Criteria
Wat ‘de eventuele zin of noodzaak’ van de spelling van werkwoordsvormen betreft, kan men uitgaan van verschillende criteria, die doorgaans algemene inzichten weerspiegelen van de tijd waarin ze geformuleerd werden. De Vries en Te Winkel zien in de spelling een ‘kunstproduct’, dat dan ook onderworpen is aan de wetten van de ‘Aesthetica’ en de ‘Psychologie’. Deze twee zijn in 1863 al ongeveer een eeuw normatief bij het denken over kunst: onze Van Alphen propageert ze in 1778. Via een aantal overwegingen komen De Vries en Te Winkel tot vijf regels die elkaar gedeeltelijk aanvullen, gedeeltelijk tegenspreken. In b.v. ‘hij houdt’ worden achtereenvolgens de regels van de uitspraak, de afleiding (ou, niet au), de gelijkvormigheid (de d) en de analogie (de t) toegepast. Deze spelling gaat uit van principes die in onze tijd hun overtuigingskracht aan het verliezen zijn.
Volgens recente opvattingen is die spelling het best, die steeds dezelfde spraakklank met hetzelfde teken weergeeft. Hierbij geldt de doeltreffendheid van het communicatieproces als norm, wat inhoudt dat de spelling de schriftelijke communicatie productief noch receptief mag hinderen. Angst voor het maken van fouten tegen het huidige spellingssysteem vormt voor velen nog steeds een zeer reële belemmering: velen durven niet te schrijven omdat ze bang zijn daarmee een discriminerende behandeling uit te lokken. Naast dit emotionele bezwaar zijn er ook economische. Angst voor belemmering van het receptief-schriftelijke communicatieproces (‘we kunnen nu niets meer lezen’) wordt regelmatig als argument tegen spellingsvereenvoudiging gebruikt. Niettemin gáán alle veranderingen die sinds De Vries en Te Winkel zijn doorgevoerd, in de richting van vereenvoudiging. Dat men in een korte periode van overschakeling wat minder vlot leest, is een feit, waaraan men echter niet te veel gewicht hoeft toe te kennen.
Maar - zal men zich afvragen - kunnen we al die spellingsindicaties (ik word/hij wordt, zij wachtte, hij bereidde e.d.) wel missen? Ze gaan terug op dezelfde regelingen als b.v. de buigingsuitgangen (‘door den wil des menschen’); deze zijn al 25 jaar geleden officieel afgeschaft, na sinds 1930 voor het onderwijs facultatief te zijn