melde op de hengsels...... karel zat op zijn kamertje te schudden van 't lagchen.
‘Brand! brand!’ - Zoo klonk het al weder in de zelfde steeg, ook op woensdag middag, maar nu zes weken later, in 't midden van den winter. Maar baas theobald, die even buiten stond en naar de lucht zag, herkende de stem, en riep: ‘Ke sult mij keen... keen... keen... zweimal das bakken, knaapken!’ En rustig sloot hij het blind voor zijne werkplaats digt.
‘Brand! brand!’ hoorde men nog eens, met holler en akeliger stem, en zoo luide, dat een paar bewoners der naburige straat de steeg in vlogen en riepen; ‘Wat is er toch te doen, baas theobald?’ - Maar de oude man verhaalde hun van den boozen knaap, die uit het hooge raam van zijn kamertje hem allerlei kwaad deed: nu met een' erwtenblazer, en dan met een spuitje of iets anders. Na had hij, voor zes weken deze nieuwe kunst verzonnen, en geheel de stad in rep en roer gebragt. Maar hij, baas theobald, was de man niet, om zich twee maal te laten voor den gek houden!
Het hoofd schuddende over zoo groote ondeugendheid, gingen de buren weg en de oude man in huis. Maar toch kon hij niet laten, naar buiten te schieten, toen oogenblikkelijk het brand- en noodgeschrei zich herhaalde; en met schrik zag hij nu een rookwolk het geopende venster uit ko-