Het stamboek op de papiere snykunst van Mejuffrouw Joanna Koerten, huisvrouw van den heere Adriaan Blok: bestaande in Latynsche en Nederduitsche gedichten der voornaamste dichters(1735)–Joanna Koerten– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 157] [p. 157] Op het uitmuntend schaarwerk van de kunstryke juffrou Joanna Koerten. Hoe! zweeft de kunstgeest van Minerf In Koertens hant, die door penseelen, Noch menglen van Apelles verf, Ons zoekt het hart en oog te streelen? Neen: maar met onbemorsten zwier Weet ze alles, als volmaakt, het leven, Wat haar behaagt in wit papier, Door ’t snyden van een schaar te geven. Zie hoe de groote Wilhem pronkt Met Koninglyke hooftsieraaden; Een Vorst die elk tot liefde ontvonkt Door deugt en dappere oorlogsdaden: Hy zwicht voor niemant in ’t heelal; Dat kan en Loire en Theems getuigen, En Namen, wier onwinbre wal Voor zynen donderkloot moest buigen, [pagina 158] [p. 158] Hoe vast geleegen in tieras, Door Mavors vuist dien Heldt geschonken. Ei zie, hoe straalt het oog door ’t glas, Nu hy, als Herkules, mag pronken By zoo veel Heerschers, schoon verbeelt, Gelyk Monarchen, Vorsten, Heeren, Al had Natuur zelf hen geteelt! Wie kan volmaakter werk begeeren By Broeders, die door misverstant In holle barrening gedreven, Het roer van Staat sloeg uit de hant, En ’t woedend graau bracht om het leven? Die Witten hangen in ’t verschiet, Met al hun schaaduwen en trekken. De schrandre Bekker, dien ’t noch niet Verveelt om tovery t’ontdekken, Prykt by Galeen met glori, daar De Ziel- en Lyfarts blyft in wezen; Waar door de lof der Fenixschaar Is met haar wondren hoog gereezen. Hoe dobbren op ’t azuure velt Kasteelen, die by Staatsmacht passen! Matroos, ter wacht aan ’t roer gestelt, Ontziet gevaar noch pekelplassen; Maar streeft zelfs door ontelbre doôn, Om eer, of voordeel te bejaagen, Ja tot in ‘t ryk van Antipoôn, Die onder ons den aardkloot draagen. [pagina 159] [p. 159] Speeljachten naar de kunst gebouwt, Braveeren ’t bouwsieraadt der scheepen; Die, als men hun te recht beschouwt, Ons oog en zinnen met zich sleepen. Ja, schoon van beemdt, van bloem en kruit ’t Verrukt gemoedt geen reên kan geven, Het roept met veel verwondring uit: Deez’ kunstschaar evenaart het leven. Joan Fransz. Vorige Volgende