lieve Queen,
| |
| |
dacht Loula en keek naar 't open venster, steeds meer goud, steeds rijker werd het licht, nu was 't heele ledikant als verguld.
Ineens gingen de groote, zachte oogen open en zagen verbaasd rond, toen sloot zij ze.... om ze nooit weer te openen.
De zon was nu heelemaal onder.
De rozen waren wit, de sprei en de kussens ook weer en de kleine, smalle, onrustige handen lagen stil op de sprei, voor goed en onbeweglijk.
Loula keek van Queen naar papa.
Ineens begreep ze 't, waarom die tranen zoo rolden over papa's bleeke wangen.
‘Neen, neen,’ schudde ze 't hoofd, ‘'t kan niet, 't is niet waar.’
Papa knikte kort, heel even, toen ging hij naar 't open raam en Loula zag zijne schouders schokken. Maar zij kon 't niet gelooven, 't was immers veel te erg. Neen, 't was niet zoo.
‘Toe Queenie, zeg wat, toe?’ smeekte ze onstuimig.
‘Toe Queen, geef me je handje.’ Stil lagen de doode handen en 't kleine mondje, dat zooveel lieve dingen gezegd had, zweeg.... zweeg voor altijd.
Zacht opende Bets de deur.
Loula begroef haar gezicht in de sprei en snikte, zacht, gesmoord zonder ophouden tot eene stevige hand op haar schouder haar deed opzien.
‘Kom, Loula, kom mee?’ vroeg papa zacht maar dringend.
Ze volgden allemaal, Bets en de jongens, die binnen gekomen waren ook.
Beneden in de voorkamer was 't donker. De jaloezieën waren overal neer en de meiden zetten met dikke, roode oogen het theegoed klaar.
Willy snikte het telkens hardop uit, Alex zag bleek even als papa en Bets liet Loula's hand niet los, terwijl er steeds tranen uit haar kleine, vermoeide oogen vielen.
| |
| |
Het regende nu kaartjes en brieven uit alle streken van het land. Loula opende ze wezenloos en las met droge, brandende oogen die woorden van deelneming.
Flora Delaers kwam met een tak witte rozen en de Normannen hadden hunne kleine treurroos ook geplunderd, Max bracht ze den volgenden morgen.
In de gang zag Loula hem en ging hem te gemoet.
‘Arme Louk,’ zeide hij hartelijk en schudde haar hand.
‘Is 't niet vreeselijk?’ vroeg ze toonloos.
‘Ja,’ zeide hij kort en heesch en zag haar vragend aan. ‘Mag ik haar nog eens zien?’
Zonder iets te zeggen ging ze hem voor naar de half duistere slaapkamer.
Stil en bleek lag ze daar tusschen haar witte bloemen, met de losse, gouden krullen om het smalle gezicht, majestueuzer dan ze ooit in haar leven geweest was.
‘Queen!’ zeide hij zacht en eerbiedig en toen op 't portaal, met een korten snik. ‘'t Beste, hoor, Louk.’
Op een stralenden Julidag werd ze begraven.
't Was ineens eene ongewone drukte in dat stille huis. Oom Wierdens was met tante en drie jongens uit Heirum gekomen, oom Victor uit den Haag.
Loula dacht hoe Queen zelf dat gevonden zou hebben, hoe vreemd ze oom Victor's kleeren zou vinden, hoe ze telkens was opgestaan om een voetenbank of lucifers en sigaren aan te geven, nu lag ze daar nog stil boven, maar straks werd ze weggedragen, voor goed.
Langzaam gingen de rijtuigen door de stad, 't was Zaterdag, marktdag.
In de tuinkamer zaten tante Willemien, Loula en Bets.
‘O tante, o tante!’ snikte Loula zonder ophouden en als door een nevel keek ze in den zonnigen tuin, naar het bed met portulacca's, waarboven tal van geelwitte vlinders fladderden.
| |
| |
Warm scheen de zon over den zwarten wagen, die langzaam voortging over den Dom, die zijn vroolijk klokkenspel deed hooren, wijd over de stad, over de kleine treurroos, die al haar pracht en weelde aan 't Koninginneke gegeven had.
Op 't werktafeltje lag een schoon, lichtblauw boordje.
‘Van haar blouse,’ dacht Loula en opnieuw stroomden hare tranen.
's Avonds toen tante en de ooms weer weg waren, zat ze alleen met Willy in den tuin.
Alex was boven bij papa.
‘Louk?’ vroeg hij zacht.
‘Ja, Wil, wat?’
‘Ze ligt vlak bij mama.... toch niet zoo erg eenzaam, hè?’
Ze schudde 't hoofd en streek hem over zijn kort jongenshaar.
‘Neen, Wil, niet zoo erg, maar toch....’
‘'t Is vreeslijk, hè Louk,’ en met eene poging om dapper te kijken ging hij verder den tuin in.
‘O, Queenie, o Queen!’ en Loula begroef haar moe en bleek gezichtje in haar handen, tot Eva Norman kwam en haar zachtjes mee naar boven troonde, naar de logeerkamer, waar ze nog sliep.
|
|