En word een Popje, als zonder leven,
Om namaals hemelhoog te zweeven.
Uw kunst, ô Koerten, heeft gebloeit,
Is, als een rype vrucht, volgroeit;
En daar ze in ’t eerst, als klein van waarde,
Te kruipen scheen langs ’t vlak der aarde,
Verheft herschaapen, zich ter vlucht
Op snelle vleugels door de lucht
Naar alle vier de windtgewesten.
Zoo moete uw ziel en lyf ten lesten,
Na ’t scheiden met meer glans gepaart,
En van geen sterflyk pak bezwaart,
Ten hemel vliegen in de vreugde,
Die al vooraf uw ziel verheugde;
Dies had wel graag ’t penseel verbreit,
Het geen het zonder spreeken zeit.
Voor Marie Sibilla Meriaan J.H. Horolt,
gebooren Meriaan D. M. Meriaan.