parallel: spellingvereenvoudiging is net zoiets gevaarlijks als de muiterij op de ‘Zeven Provinciën’. Harry Mulisch redeneert 40 jaar later weer een nuance anders: de spellingvernieuwers willen het Nederlandse volk een spellingsrust en-orde’ opleggen; zij zijn erop uit ‘de bestaande sociale situatie te verhullen’.
Het is niet helemaal onbegrijpelijk dat G. van der Heijden, leraar Nederlands, in Intermediair verzucht: ‘Anti-vereenvoudigingsacties bezitten soms hetzelfde fanatisme en niveau als acties tegen fluoridering van drinkwater.’
Want waar draait het spellingvraagstuk eigenlijk om? De essentie werd al in 1891 door Kollewijn op papier gezet: ‘Vangen wij maar dadelijk aan met de tirannieke, onverdraagzame, dikwijls onberekenbare nederlandse spelling voor de rechterstoel van het gezond verstand te dagen, en te beschuldigen van eindeloze plagerijen, waardoor iedere Nederlandser die de pen hanteert, dag in dag uit wordt gekweld.
‘Het begint op de lagere school. Nu, daar is het de plaats om te leren spellen. En als men het daar maar leerde - als men het daar maar leren kon - wij zouden geen reden tot klagen hebben.’
Kollewijn citeert vervolgens een beschouwing van prof. J.P.N. Land uit 1870 (! ), die in 1972 al even weinig aan actualiteit heeft verloren als zijn eigen stuk: ‘De moeite, aan het aanleren en herzien onzer spellingen besteed, wordt ons door niets vergoed; en er is zoveel anders en beters dat daarom ongedaan blijft (...). En juist bij het volksonderwijs komt het er dubbel op aan, dat de korte schooljaren zoo min mogelijk door noodeloozen omslag en beoefening van hetgeen ons in niets een beter inzigt geeft, worden ingenomen.’
Kollewijn: ‘Ik weet zeer goed dat een in alle opzichten konsekwente spelling tot de onmogelijkheden behoort. Maar - waar men niet konsekwent wezen kan of wil, trachte men prakties te zijn.’
‘Geen onderscheidingen in de schrijftaal ingevoerd, die in de gesproken taal niet bestaan. Geen onderscheidingen in de schrijftaal behouden, wanneer de beschaafde spreektaal ze verloren heeft en wanneer de toepassing voortdurend moeite veroorzaakt.’