| |
| |
| |
Hoofdstuk V.
Op Lindeheuvel.
Lindeheuvel, de kostschool der dames Manders lag een eind van den weg af. Eene breede oprijlaan voerde naar het groote witte huis, dat er van buiten ouderwetsch uitzag, maar van binnen geheel en al naar de eischen van den tegenwoordigen tijd was ingericht.
Vóór het huis was een ruim gazon en achter ook, dan kwam de bloementuin en daarna, door eene sloot van den anderen tuin gescheiden, de kweek. Die kweek hoorde eigenlijk niet meer tot de school. Een bloemist en een groenteboer huurden haar van de dames Manders, maar de meisjes mochten er vrij in wandelen.
't Huis, dat eenigzins op een hoogte lag, was rondom omgeven door veertien oude linden, die de voorkamers wat somber maakten, achter waren ze flink gesnoeid, zoodat het volle licht in de schoollokalen viel.
Heel vroeger was Lindeheuvel 't buitenverblijf van een oud adellijk geslacht geweest en de mooie trap, 't beeldhouwwerk in de vestibule, de mooie schoosteenmantel in de eetzaal en de prachtige divan deden nog denken aan vroegere grootheid en rijkdom.
't Was nu in 't begin van September.
Gearmd wandelen twee meisjes in de vestibule heen en weer.
Ze waren Willy Anderbergen en Angélique Durard.
Willy was een aardig blondje met een nuffig mondje,
| |
| |
dat ze heel klein trok als ze verlegen was, eene hooge zangerige stem en innemende manieren. Angélique, meestal Ange genoemd, was groot en knap met vlugge bruine oogen, schitterend witte tanden en krullend rood haar.
Ze spraken over haar huis, over de vacantie, tot ineens eene derde, Margot van Kampen, de trap afstormde, beide meisjes omhelsde en met veel drukte uitriep: ‘Een vreeselijke tijding!’
‘Wat dan?’ vroegen Willy en Ange bijna tegelijk.
‘Ons rijk is uit.’
‘Hé, niet waar,’ zeide Willy.
‘Hoe dan?’ vroeg Ange.
‘Wel 't vijfde bed is opgemaakt, ik vroeg Miss Cross wie er kwam en toen antwoordde ze: de nieuweling uit Utrecht, en als je nu maar die twee koffers kijkt, dan zie je meteen, dat ze uit Utrecht zijn.’
‘Wat voor letters staan er op?’ vroeg Ange en kwam dichterbij.
‘L.A.’ las Margot voor, ‘dat zal wel erg lala zijn en op dat kleine koffertje weer L.A., hè, hoe vervelend, o, ik was er al lang bang voor.’
‘Nu kunnen we onze hoeden en alles, wat we kwijt willen zijn niet meer op dat bed leggen, 't was een heel gemak voor ons, maar misschien zit lala wel in eene andere klasse, ze kan best een kleintje zijn, of zoo een van zeventien, die hier nog een jaartje komt,’ dacht Willy hardop.
‘Dat laatste hoop ik niet, een kleintje kunnen we nog wat naar onze hand zetten,’ vond Margot.
‘Ze zal van onzen leeftijd zijn en we zullen altijd zoowel in school als boven met haar opgeschept zitten,’ zeide Ange met iets van meerderheid, wat ze altijd tegenover hare vriendinnen had.
‘Dat is zoo zeker nog niet,’ meende Margot.
Ange haalde hare schouders op. Ze was de knapste van de drie en heel begaafd. Ze zong goed, speelde aardig piano, hield veel van schilderen en was met alle vakken,
| |
| |
behalve met 't Engelsch en natuurkunde nommer één van hare klasse. De jongeren hadden eene groote vereering voor Ange en de ouderen namen veel notitie van haar. Bij comedie-opvoeringen en charades werd haar raad dikwijls opgevolgd. Ze had een vroolijk humeur en veel voor een ander over, maar ook veel eerzucht en ze kon niet goed een ander boven zich velen.
‘Ha, ik ben er,’ riep Willy Anderbergen ineens uit, ‘ik weet wie L.A. is.’
‘Wie dan?’
‘Toe wie?’
‘Mijn nichtje Louise of Loula Almerus uit Utrecht.’
‘Jouw nichtje?’
‘Ja, ze is jonger dan ik, lang geleden ben ik eens bij haar geweest, ik wist ook wel, dat ze komen zou, hoe gek, dat ik er heelemaal niet aan gedacht heb.’
‘Hoe oud is ze?’ vroeg Margot.
‘Ik denk pas veertien, toen scheelden we een groot jaar.’
‘Dat zal nu nog wel 't geval zijn,’ spotte Ange, ‘maar zou ze in onze klasse zitten, wij zijn alle drie ruim vijftien, ik denk dat ze bij die afdeeling van Anna van Delden en dat troepje komt.’
‘Neen, Ange, ze is heel vlug; ik herinner er me nu alles weer van, ze gaat op de Hooge Burgerschool, ze werkte weinig en ze had toen erge jongesachtige manieren, ze was klein en donker en ik vond haar toen heel vreemd, later hebben we elkaar nooit meer gezien, maar in de vacantie vertelde papa me, dat ze hier op school kwam en toen ik 't later nog eens vroeg, wist papa niet meer of 't hier was of in den Haag.’
‘Waarom vondt je haar vreemd, Willy?’
‘Och, Ange, ze was zoo redderig, zoo bazig, ze heeft geen moeder meer, maar een snoes van een zusje, een beeld was dat.’
‘Dus we zitten overdag ook met het vijfde bed opgescheept.’
| |
| |
‘Ja, ik vrees van wel.’
Margot zuchtte: ‘En zóó knap?’
‘Ja, bijzonder vlug, 't zal nog een heele dobber voor jou zijn Ange, om boven haar te blijven.’
‘Hum, als 't zoo'n wonder van geleerdheid is, zal ze wel bij die van zeventien en achttien komen in plaats van bij ons,’ en Ange keek Willy lachend aan terwijl ze dacht, ‘dat nooit.’
Eigenlijk was Willy soms een beetje jaloersch van Ange.
Ange had alles, kon alles, iedereen hield van haar, overal had ze familie. O, om Ange te zijn. Hoe heerlijk kon ze niet vertellen van 't kleine kasteeltje, waar ze met haar grootmoeder woonde in een klein plaatsje op de Belgische grenzen. Van de tantes in Amsterdam en de tantes in Arnhem. Overal werd ze te logeeren gevraagd, iedereen hield van haar, iedereen wilde haar verwennen.
Toch was ze eenvoudig en Willy en Margot waren er trotsch op, dat ze Ange haar vriendin konden noemen.
‘Zie je, 't was er zoo een, waar je mee voor den dag kon komen.’
Margot ging op Loula's koffer zitten. Ze was dik en groot.
‘Goos, je bent nog dikker geworden dan je al was!’ plaagde Ange.
‘Afschuwelijk en als je eens wist hoe graag ik lang en slank zou willen zijn, o, ik zou er een mooi ding voor willen missen.’
‘Je bent onze dikke goeie Go,’ zeide Ange, ‘ik wil je niet mager hebben en die lala moet je maar flink bedienen, want jij mist het bed 't meest van ons drietjes, daar heb je 't rijtuig, kom de trap op, of neen, we gaan niet voor haar uit den weg.’
‘'t Rijtuig zit vol met nieuwelingen, kijk.’
Juffrouw Marie Manders had de meisjes afgehaald en juffrouw Rika, die eigenlijk 't hoofd was, ontving ze in de vestibule.
| |
| |
Loula Almerus kwam er het laatst uit en met een wilden sprong.
Vlak voor de deur bleef ze even staan en bekeek 't huis van onder tot boven.
‘Dat is ze, maar ze is niet meer zoo klein,’ fluisterde Willy.
‘Met die bruine krullen?’ vroeg Ange.
‘Ja.’
‘Ze doet nog al grappig, wat nam ze 't huis op, eer ze er in ging, zag je wel, en kijk ze geeft net handen alsof ze een oud heertje is.’
‘Zie je, dat zijn kleintjes; de drie andere nieuwelingen.’
‘Ja.’
Behalve de dames Manders was er nog eene juffrouw de Weerdt, mademoiselle Leclair, Fräulein Stange en miss Cross.
Miss Cross kwam een oogenblik later met Loula uit de eetkamer.
Loula vroeg in vlug zuiver Engelsch, waar ze te slapen kwam en met wie?
‘Hemel en aarde, wat praat dat kind vlug,’ riep Margot, ‘zie je, ze gaan de trap op naar onze kamer en daar heb je Frans, die 't kleine koffertje op zijne schouders neemt.’
‘Zou jij niet eens naar haar toe gaan, jelui zijn toch nichtjes?’ zeide Ange.
‘Och, ze zal zich wel redden, ze steekt zoo van wal met Cross.’
‘Nu ja, maar 't is toch onhartelijk.’ Ange streed een klein strijdje. ‘Met 't Engelsch is ze mij de baas, maar ik wil toch niet leelijk tegen haar zijn.’
‘Kom, ik ga, komen jelui dan straks?’ zeide ze na een poosje.
‘Dat is goed.’
Boven was Loula bezig hare koffers uit te pakken. Miss Cross hielp haar om de stapeltjes goed in haar kastje te bergen en ondertusschen deed Loula de stijve, stille Engelsche vraag op vraag, hoe laat ze aten, hoe laat ze naar
| |
| |
bed gingen en of morgen de lessen al dadelijk begonnen. Miss Cross lachte. Ze was het niet gewoon, dat Hollandsche meisjes haar in zulk flink Engelsch toespraken.
Verlegen is ze niet, dacht Ange en kwam naar Loula toe.
‘Ik hoor daar juist, dat je op onze kamer komt slapen, ik ben Angélique Durard en jij?’
‘Loula Almerus.’
Ik kan haar niet naar vinden, dacht Ange.
‘Wie slapen er nog meer?’ vroeg Loula ‘behalve’ en ze wees op miss Cross.
‘Margot van Kampen en Willy Anderbergen, Willy is nog een nichtje van je, is het niet?’
‘Ja, maar heel in de verte, geloof ik.’
‘Zoo, ik dacht....’
‘Neen, ze is wel eens bij ons geweest, maar ik herinner me niets van haar,’ viel Loula in.
‘Daar zijn ze,’ en Ange wees op Margot en Willy.
De eerste is een goede dikzak, dacht Loula en Willy een driedubbel nest, wat hoeft ze zoo'n mondje te trekken, maar ze zeide niets en gaf alle twee de meisjes eene hand.
Even daarna was ze weer met miss Cross alleen.
Margot, Willy en Ange wandelden door den tuin.
‘Wat vindt je er van?’ vroeg Willy.
‘Aardig, ferm dunkt me zoo,’ antwoordde Margot.
‘En jij Ange?’
‘We zullen dikwijls om haar moeten lachen, ze springt allerwonderlijkst met Cross om.’
‘Hoe dan?’
‘Precies alsof Cross een klein meisje is, ze doet de eene vraag na de andere, echt parmantig.’
‘Dus jij vindt 't niet vervelend, dat ze er is?’ vroeg Willy.
‘Och, wat kunnen we daar nu nog van zeggen.’
‘Ik vind 't dan wel heel vervelend, we waren zoo gezellig met ons drietjes, zóó vertrouwelijk, niets hielden we voor elkaar verborgen en nu komt daar zoo'n wild vreemd kind alles bederven.’
| |
| |
‘Hartelijk ben je niet voor je nichtje, wat zeg jij, Margot?’
‘Neen, we moeten maar wat lief voor haar zijn, 't is altijd zielig zoo'n eerste dag,’ antwoordde Margot goedig.
't Was eene rare vriendschap van Willy voor Ange. Ze zag tegen haar op. Ze bewonderde haar en toch was Ange met al haar levendigheid gesloten voor Willy. 't Maakte haar soms ongeduldig al dat gevlei en dan, Willy en Margot waren haar te lui. Te weinig ondernemend, ze lazen geen boek dat ze niet dadelijk begrepen, alles moest gemakkelijk en klaar voor ze zijn.
In haar hart hield Ange 't meest van Margot.
Peinzend keek ze naar de kweek.
‘Zullen we daar wat gaan wandelen?’ vroeg Willy en meteen knoopte ze een gesprek met den tuinman aan.
‘Wil is tegen iedereen even vriendelijk vindt je niet?’ zeide Margot.
‘Hum.’ 't Is alleen aanstellerigheid dacht Ange, maar ze zeide het niet. Met dien tuinman praat ze, omdat ze meent, dat het eenvoudig en aardig staat en aan dat nichtje laat ze zich niets gelegen liggen.
‘Kom, Willy, de bel luidt, ga je mee?’
‘Ja, Ange. 't Zal me benieuwen naast wie Loula komt te zitten.’
‘Dat is een heel tafeltje,’ zeide Loula, terwijl ze lachend rondkeek, tegen Margot en toen tegen miss Cross: ‘is 't waar, dat ik alles moet eten?’
Miss Cross lachte en meende, dat het wel zoo hoorde.
‘Vooruit dan maar, 't is anders alles behalve een lievelingsschotel van me, die akelige wortels,’ en meteen liet ze drie hoogstens vier worteltjes uit de schaal op haar bord wippen.
Twee kleine meisjes over haar begonnen te lachen en juffrouw Rika fronste even de wenkbrauwen.
‘Welken kant uit?’ vroeg Loula hardop aan juffrouw Marie Manders.
‘Geef mij de schaal maar.’
| |
| |
‘Ja, ik vraag maar rechts en links, 't zal nog een deuntje zijn, eer ik zoo'n beetje achter den gang van zaken ben.’
Juffrouw Marie knikte en dacht aan 't bezoek van dat drukke domineesvrouwtje uit Heirum, dat verteld had hoe lief en goed haar nichtje was, alleen wat vrij. Een beetje heel erg vrij, vond ze.
Willy had verwacht, dat Loula steeds bescherming bij haar zou zoeken, ze was dan ook wel wat verbaasd toen ze, na 't eten Loula recht op Ange zag toevliegen en hoorde hoe ze van alles vroeg, en iets van jaloezie sloop haar hart binnen toen ze zag, met welk een ijver en pleizier Ange Loula alles wees en duidelijk maakte.
‘'t Zal wel anders worden als Loula in de klasse Ange de baas is, dan zal ze wel 't land aan Loula krijgen,’ dacht ze, niet zonder voldoening.
De goedige Margot hielp Loula waar ze kon en miss Cross kon 't niet over haar hart verkrijgen om nu al aanmerkingen op Loula's manieren te maken.
Ange had het telkens wel uit kunnen schateren, wanneer Loula hard door de kamer liep, precies alsof ze alleen was en redderde en opbergde.
‘Kom, Loula, nu in bed, 't licht moet uit, je kunt morgen 't overige opbergen,’ waarschuwde miss Cross.
‘O, gaat u maar er in, ik zal 't kaarsje wel uitblazen, want ik ben nog lang niet klaar,’ en ze ging langzaam naar haar waschtafel.
‘Je moet er eerst in, miss Cross blaast altijd de lichten uit, dat moet altijd, Loula,’ zeide Ange.
‘Best, neem 't me dan niet kwalijk, miss Cross.’
Nu is 't de vraag of ik ze allemaal een hand zal geven of niet, dacht Loula. Neen, maar niet.
‘Wel te rusten, roept iemand me morgen alsjeblieft?’
‘Ja, daar wordt wel voor gezorgd.’
Arm meisje, dacht Margot, terwijl ze bij 't flauwe schijnsel van een ganglantaarn het vijfde bed onderscheidde,
| |
[pagina t.o. 90]
[p. t.o. 90] | |
Boven was Loula bezig haar koffer uit te pakken.
| |
| |
't zal nog een heel ding zijn eer ze aan school gewend is, ze heeft 't thuis zeker heel vrij gehad en Willy is niet lief voor haar.
Met groote open oogen lag Loula rond te kijken.........................................................
Lindeheuvel, 5 September 19..
Lieve Elze,
Al veel eerder had ik je willen schrijven; na 't korte bericht van mijn behouden overkomst, zal je wel verlangen iets meer te hooren. 't Gaat me goed. Veel dingen vallen me mee en ook veel valt me tegen. Om nu eens met het voornaamste te beginnen.... 't hoofd van alles is Rika Manders (het juffrouw laat ik bij alles weg, dat is me veel te omslachtig en ik kan je vrij uit schrijven, daar de brieven naar huis niet gelezen worden, dat heb ik eerst eens secuur geïnformeerd.) Die Rika dan is eene ongemakkelijke tante, heel flink en niet kwaad, maar ze kan oogen opzetten van belang, ze geeft prettig les en heeft eene aardige stem, toch verlang ik niet om met haar het aan den stok te hebben. Haar zuster Marie is zachter, die let meer op of we goed eten. Dus onthoudt het nu Queen. Rika voor 't verstand, de manieren en 't karakter, Marie voor 't lichaam. Cross is de Engelsche, een hark, maar goedhartig. Stange een dweepjuf, ze geeft iedereen lieve namen en werkt veel met zoenen, aaien en liefkoosklopperijtjes op rug en schouders. Leclair is eene mooie, driftige Française, klein en beweeglijk met groote donkere oogen. Dan nog eene huishoudster, die juffrouw Smit heet en erg mager is. Ik geloof, dat er vier meiden zijn en een knecht, zeg dat maar aan Bets. Zeg haar ook, dat Margot van Kampen mijne nachtjaponnen bewonderde en vergeet niet, dat
| |
| |
de jus van 't rundvleesch naar is. Je weet wie op mijne slaapkamer zijn. Dat schreef ik immers al? Den eersten avond kon ik maar niet in slaap komen. 's Nachts droomde ik, dat jij hier ook was en dat je niet in bed wilde. Heel vroeg werd ik wakker. Queen, als we samen geweest waren, we hadden 't uitgeproest om al die slapende menschen. Cross hield haar mond wijd open, Margot van Kampen lag er heelemaal' onder, Willy hield de handen onder haar hoofd en Ange vond ik precies een plaatje. We hebben geen gordijnen om de bedden. Naast ieder bed staat een kastje, waarin we ons hebben en houwen bergen. Er boven op mogen we zetten wat we willen. Op dat van Willy staan allemaal prullen, echte lorren. Margot heeft er veel kistjes en doosjes op. Ze houdt veel van handwerken. Ange heeft er 't portret van haar grootmoeder op, een beeldig oud mensch met grijze krullen, precies een markiezin uit een Fransch kinderboek, verder een paar vaasjes, twee schelpen en een beeldje. Ik alleen portretten. Jij in het midden, dat groote cabinetformaat. Papa en de jongens om je heen, tante Willemien in dat pluchen lijstje en de zeven jongens lustig overal tusschen. Willy vond het zonde van de portretten, zeide ze me, maar och, je krijgt toch wel weer eens andere, hè? Onder ons gezegd geloof ik, dat Willy er jaloersch van is. 't Staat kranig en eenvoudig en jelui maken een goeden indruk. Weet je wel, wat ik je zeide van vriendinnen maken, hoe ik daar weinig idée van had! Nu.... Margot lijkt me lief en goed, maar ze haalt niet bij Eva Norman en de tweelingen. Willy vind ik een draak. Onnatuurlijk, eene opstookster met lieve maniertjes, 't zal lang duren, eer ik bij de Anderbergens in den Haag eene visite ga maken, dat staat vast. Van Ange weet ik niet wat ik denken moet. Den eersten dag was ze vriendelijk tegen me, maar nu wordt ze steeds kouder en hoe
| |
| |
langer hoe meer teruggetrokken tegen me, waarom dat begrijp ik niet, want ik heb haar niets gedaan.
Op school kan ik heel goed mee, Ange en ik zijn de besten van de klas. Als ze wat toeschietelijker was, zou ik aan haar 't meest hebben.
't Eten is heel lekker, je hoort altijd zulke overdreven verhalen van het kostschool-eten, dat valt me erg mee.
Zeg nog eens aan Bets, dat ik hier zelf mijn goed moet verstellen. Dat is een ding voor me!
De tuin is mooi en de kamers nog al gezellig. Schrijf me toch vooral van alles.
Gisteren liet juffrouw Rika me roepen en zeide, dat ik de volgende week op een Woensdag- of Zaterdagmiddag met juffrouw de Weerdt visites in den Haag moest maken.
Nu bedenk ik me ineens, dat ik je nog niets van de Weerdt vertelde. Ik vergat haar. Ze geeft rekenles en Nederlandsch. Ze is stellig heel knap, maar mij trekt ze niet bijzonder aan.
Er zijn nu in 't geheel twintig meisjes, maar de heele bende ken ik nog niet.
Nog eens, het valt me mee.
Zeg aan mijnheer de Bruyn, dat ik hem ook eens schrijven zal. Eva moet mijn brief dan maar voorlezen. Ik zou hier bepaald plezier hebben als jij er was. Praten jelui thuis dikwijls over me? Zeker wel. Tot de volgende week Elzie Els. Groet ze allemaal, de Normannen niet te vergeten.
Een handdruk van je LOUK.
P.S. Ik heb al één van de nieuwe zakdoeken verloren. We hebben wel tijd tot lezen, maar alles gaat op de klok af. Adio! .............................
| |
| |
Met een zucht van verlichting plakte Loula een postzegel op haar couvert. Zie zoo, nu weten ze thuis weer hoe ik 't maak, maar hoe krijg ik 't ding weg. Zie je, nu mis ik mijn vrijheid! Enfin.
Ze keek naar boven naar den blauwen hemel, langzaam trokken de herfstwolken voorbij in de meest grillige vormen.
Uit een der voorkamers klonk een eentonig pianospel, achter in de laagste klasse werd zangles gegeven.
Gek toch zoo'n school, peinsde Loula en keek twee groote meisjes na, die arm in arm naar de kweek wandelden. Dus, die zijn ook met haar werk klaar!
't Was de gewoonte, dat de meisjes, die haar lessen voor den volgenden dag geleerd hadden en haar werk afhadden mochten doen wat ze wilden. Loula had Elze nu een brief in haar eigen tijd geschreven. ‘Nu weet Elze alles van me en toch.... ze moest me hier eens zien. Allemaal zijn ze met elkaar, ik sta er zoo'n beetje eenzaam bij!’ dacht ze. ‘Maar ik zal me niet opdringen, als ze niet van mij gediend zijn is 't ook goed.’
Ha, daar is nog een eenzaam mensch en ze stapte naar den tuinman toe.
‘Zoo baas!’
‘Juffie.’
‘Zeg baas, wil jij dezen brief voor me op de post brengen?’ vroeg Loula vriendelijk.
‘Dat mag ik niet.... ik wed, dat je pas hier bent, anders zou je me dat niet vragen.’
‘O, mag 't niet?.... maar je hebt gelijk, ik ben hier pas twee dagen, weet je ook, hoe ik dit ding dan kwijt raak?’
‘Ik meen, dat er in jelui vestibuul, zal ik maar zeggen, een bak is, en daar moet je hem opleggen, dan kijkt een van de dames dat allemaal na, en dan brengt Frans de knecht 't heele rommeltje ineens.’
‘Je moet 't maar weten. O, ja, mag ik daar loopen in die kweek?’
‘Zeker. Je hebt zeker nog geen kameraadjes?’
| |
| |
‘Neen, dat gaat zoo gauw niet.’
‘Je ziet er toch niet chagrijnig uit, hier, wil je wat blommetjes hebben?’
‘Graag baas.’
‘Dat doe ik wel eens meer.’ Hij gaf haar een aardig bouquetje en vroeg, waar ze vandaan kwam.
‘Uit Utrecht! 't Is zonde, ik ben lang op een buiten in Zeist geweest.’
Nu hadden ze eene drukke conversatie over buitenplaatsen in den omtrek van Utrecht, totdat ineens de schel boven op 't huis weerklonk.
‘Mensch is dat schrikken!’
‘Ik zie wel, dat je hier nog niet gewend bent. Maar zoo lang je nog zoo alleenig loopt, kom je maar eens een praatje houden, dan hebben we 't nog eens over Zeist. Atjuus.’
‘Dag baas,’ zeide ze hardop en in haar eigen: ‘hartelijke engel.’
‘Heb je die geplukt?’ vroeg Margot van Kampen.
‘Neen, gekregen.’
‘Gekregen?’
‘Van den tuinbaas.’
‘Nu, dat is ook eene bijzonderheid.’
‘O, we hebben gezellig zitten praten, hij is vroeger in Zeist geweest.’
Ange lachte spottend. ‘Zulke goede vrienden met den tuinbaas, ik kan wel merken, dat Willy en jij nichtjes zijn, Willy is ook altijd zoo vriendelijk tegen hem.’
‘Ik geloof toch niet, dat Willy en ik op elkaar lijken?’ antwoordde Loula kort en ging naar de eetkamer.
Willy trok Ange aan haar mouw.
‘Wat is er?’
‘Ik heb een gesprek gehoord tusschen juffrouw Rika en miss Cross.’
‘En wat zou dat?’
‘Over Loula!’ 't Kwam er fluisterend uit, en heel ge- | |
| |
heimzinnig vervolgde ze: ‘miss Cross zeide dat Loula, wat het Engelsch betrof, best in eene hoogere klasse kon en toen kwam de Weerdt er bij en die vond haar opstellen uitstekend. Juffrouw Rika zou er Loula eens over spreken, stel je voor, nu komt ze zeker in een nog hoogere klas.’
Ange kreeg eene kleur, maar ze antwordde ferm: ‘Als ze zóó knap is, hoort ze niet bij ons.’
‘Toch vervelend voor jou,’ stookte Willy, ‘je bent altijd de knapste uit onze klasse geweest en nu,.... Loula is jonger en verder beduidt ze niets.’
‘Dat weet je niet,’ sprak Ange driftig.
‘Waarom trek je haar partij?’
‘Omdat jij je vrij min tegenover haar gedraagt,’ antwordde Ange hoog.
Willy trok haar schouders op. Ze begreep Ange niet en ze liep langs den spiegel om eens even te kijken hoe haar krullen zaten.
Ange had een vervelend gedrukt gevoel. Zeker hinderde het haar, dat Loula haar de baas was, maar nog meer, dat Willy haar doorzag en haar nichtje zoo leelijk behandelde.
Alleen Margot was lief en vriendelijk tegen de nieuweling. Ze had Loula verteld, dat ze het vijfde bed zoo misten, waar Loula veel pleizier in had ......................
Ze zaten nu bij 't lamplicht haar werk voor den volgenden dag te maken. Loula was klaar en schreef een brief aan tante Willemien, toen juffrouw Rika binnen kwam.
‘Heb jij je werk al af, Loula?’ vroeg ze vriendelijk.
‘Ja, juffrouw.’
‘Is het je misschien wat te gemakkelijk, heb je dit allemaal soms al gehad in Utrecht?’
‘O, neen. Alleen 't Engelsch, maar dat komt, dat we met papa veel aan 't Engelsch gedaan hebben, met 't Fransch en Duitsch heb ik veel moeite.’
‘Zoo, dus je zoudt het niet prettig vinden om in de Nederlandsche taal en 't Engelsch in eene hoogere klasse les te nemen?’
| |
| |
‘O, asjeblieft niet.’
‘Dan laten we je voorloopig maar hier.’
‘Graag.’
Ange kreeg eene kleur, maar toen de juffrouw weg was, zeide Margot alleen: ‘Gezellig als je blijft.’ De twee anderen zeiden niets.
Loula had al haar veerkracht noodig om opgewekt te blijven. 't Viel haar alles behalve mee op Lindeheuvel. Iederen dag viel het verschil met thuis haar meer in 't oog. Och, ze zou zich gauw genoeg geschikt hebben, als ze maar eens een aanspraakje gehad had, maar niemand nam veel notitie van haar en juist Ange, die haar 't meeste aantrok, ontliep haar.
't Zal een kunst zijn om me te houden alsof alles goed is, wanneer papa en Queen morgen komen, dacht Loula op een Zaterdagavond, toen ze niet in slaap kon komen. 't Licht had miss Cross uitgedaan, maar ze was niet in bed, ze zat bij de dames Manders in de kleine spreekkamer, dat was meestal Zaterdagsavond het geval. Dan maakten ze de lijsten der leerlingen met elkaar op.
‘Slaap jij al Ange?’ vroeg Willy.
‘Neen, ik ben klaar wakker.’
‘En jij Margot?’
‘Ik ook, Wil.’
‘Slaapt Loula al?’ vroeg Margot.
‘Neen.’
‘Je papa komt morgen met je zuster, verheug je er je niet op?’ zeide Margot.
‘Ga je nog visites maken bij je familie?’ informeerde Willy.
‘Ik denk wel, dat papa er op gesteld zal zijn.’
‘Dan ga je zeker ook naar mijn thuis, doe dan mijne groeten, zal je?’
‘We gaan niet naar jouw familie.’
‘En waarom niet?’ vroeg Willy uitdagend.
‘Omdat papa me wel zal laten kiezen.’
‘Dat is beleefd.’
| |
| |
‘Hum.’ Loula rolde zich om, net alsof ze ging slapen.
‘Papa zal 't niets aardig vinden, als je niet komt,’ klaagde Willy.
‘Och, ik zal later wel eens gaan, nu eerst naar de nichten en gezellige kennissen.’
‘'t Is heel onaardig van je om mij niet tot de naaste familie of tot de gezellige kennissen te rekenen,’ sarde Willy. Ze wilde blijkbaar een twist uitlokken.
Tot Loula's groote verbazing zeide Ange ineens, ‘Wil, ik verbied je haar langer te plagen, als ik haar was, zou ik dat nichtschap ook negeeren, zoo'n lief nichtje ben jij ook niet geweest.’
Willy was woedend en Margot praatte met Loula voort. Ange zeide niets meer en ze deed alsof ze sliep.
Aan het ontbijt vond Loula den volgenden morgen eene briefkaart van papa, waarin hij schreef, dat hij niet kwam, doordat iemand uit Amsterdam hem moest spreken. 't Was voor hem en Elze eene groote teleurstelling, maar ze moesten nu maar wachten tot October.
Loula slikte een paar maal, toen vertelde ze aan juffrouw Rika, dat ze thuis bleef.
‘Hè, ga je nu geen visites maken, hoe jammer,’ plaagde Willy.
Loula kreeg eene kleur en antwoordde kortaf ‘neen’, terwijl ze een couvert open maakte en een brief van Eva Norman las:
Utrecht, 10 Sept. 19..
Lieve, beste Loukie.
Wat zal het eene teleurstelling voor je zijn, dat morgen Elze en je papa niet komen. Al schrijf je nog zoo opgewekt, ik geloof niet, dat je het er prettig hebt. Och, was je nog maar in Utrecht op de Burgerschool. Wat hadden we het er toch dikwijls gezellig. Overal mis ik je. Alleen ga ik nu naar school en ik zit op het kleine bankje vlak bij 't raam, waar we
| |
| |
't vorige jaar die twee meisjes van Sossinge zagen zitten. Herinner je je nog wel?
Bij jelui thuis is 't heel stil. Wij spreken veel over je en mijnheer de Bruyn zucht diep en zwaar onder mijn voorlezen.
We maken het best.
Willem komt in Amsterdam op een kantoor, de tweelingen krijgen muziek en zangles van juffrouw Merckens. Beppie heeft nog al aanleg, maar Saar zwoegt en zucht er onder. Ik voor mij geloof, dat ze zoo valsch als een kraai zingt.
Cor verdiept zich in zuinnigheidsmaatregelen, die mij soms wel wat kras zijn. Ze maakt tegenwoordig onze kleeren. Dat ik er netter dan voor de vacantie uitzie, kan ik je helaas niet zeggen. Mama heeft me dan ook nog een japonnetje van de naaister beloofd. 't Was een heel ding om naar school te gaan in eene grijze pij, heelemaal door Cor gemaakt. Je weet, hoe ik er altijd op gesteld ben, dat mijne kleeren goed zitten en dit ding trok overal, de rok tipte, de mouwen draaiden en 't halsboordje benauwde me. Cor is zoo anders met die dingen, en Bep en Saar kan het ook niet schelen, hoe de kleeren aan het lijf zitten.
Max vindt al die zuinigheidsinstellingen van Cor ook wel wat overdreven, maar 't is alleen goedigheid van haar.
Nieuws van hier kan ik je weinig vertellen. We leven zoo stil en zien nooit menschen. Elze komt nog al eens hier, we vinden haar een snoes. Ze leest moes dikwijls einden uit je brieven voor.
Max zeide ook: ‘Louk heeft 't daar hard, klaagde ze maar liever, ze is niet iemand om te martelaren,’ net een woord voor Max. Hij is zoo bezorgd voor je, die goeierd. En nu eindig ik. Hou je maar goed Loula, misschien vindt je 't er gauw heel prettig.
Veel liefs van ons allen en een zoen
van je je liefh. EVA NORMAN.
| |
| |
Na het ontbijt, even voor kerktijd, las Loula haar brief nog eens over, toen Willy lachend vroeg: ‘Heb je erg geklaagd, en ben je niet iemand om te martelen en wie is Max?’
‘Heb je in mijn brief gekeken, dat is heel gemeen en valsch!’ zeide Loula driftig.
‘Ik kon het niet helpen, dat ik het bij toeval zag,’ verontschuldigde Willy zich. ‘Ja, nu ben je boos, dat begrijp ik, omdat ik weet dat je 't hier zoo naar vindt, heb je erg thuis geklaagd, ja, zeker.’
‘Houdt je mond, valsch schaap, of ik sla er op,’ zeide Loula woedend en keek in 't rond of Ange en Margot haar niet te hulp kwamen. ‘O, ik wist 't wel, dat 't een ellendig soort is, die kostschoolmeisjes met hunne fijne maniertjes, zóó doen ze tegen eene nieuweling.’
Willy begon te huilen, toen ineens juffrouw Rika met een streng gezicht binnen kwam.
‘Loula Almerus, wat zijn dat voor woorden, welk wel opgevoed meisje van veertien of viftien jaar praat daar nu van: “ik sla er op,” foei, je moest je schamen, doe je hoed en mantel onmiddellijk uit, je gaat niet mee naar de kerk en maakt drie thema's, hier uit dit Fransche boekje.’
‘Wel ja, waarom geen tien, geen dertig, zeg liever honderd,’ riep Loula driftig.
‘Ga mee meisjes, Margot en Willy, jelui gaan met juffrouw de Weerdt naar de kerk en Ange gaat zeker een brief aan haar grootmoeder schrijven.’
‘Maar juffrouw, ik....’
‘Neen Ange, niet een blijft hier zitten. Loula zorg dat die thema's zonder fouten zijn.’
Loula antwoordde niet.
‘Versta je me niet?’
‘Jawel.’
‘Met twee woorden alsjeblieft.’
‘Jawel juffrouw, maar ik blijf er bij, dat ze geen van drieën deugen.’
| |
| |
‘Geen woord meer.’ Juffrouw Manders verliet de kamer, in de vestibule stond Willy alleen. ‘Wat was dat, Willy?’ vroeg ze.
‘Och, Loula is zoo kwalijk nemend, ik zeide, of ik vroeg wie Max was en of ze 't hier niet prettig vond en toen werd ze ineens woedend en hield vol dat ik in haar brief gekeken had, en 't was heel toevallig, dat ik een woord zag, maar ze was zoo geheimzinnig.’
‘Heeft zich dat alles wezenlijk zoo toegedragen?’
‘Heusch, juffrouw.’
‘Dan moet Loula je vergiffenis vragen.’ Weer ging juffrouw Rika naar binnen en zeide streng: ‘Loula als je thema's af zijn, kun je na kerktijd binnen komen, maar eerst moet je je nichtje vergiffenis vragen, je hebt haar verdriet gedaan, ze is er bedroefd om.’ Ze wachtte het antwoord niet af en liet haar alleen.
‘Dat kan ze begrijpen en die andere valsche kinderen, die Margot en Ange, die te flauw waren en te laf om me te verdedigen. 't Was een min boeltje. Met Kerstmis ga ik hier vandaan, dat is vast en zeker. Eerst mijne thema's af en dan een brief naar papa. Vergeving vragen aan Willy! Zoo gek ben ik niet. Natuurlijk heeft ze met opzet in mijn brief gekeken.’
Loula's hoofd was vol opstandige gedachten, en toen de thema's af waren, scheurde ze een blad uit haar schrift om een brief te beginnen.
Juist ging de deur open en kwam Ange binnen.
‘Loula!’ zeide ze zacht.
‘Wat wil je?’
‘Je helpen.’
‘Dank je, mijne thema's zijn af. Ga maar heen, je krijgt straf als ze je hier vinden, ik moest alleen blijven.’
‘Ik kom je toch helpen, hoorde je niet, dat ik de juffrouw in de rede viel?’
‘Hum.’
Neen, ik ben niet zoo laf en flauw als je denkt,’ ging
| |
| |
Ange onstuimig voort, Willy deed het met opzet om je te sarren, ze plaagt je altijd, ik zal dat ook aan juffrouw Rika gaan zeggen, wacht, daar komt ze al.’
‘Maar, Ange, hoe kom jij hier, ik had toch gezegd, dat je Loula alleen zou laten?’
‘Ja, maar ik wil u iets zeggen. Toen vertelde ze alles zooals het gebeurd was.’
‘En waarom heb je dat niet eerder gezegd, Angélique?’
Ange haalde vlug de schouders op.
‘Waarom heb je 't niet dadelijk gezegd?’ drong Rika aan.
‘Och, omdat ik afschuwelijk slecht ben!’
Loula zag haar verbaasd aan.
Ineens met eene kleur als vuur zeide Ange: ‘Omdat ik jaloersch was, dat Loula knapper was dan ik en toen liet ik Willy naar begaan.’
‘Je hebt me toch wel eens geholpen,’ zeide Loula hartelijk.
‘Niet genoeg, niet zooals 't hoorde.’
Juffrouw Rika schudde 't hoofd.
Loula kwam naar haar toe met eene uitgestrekte hand. ‘'t Spijt me erg, dat ik zulke brutale leelijke dingen gezegd heb van de kostschoolmeisjes, maar u moet 't nu maar vergeven, toe! Ik zal hier den heelen dag wel alleen blijven zitten, als die straf bestaat.’
't Strenge gezicht van juffrouw Rika vertrok zich tot een lach.
‘Deze dag is wel anders dan je je hebt voorgesteld, in plaats van met je familie naar den Haag te gaan moet je hier tot het eten blijven, maar Ange is ook ongehoorzaam geweest om bij jou te komen, dus blijven jelui hier samen tot jelui straf. Wat Willy betreft, ze heeft me veel verdriet gedaan.’
Langen tijd zwegen Loula en Ange, toen ze alleen in 't ruime schoollokaal zaten.
‘Nu zit je hier om mij!’ zeide Loula met een zucht.
‘Heelemaal geen nare straf,’ lachte Ange. ‘Nu krijgen
| |
| |
we hier straks eene boterham en als de meisjes gaan wandelen mogen wij in den tuin. Zeg, Loula!’
‘Wat?’
Ange kwam naast haar op de bank zitten. ‘Vindt je 't erg kleintjes van me, die jaloezie bedoel ik?’
‘Ik had 't niet gedacht.’
‘Heb je 't nooit begrepen?’
‘Neen, ik verbaasde me, hoe je me soms hielp en dan je weer terugtrok.’
‘Willy stookte me op, maar je hebt je erg kranig gehouden. Heb je naar huis geschreven, dat je het zoo naar hier hadt?’
‘Neen, maar Max en Eva hebben 't toch geraden, kijk hier,’ en ze reikte Ange, Eva Norman's brief over.
‘Willy is valsch, ze liet 't aan de juffrouw zoo voorkomen alsof jij geheimen in dien brief had, wacht, ik breng hem even, mag ik?’
‘Mij goed.’
Na eenige minuten kwam Ange weer terug.
‘'t Is goed dat ik je brief liet lezen, Willy had net gedaan, alsof er iets kwaads in stak, dat merkte ik heel duidelijk.’
‘En dan na eene poos: ‘Dus je hebt me die jaloezie vergeven, Loula?’
‘Natuurlijk, 't is ook vervelend voor je, dat je niet heelemaal met alle vakken nommer één bent, maar jij speelt mooi piano en ik kan verder niets, nu spreken we er niet meer over.’
Daarna hadden ze lange vertrouwelijke gesprekken over thuis.
Loula vertelde van Elze, van juffrouw Betsy, van papa en de jongens, van de Normannen en de pastorie.
En Ange?
Ze luisterde met haar vroolijke oogen en vroeg van tijd tot tijd.
‘Als jij toch eens wist, Loula, hoe blij ik ben, dat het
| |
| |
nu zoo goed tusschen ons is, al dadelijk toen je kwam vond ik je zoo aardig.’
‘Hoe is 't mogelijk!’ lachte Loula.
‘Ja, maar ik wilde je niet lief vinden, omdat je zoo vlug en goed Engelsch sprak en omdat Willy me plaagde, dat ik niet meer nommer één zou blijven.’
‘Ik had ook zoo'n pret in jou,’ bekende Loula eenvoudig.
‘Een gek idée, dat we hier voor straf zitten en zoo'n pret hebben.
‘Ja.’
‘Hadt je 't erg eenzaam in 't begin?’
‘Ik vond 't hier naar. Iedereen was chaud met elkaar, alleen ik was er buiten.’
‘Dat is hatelijk hè? Maar zoo chaud was ik toch niet met Willy. Van Margot wil ik niets zeggen, van haar heb ik altijd gehouden, maar Willy maakt me dikwijls ongeduldig. Ze vleit me zoo, en heelemaal vertrouwd heb ik haar eigenlijk nooit. In hoever is ze een nichtje van je?’
‘O, eene nicht Almerus is met mijnheer Anderbergen getrouwd.’
‘Ga je er heen?’
‘'t Zal misschien wel dienen, maar eerst naar mijne andere familie, naar de nichten van Rijn en eene oudtante opzoeken.’
‘Ik heb een snoes van eene tante in Amsterdam, waar ik wel eens van Zaterdag tot Maandag heen ga, ze heeft me al eens gevraagd of ik niet eene vriendin wilde meenemen, ga jij eens met me mee?’
‘Graag.’
‘Hoor je dat gestommel wel?’
‘Ja, wat is dat?’
‘Nu komen ze uit de kerk thuis, die kraakdeur is van 't spreekkamertje, nu vangt juffrouw Rika Willy op.’
‘Weet je wat ik zoo'n mal idée vind?’
‘Nu?’
‘Dat we daar nu toch boven met elkaar slapen en het
| |
| |
tusschen Willy en mij nooit heelemaal goed zal worden.’
‘O, maar dat slijt wel.’
‘Ik kan toch nooit heelemaal vertrouwelijk met haar worden,’ zeide Loula beslist.
‘Men hoeft toch ook niet niet met iedereen even vertrouwelijk te zijn?’
Om twaalf uur bracht juffrouw de Weerdt op een blad het twaalfuurtje voor de twee meisjes. De ramen van 't groote holle schoollokaal stonden ver open en de zon scheen door de geelachtig-bruine bladeren naar binnen.
Met langzame passen liep de tuinbaas er langs en toen hij voor 't open venster Loula zag zitten, kwam hij naar haar toe.
‘Zoo juffie, wat zit je hier alleenig.’
Loula wees op Ange.
‘Samen straf gehad? Dat treft ook niet op Zondag.’
‘Jawel, 't treft juist heel mooi,’ zeide Loula opgewonden, ‘ik heb er eene vriendin mee gewonnen en daar ben ik heel blij om.’
De oude man keek lachend naar binnen.
‘O ja, die ken ik, die is hier al een heele poos, die heeft zoo'n mallen naam.’
‘Angélique Durard,’ zeide Ange lachend.
‘Juist.... zoo, zoo, zijn de juffies kameraden geworden, nou, dat is gezellig.’
Met een handwuif verwijderde hij zich.
Loula en Ange zagen elkaar lachend aan.
Toen een groot uur later de andere meisjes wandelden kwam juffrouw Rika weer binnen. Ze keek van Loula naar Ange en vroeg toen met iets ingehouden lachends: ‘En hebben jelui nu goed nagedacht over alles, jij Ange over je ongehoorzaamheid en Loula over hare ongepaste uitdrukkingen?’
Ange schudde half lachend verlegen met het hoofd, maar Loula antwoordde vrijmoedig: ‘Eigenlijk niet, weet u wat ik nu al zoo gedacht heb, sedert ik hier zit?’
| |
| |
‘Nu!’
‘Eerst was ik woedend, driftig, dat zal u wel gemerkt hebben. Ik begon juist een brief aan papa om hem te vragen mij met Kerstmis weer terug te nemen. Toen.... nu die historie weet u en die ruwe dingen, die ik gezegd heb....’ haar stem daalde en met iets vertrouwelijks in haar gezicht en houding: ‘daarom ben ik voornamelijk hier gekomen, maar vindt u het wezenlijk zóó erg om nu eens een jongensachtig woord te gebruiken? ik zie er 't kwade niet van in, maar iedereen zegt, dat 't onbehoorlijk is, 't zal ook wel zoo zijn, en wees u maar gerust, ik zal 't wel afleeren, ik zal er mijn best wel voor doen.’
Ange keek haar verbaasd aan. Niemand zou het gewaagd hebben om de strenge juffrouw Rika tegen te spreken, maar Loula deed het op eene eerlijke, goede manier en 't was duidelijk te merken dat ze meende, wat ze zeide.
Dit scheen juffrouw Rika dan ook te vinden.
‘Ik zie die ruwe dingen niet graag in een meisje.’
‘Papa ook niet,’ antwoordde Loula.
‘Je wilt al dat vrije en jongensachtige wel probeeren af te wennen voor 't pleizier van de menschen, die van je houden?’
‘Zeker, juffrouw!’ en Loula strekte haar hand recht uit, die de juffrouw greep.
Nauwelijks was de deur achter haar toe of Loula riep juichend uit: ‘dat is een kraan hoor, dat is er een van de bovenste plank!’
Ange schaterde het uit.
‘Maar Louk, wat behandel jij die dingen grappig!’
‘Hoezoo? Ik zou niet weten hoe ik anders moest doen.’
Aan tafel kwamen de twee nieuwe vriendinnen weer binnen.
Margot knikte ze vriendelijk toe, maar Willy keek niet op, met rood beschreide oogen staarde ze steeds op haar bord.
Na het eten wandelden Margot, Ange en Loula door den tuin tot het donker werd.
| |
| |
‘Wil heeft er van langs gehad,’ zeide Margot, ‘wat de juffrouw precies zeide, weet ik niet maar ze kwam diep ellendig uit 't spreekkamertje.’
‘Ja, ze ziet er wel uit om flink te kunnen donderen, die juffrouw Rika,’ en Loula trok haar schouders op.
‘Maar Loula,’ lachte Margot.
Ange kneep in haar arm.
‘Waarom doe je dat?’ vroeg Loula.
‘Om je te herinneren aan je belofte van van morgen.’
‘Hemeltje ja, knijp me maar altijd als ik leelijke woorden zeg, jij ook Margot.’
‘Goed!’
Toen gingen ze naar binnen om thee te drinken.
|
|