| |
| |
| |
Een byvoegsel van eenige overgeslage woorden.
| |
A. C.
accurraatheyd, nauwkeurigheyd, welgeschiktheyd, sorgvuldigheyd. |
accuratelijk, nauwkeuriglijk, wel geschiktelijk, sorgvuldelijk. |
| |
A. D.
adam, mensch. De naam of het woord adam, ’t welck Hebreusch is, en is geen eyge naam, die dese of geene mensch eygen is, maar een algemeene naam betekenende de mensch in ’t algemeen of ’t menschelijk geslagt. Maar onder ons geschied het nu wel, ’t welk spruyt uyt der menschen onweetentheyd, en sotheyd in ’t navolgen en gebruyken van ’t geen sy niet verstaan, dat men iemant die algemeene naam adam, dat is mensche, als een eygen naam geeft. Dit Hebreusche woord adam, vind men mede al in de Nederduytse oversetting op veel plaatse onovergeset staan, waar uyt die waan komt onder de gemeene luyden, dat dit woord daar staat als een eyge besondere naam van dese of geene, daar het een algemeene naam is: want als het overal waar het stond overgeset was, soo soudemen over al over geset vinden mensche: en by gevolg en soudmen van geen Adam in ’t Duyts weeten, |
| |
| |
maar wel van mensche. Het woord אָדָם, adam, dat is mensche, komt van אָדַם, adam, dat is rood zijn, en van het woord adam, rood zijn, komt אדמה, adama, aarde, om dat de mensch uyt roodagtige aarde eerst voort gekomen is. |
admortissement. Ik weet eygentlijk niet wat dit woord wil te kennen geeven: het schijnt te betekenen een vernietiging van een regtsmiddel. |
| |
A. L.
almaanachmaaker, jaartijdswijsermaaker, of maandwijsermaaker, of almaanagtsmaker, die al de agtneeminge des maans maakt, maar alsoo der meer agtneemingen zijn in die jaartijdwijsers, soo is die naam van almaanagtsmaker wat te bepaalt. sie almaanach. |
| |
A. M.
amaileerder. sie emaileerder. |
amaileersel. soek emaileersel. |
amailleren. sie emailleren. |
amber, of ambre, barnsteen of haaksteen. De barnsteen heeft de naam van haaksteen, om dat hy wat gewreven zijnde kafjens kan als met een haak na sik haalen, ’t welk geschied door een selve beweeging, als het yser na de zeylsteen bewoogen of gestooten word. Barnsteen word hy genoemt, om dat hy in ’t vuyr geworpen zijnde wel brand. En word van sommigen gehouden voor een seer harde gestolde boom traan, van sommige voor een hard sap uyt de aarde vloeyende en door de koudheyd |
| |
| |
en southeyd der zee gestold. |
amen, het sy soo, het geschiede also, waar, voorwaar. Amen, amen, het zy soo, het zy soo, of, het geschiede alsoo, het geschiede alsoo, of, voorwaar, voorwaar. Dit Hebreusch woord amen, word ook al niet overgeset: soo dat het by na een doodsonde schijnt, dat men de voornaamste woorden sou oversetten. |
ammer. sie amber. |
| |
A. N.
antameren. soek entameren. |
| |
A. R.
artschbisschop. sie ertschbisschop. |
artschengel. soek archangel. |
| |
A. S.
assiteren, bystaan, raadgeeven, onderstant doen, helpen. Assisteren, overstaan, ten overstaan, by zijn. Geassisteert met haar voogd, ten overstaan van haar voogd, of, in ’t by zijn van haar voogd. Een weduwe of een bejaarde ouderloose vryster mogen niets van gewigt doen, als ten overstaan van een gekoren voogd, die sy selfs kiesen. |
| |
B. A.
balancemaaker, schaalemaaker, weegschaalemaaker, die weegschaalen maakt, en verkoopt. |
| |
| |
balanceerder, evenaar, vergelijker, evengelijkmaker, die iets evenna of even gelijk maakt. |
baricade, een bolwerk, beschanssing, wagenburg, |
baricarderen, bebolwerken, of beschanssen, een wagenburghmaaken. |
| |
B. E
bedisputeren, betwistredenen. |
| |
B. I.
bisdom, opsienders gebied, of opsienderschap. sie bisschop. |
| |
B. R.
bregadiere. Dit woord schijnt te betekenen een krijgsampt: dog wat voor een weet ik niet alsoo ik het selve nieuwers heb konnen vinden. Derhalven die het weet, mag het’er by schrijven. |
| |
C. A.
caart. soek chaart. |
cabel. sie kavel. |
cabelen. sie kavelen. |
cabeling. sie kaveling. |
canonisatie, heyliging, toeheyliging, inwying, of heyligmaaking, dat is imant na sijn dood onder ’t getal der heyligen stellen om angebeden te worden: gelijk by die vande Roomsche Godsdienst dikwils geschied. Soodanige heyligmaking is effen het selve als de Godmaking by de Heydenen, wanneer sy imant naar sijn dood onder ’t getal der Goden stelden. |
| |
| |
carbunkel, of carbonkelsteen, een koolsteen, vuyrigekoolsteen. Dese steen is een edel gesteente, hebbende een seer grooten glants gelijk een vuyrige kool, uyt welke oorsaak de naam van koolsteen, of vuyrige koolsteen an de selve gegeeven is. Carbunkel, een vuyrige puyst, negenoog. Soodanige vuyrige puyst word uegenoog genoemt om dat’er negen of eenige swarte stipkens in gesien worden. Pest carbonkel, een besmettelijke vuyrige kool, of vergiftige kool, of puyst. |
castanien. soek maroenen. |
castijden, tugtigen, straffen, bestraffen. |
castijder, tugtiger, straffer, bestraffer. |
castijding, tugtiging, straffing, bestraffing. |
cavel. soek kavel. |
cavelen. soek kavelen. |
caveling. soek kaveling. |
| |
C. H.
chaart, een speelblad, daarmen om tijdkorting mede speeld. Chaart, een blad, blad pampier, of pampier. Chaart, waereld afbeedsel, waereld spiegel, of aard afbeeldsel, in welke de aarde en wateren afgebeeld worden, en ook verdeeld in Koningrijken, landen, en eylanden, enz. de wateren in Zeen en rivieren, enz. of waar in uytgebeeld word het uytspansel met Son, Maan en sterren. |
chaarten, speelbladeren. Chaarten, waereld afbeeldsels, of waereldspiegels, of aardafbeeldsels. |
chyl, sap. Chyl, maagsap, dat is het beste sap |
| |
| |
’t welk door koking der maag uyt de spijse die men genuttigt heeft, voortkomt, en ’t welk ons strekt tot versterking der levendige geesten. |
| |
C. L.
clooster, een besloote plaats, gesloote plaats, afgescheydeplaats, omslooteplaats, die met muuren of wallen beslooten is, een slot. Clooster, alhoe wel het woord die betekenis niet en heeft, word genomen voor een geestelijke eensaam wooning, of geestelijk eensaamwoonhuys, of geestelijk woonplaats, of geestelijk woonhuys, waar in eenige geestelijke eensaamleevers afgeslooten vande andere menschen leeven. |
cloostervolk, afgeslootevolk, afgesondertvolk. sie munnik en nonne. |
cloostervrouw. sie nonne. |
| |
C. O.
communicatijf, geemenmaakend, bekendmaakend. |
comparante, verschijnster, vertoonster, die op een plaats verschijnt of komt, daar sy iets doen moet of iets te doen heeft. |
confilie de greyn. soek melisse. |
conjugatie, vervoeging, t’saamenvoeging, t’samenbinding, anbinding. |
conrector, medebestierder. |
consilie, een geestelijke raadsvergaderingh, raadsvergadering der geestelijken, naamentlijk van Roomsche geestelijken. |
corruptibel, bederffelijk. Corruptibel, omkoopelijk. |
| |
| |
| |
D. A.
daerd, een pijl, werpspits. |
| |
D. E.
deus, twee. Deus in ’t spel, de twee in ’t spel. Deusaes, de twee een, of, de een twee. |
| |
D. I.
diakony, dienaarschap, bediening. Diakony, opsienderschap der armen, besorging der armen, of diakony, de maatschappy der opsienders over de armen. Vande diakony leeven, vande gemeente leeven, of, uyt de gifte der gemeente leeven, naamentlijck vande herstelde Godsdienst gemeente, dat is, uyt de gifte die de opsienders vergaderen en versamelen vande gemeente. |
diaconyweeshuys, het gemeente armeweeshuys, waar in de arme ouderloose kinderen der geener, die inde gemeente der herstelde Godsdienst sijn geweest, worden gevoed en onderhouden tot datse bekwaam zijn de kost met eenig handwerk of ambagt te konnen winnen. |
diminueren, enkelen, breeken. sie fringoteren. |
| |
D. O.
dom, eygenheyd. sie dominie. |
dom, of domkerk. Het opperste huysGods, of ’t voornaamste huysGods, of het opperste huys des Heeren, of ’t voornaamste huys des Heeren, of de hoofdkerk, of de groo- |
| |
| |
tekerk, onder welke het meeste gebied is, of by welkers geestelijken de meeste magt is. |
domheer, een geestelijke vande hoofdkerk, of een medebestierder vande grootekerk. |
dom-hof, ’t groote kerkhof. |
domproost, overste over het opperhuys Gods, overste over de hoofdkerk. |
domstift, de vergaderingplaats der geestelijken van het opperhuys Gods, of de raadkamer vande hoofdkerk. |
| |
D. R.
druyf, een wijnbes. |
druyven, wijnbessen, dat zijn die bessen de welke an den wijngaard wassen, en uyt welken men den wijn parst. De wijnbessen zijn of wittewijnbessen, of blauwe wijnbessen. Sy hebben veel toenaamen na de landschappen daar sy wassen: als Franse wijnbessen, Rijnsewijnbessen, Spaansewijnbessen, Grieksewijnbessen, enz. Vorders sijnder groote wijnbessen en kleyne wijnbessen. sie corinthen. |
duyvelsbeet, geswelgeneeskruyd, of wortelafgesneenkruyd. Dit kruyd heeft breede, langworpige bladeren, als die vande smalle wegbrebladeren, maar gladder en geensins geribt oft met senuwen doorregen, an de kanten wat gekertelt. De steelkens zijn een voet of anderhalven hoog, gemeenlijk in dry takskens verdeylt: van welken een alleen op ’t top een roodagtig bolleken draagt, waar uyt de bloemkens komen, wit of blauwagtig van verwe. De wortel is dik, kort, en schijnt afgebeeten of af- |
| |
| |
gesneeden te zijn, waar van ook de naam in ’t Latijn is succisa, ’t welk soo veel wil betekenen als wortel afgesneenkruyd, dat is kruyd welkers wortel afgesneen schijnt te zijn. Dog om dat het soo uytneemende goed is, om geswellen en ontsteekingen der keelen te geneesen, soo heb ik het geswel geneeskruyd geheeten, om dat het in ’t duyts geen naam had. |
duyvelsbrood, paddestoel, of kikvorsche stoel, paddestoelen zijn van die ronde, voose, witte, somtijds roodagtige, knoppen, of bollen die inde velden en an de kanten van de slooten veel wassen. Sy worden ook genoemt campernoelie. |
duyvelseyeren, seepaddestoelen. Dese paddestoelen zijn langwerpiger, of eyrondsgewijser, als de andere paddestoelen, sy groeyen niet verre vande zee, sy zijn vuyl van reuk en vergiftig, gelijk ook de andere paddestoelen zijn, alhoewel’er sommige zijn, die voor eetbaar gehouden worden. De seepaddestoelen worden ook wel ungerseyeren, dat is, tovenaars eyeren geheeten, als ook see-campernoelien. |
duyvelskolven, of duyvelskoppen, waterrooswortelen, seebloemwortelen, of meerbladerwortelen. Dese wortelen van waterroosen zijn bykants soo dik als een narm, rouw en knobbelagtig, eenen kolve gelijkende, sonder smaak als sy nog nat en vogt zijn, maar gedroogt zijnde hebben een weynig voedsels geevende smaak, van buyten zijn sy met een swarte bitter agtige schorsse bedekt. |
duyvelskruyd, windkruyd, of kruyd des winds. Dit kruyd heeft veele en menigerhande verscheydentheden. De geslagten zijn tweeder- |
| |
| |
ley, tamwindkruyd, en wild windkruyd. Al de soorten van dit kruyd zijn te lang hier te verhaalen. |
duyvelsmelck, bittermelkskruyd, is een kleynkruydeken, ontrent een spanne lang, ook wit melkachtig sap van sik gevende als ’t gekwest is, welk sap seer bitter en onlieflijk van smaak is, de steelkens zijn roodagtig, bewassen met kleyne bladeren, die inde ronde wat langwerpig van maaksel zijn. Seeduyvelsmelk, seebittermelkskruyd, dit kruyd heeft seer groote gelijkenisse met bittermelkskruyd, het wast meestentijd in soute gronden by de see gelegen. |
kleynste duyvelsmelk, kleyn bittermelkskruyd, of leggend bittermelkskruyd, dit kruyd gelijkt mede al na ’t voorgaande, maar is kleynder en teerder, en legt neerwaarts op de aarde. |
duyvelsnaaygare. soek cuscute. |
duyvelsoog, bruynettekensbloem, of veldroos. Dese bloem of veldroos schiet uyt haar wortel seer veel steelkens, die nog in meer andere sijdsteelkens verdeylt worden, en gestreept zijn of inde lengde gevooret, van verw groen: de bladeren zijn dun, en donker groen van verwe, de bloem en is niet groot van gedaante met de boterbloem overeenkomende, fraay en behaaglijk om sien, van verwe hoogrood. |
duyvelsstront, of duyvelsdrek. soek fierilafance. |
| |
E. M.
ember. soek amber. |
emmer. soek amber. |
| |
E. P.
ephod, een opperkleed, schouderkleed, overtreksel, ’t welk de hoogheyliger boven al |
| |
| |
zijn ander kleederen droeg, als hy den Godsdienst bedienden. |
| |
E. R.
erremeus, wat dit woord betekent weet ik niet, die het weet magt’er by schrijven wat het te seggen is. |
| |
E. X.
excusabel, verschoonelijk, verschoonbaar, verontschuldighlijk. |
| |
F. E.
feest, hoogtijd, vuyrdag, heylige dag, op welke men de Godsdienst oeffent. |
feesthouden, hoogtijd houden, vuyrdaghouden, heylige daghouden. |
| |
F. O.
formeersel, maaksel, ’t gemaakte, ’t gedaantgegevene, ’t gestalt gegeevene, toestelsel. |
formeerder, maaker, gedaantgeever, gestaltgeever, toesteller. |
| |
G. E,
gehenna, of gehinnom, dal des roovers, of rooversdal, bedroeversdal, bedriegersdal, dal van zijn rijkheden. Het woord gehinnom is een t’saamen geset Hebreusch woord uyt twe woorden, naamelijk גיא, gea, dat is een dal: en הנם, hinnom, dat is, rover, bedrieger, bedroever. De naam Hinnom Roover, was de eyge naam van een Joodsch man, de welke een |
| |
| |
lustig en vermaakelijk dal had buyten de stad Ierusalem, ’t welk na sijn naam genoemt wierd ’t dal van Roover, of Rooversdal, gea Hinnom, in dit dal hebben de Jooden veel grouwelen gepleegt: want sy hebben aldaer een groot opgeregt beeld gehad met uytgestrekte narmen, welk beeld gloeyend gemaakt wierd en als dan settede sy eenige van hen soonen of dogters in de gloeyende narmen des beelds en lieten de kinderen alsoo verbranden tot een brandslagting van Godsdienst, onderwijlen dat die kinderen brandende yselijk schreuwde, wierd’er geweldig vande geestelijken getrommelt, op dat de bystaande ouders en vrienden het gekrijt der brandende kinderen niet souden hooren; van welk getrommel het dal ook genoemt wierd trommeldal. |
| |
J. E.
Jesus, Behouder. Dit is een bastaart Hebreusche naam, en komt van Iehoschuan van welcke naam ook komt Ioschua, of Iosua. Dese naam van Behouder (Iosua of Jesus) hebben vele onder de Jooden gehad, onder welke ook geweest is eenen Josua, de welcke de Israeliten behouden gebragt heeft in ’t land Canaan, an welcke oversulks de naam van Behouder (Josua) met regt kon gegeeven worden. Want behouder is die geen, dewelke imant uyt eenige nood en gevaar verlost, ’t zy dat het lijfs gevaar of nood is, ’t zy eenig minder gevaar, daarmen imant behouden van verlost. Behouden is ook, wanneer men imant door onderwijsing uyt onweetentheyd en vooroor- |
| |
| |
deel brengt tot de weetenschap, en wijsheyd, door welke men komt tot de kennisse van het hoogste geluk, en eeuwig heyl en welvaaren: soo dat die behoudenis is de grootste behoudenis die’er kan bedagt worden, als zijnde een behoudenis dewelke de siel raakt. En soodanigen Jesus, of Behouder stel ik, onder de Jooden van dien naam geweest te zijn Jesus, een timmerman, de soon van Maria, de gemeynde soon, so men segt, van Joseph, de timmerman, om dat hy het volk heeft geleert, en heeft soeken tot wijsheyd en weetenschap, waar door men, tot de kennisse van ’t hoogste geluk komt te brengen. Dat hy onse behouder soude zijn, om dat hy ons met sijn Lijden ende Sterven, en met sijn bloedvergieten, heeft verlost van alle onse sonden, en daar door voor de selven volkomentlijk heeft voldaan en betaalt, sijn stellingen buyten de schrift, en ook tegen de waarheyd. Wie eygentlijk de vader van dese Behouder is geweest, en weetmen niet, en daarom hebben eenige onwetende luyden hem gesegt te zijn geweest God, God van eeuwigheyd, en een soone Gods van eeuwigheyd, en dat hy inder tijd is gebooren van een maagd sonder toedoen des mans: maar die stellingen zijn ook buyten de schrift, en tegen de waarheyd. |
jesuyten, behoudenen: also moet dit woord overgeset worden na de betekenis van het woord Jesus. De Jesuyten zijn de voornaamste soorte onder de Roomse geestelijken, de welken sik selven noemen medegesellen des Behouders, om dat sy sik in gelijke waardigheyd stellen als de timmerman Jesus, die sy voor een God houden |
| |
| |
(anders soude het henlieden, dats voor seker niet te pijne waard zijn, daar by vergeleken te worden als zijnde veel waardiger en grooter luyden soo sy meynen, als een timmerman) en wilden oversulks wel dat men henlieden mede voor Goden hield, eerde en aenbad. Sy zijn geestelijken, maar sy bemoeyen henluyden seer met allerhande staatse saaken, en zijn oversulks geduurig in de hoven der Vorsten en Koningen, om de selven hier of daar toe op te hitsen, waar uyt sy meynen eenig voordeel te raapen. Hunlieder agting is al grooter geweest als het nu is, dewijl de oogen eeniger Vorsten en Koningen al wat geopent zijn. |
| |
I. N.
interdicente, verbiedster. |
| |
K. A.
kaart. soek chaart. |
kaarten. soek chaarten. |
kabel. sie kavel. |
kabelen. sie kavelen. |
kabeling. sie kaveling. |
kastanien. sie maroenen. |
kavel, een deel, andeel, lotdeel, ’t geen men door ’t lot bekomt. |
kavelen, deelen, verdeelen, verdeeling maaken, looten, door ’t lot deelen. |
kaveling, deeling, verdeeling, loting. |
| |
K. E.
kelk, een beker, drinkbeker. |
kerkmis, of kermis, jaarmarkt, is een jaarlijkse markthouding van verkooping van al- |
| |
| |
lerhande goederen. Het woord kermis en betekent geen jaarmarkt, maar ’t word’er voor gebruykt: eygentlijk betekent het de inwying eens huys Gods. |
| |
| |
L. A.
lasery. soek lepra. |
lasarus, Godshulp, Godsberaad, of Gods voorhof. By de blijde boodschapschrijver Lucas word ons een versiering beschreven van een schurfde bedelaar, leggende vol seeren en sweeren voor de deure van een rijkman, welke versierde bedelaar aldaar genoemt word met de naam van Lasarus. Na welker naam nu nog de bedelaars, die met kwaadaartige schurft gekwelt zijn, van sommige luyden Lasari. dat zijn, Godhelpjes, of Godshulpen, geheeten worden. Of nu die naam aen die seerige luyden gegeeven is, om dat die seerigheyd, of schurfte, so kwaadaartig was, datse van de geneesmeesters niet konnen geneesen worden, en dat daarom tegen hun gesegt wierd, Godshulp, of gelijk men hier ook wel tegen de bedelaars segt, als mense geen armegift geeven wil, God helpje, dat weet ik niet, ik sou dat niet konnen seggen. Het schijnt altoos van die versiering van daan gekomen te zijn. Met het woord Lasarus, schijnt men te willen te kennen geeven, seerig, sweerig, of schurft, gelijk men van die versierde bedelaar schrijft. sie lepreus. |
lasarushuys. sie leprooshuys. |
lasarushuys regenten. soek leprooshuys regenten. |
| |
| |
| |
M. A.
major, of majoor, grooter. Majoor, wagtmeester, is die het wagtwoord ontfangt van den Veltheer, om het selve an de andere krijgsoverste bekent te maaken, en die vorders elk sijn wagtplaats anwijst, en besorgt dat de wagtplaatsen wel beset, en goede wagt gehouden word. |
martelaar, getuyge, die iets getuygt, of iewers getuygenis van geeft. Martelaar woord ook wel overgeset bloedgetuyge, dat is een die iets getuygt, en de getuygenis of liever, de belijdenis van die saak, die hy meent waar te zijn, met sijn bloed bevestigt, dat is, tot’er dood toestaande houd. Hoe veel duysende van onnoosele menschen die men bloed getuygen noemt sijnder door de geegeestelijke omhals gebragt. Martelaar, word ook op ’t duyts genomen voor een hoetelaar, of broddelaar, breekebeen, die iets niet ter deege doen kan. |
martelaresse, getuyge, of getuyster. Martelaresse, bloedgetuyge, bloedgetuygster. Martelaresse, hoetelaresse, broddelaresse. |
martelen, of marteren, getuygen, getuygenis geeven. Martelen, hoetelen, brodden, niet ter deegen doen. |
martelerye, getuyging, getuygenis, getuygenis geeving. Martelerye, hoetelery, broddery, ondeegearbeyddoening. |
martelisatie, pijniging, kwelling, mishandeling. Martelisatie, getuyging. |
marteliseren, pijnigen, mishandelen, kwellen. Marteliseren, getuygen, getuygenis gerven. |
| |
| |
marteren, getuygen, getuygenis geeven. |
martyrie, getuygenis. Martyrie, bloedgetuygenis. |
| |
M. U.
munnikewerk, ydele arbeyd, of vergeefse arbeyd, ydelwerk, of vergeefswerk. |
musqueton, een syroer, reysroer, ’t welk men op de sijde hangt, als men op gevaarelijke plaatsen reyst om sik me te beschermen. |
| |
N. O.
nonne, nonneke, of nonnetje, een geestelijke maagd, of geestelijke dogter, of geestelijk vrouwmensch, ’t zy de selve maagd is of weduwe, is een die nevens eenige andere gestelijke maagden in een afgesonderde plaats woont. sie abdis. |
| |
O. R.
orgel, een windspeeltuyg. sie positijf. |
| |
P. O.
poeder. soek pulver. |
poedre de sympathie, stof van een onderlinge trek. Dit is een wonderlijk geneesstof, waar van een heelboek geschreven is, en waar mede men imants wonde kan genesen, als men slegts ’t bebloede wapen, daar de gewonde mede gekwest is, heeft, of een bebloede doek, en datmen dat stof daar op legt, gelijk of men de wonden verband; ’t welk men segt te geschieden, door een onderlinge trek ’t welk het bloed an het wapen of doek sittende, heeft met het bloed der wonde. Of het geschied ligt door een t’saamen lijding of mede gevoeling, ’t welk het bloed |
| |
| |
heeft met de gewonde. |
point, een spits, scherpte, scherpe spits. |
polver. sie pulver. |
polveriseren. sie pulveriseren. |
| |
P. R.
precept, een gebod, leering, leer, leerstuk. |
priesterdom, heyligerschap, heyligerampt, het ampt of bediening des heyligers, of priesterdom, vuyrstookerschap, vuyransteekersschap. sie priester. |
priesterschap. sie priesterdom. |
procederen de plano sine strepitu & figura judicii, regtspleegen sonder uytstel en toelating van verset, en sonder te mogen een voorspraak of gedingbesorger gebruyken. |
procederen sommierlijk of simpelijck, regtspleegen by kort overslag, of dingtaal houden by kort regt, of eenvoudelijck regtspleegen, of regtspleegen by kort regt: dat is, eenvoudelijk by eysch en antwoord. |
proces communicatoir, een gemeenmaakig geding, of gemeynbaar geding. Wat eygentlijk de uytlegging is, weet ik niet, die het weet mag het’er by schrijven. |
proces extraordinair, regtpleeging by vangenis: gelijk gemeenlijk in misdaadssaaken geschied. |
| |
Q. u. I.
quid pro quo, wat voor dat, of ’t een voor ’t ander, of dat voor dat. Dit is een wijs van spreeken by de kruydmengers of geneesdrankbereyders gemeen, dat sy in de plaats van ’t ge- |
| |
| |
neesmiddel, ’t welk de geneesmeester voorgeschreven heeft, als sy dat niet hebben, een ander geneesmiddel, ’t welk sy hebben en van een kragt en werking agten te zijn, gebruyken. |
| |
R. U.
rustier, een boer, bouer, of bouwer, landbouer, of landbouwer, een die op ’t land woont en landbouwery oeffent. |
| |
S. A.
satan, tegenstander, wederstander, die imant tegenstaat, of wederstaat, het zy hy goed is, en wederstaat of belet imant kwaad te doen: of het zy hy kwaad is, en tegenstaat of belet imant goed te doen. Hy krijgt dan die naam van de daad, dewelk hy doet, naamentlijk tegen staan, of wederstaan, het zy in ’t goede, of het zy in ’t kwaade. Soo dat men te vergeefs dese naam soekt te passen op versierde boose geesten. Wat van de boose geesten is, sie in het woord duyvel. |
saturnus, lood. Het woord saturnus en betekent geen lood, maar het belieft de stofbranders daar lood mede te willen betekenen. Saturnus word genoemt een van de seven dwaalsterren, de dwaalster Saturnus. De seven dwaalsterren worden daarom dwaalsterren genoemt, om datse niet altijd, als de vaste sterren, op een plaats an den hemel gesien worden. Saturnus is byde oude heydenen gehouden voor een God, en word gesegt te zijn de vader van Jupiter. |
| |
S. O.
sol, de Son: de Son is mede een vande seven dwaalsterren, de welke daarom dwaal- |
| |
| |
sterren genoemt worden, om datse niet altijd, als de vaste sterren, op een plaats gesien worden. Sol, goud: het goud is een bergingewand, ’t welk uyt het gebergte gegraaven word. Het wood sol en betekent geen goud, maar het belieft de stofscheyders het goud de naam van Son te geeven, om dat het soo heerlijk als de Sonne blinkt. |
| |
T. U.
turbant, of tulbant, een Persiaanse muts, of Turkse muts, een gevlogten muts van zyde of fijn linne, de welke de persiaanen en Turken op ’t hoofd draagen, gelijk wy de hoeden. |
turbelen. sie turberen. |
tuttel, een slip. Tuttel. sie titule. |
| |
V. A.
vassaalschap. soek clientele. |
vassalagie. soek clientele. |
vauvasseur, of vauvaseur. soek valvaseur. |
| |
V. E.
venus, koper, of kuper het welk is een bergstof, dat uyt het gebergte gegraaven word. sie latoen. Het woord venus en betekent geen koper, maar het belieft de stofscheyders daar koper mede te willen betekenen. Venus word genoemt een vande seven dwaalsterren, de dwaalster Venus. De seven dwaalstarren worden daarom dwaalstarren genoemt, om datse niet altijd, als de vaste sterren, op een plaats an den hemel gesien worden. Venus, is by de Heydenen gehouden voor de Goddin der liefde. |
| |
| |
vergier, een groenend hof, of groenende tuyn, een lustige groene plaatse. |
vergierder. soek gaugierer. |
vergieren. soek gaugieren. |
vermilioen, bergrood, bergroodstof. sie zinnober. |
vermilioenrood, hoogrood, of ligtrood, of bergroodstofsrood. |
vermilioen verwe, hoogroodeverwe, of ligt roode verwe, bergroodstofsche verwe, is verwe daar bergroodstof ingemengt word, of die van bergrood gemaakt word, dewelke de schilders veel gebruyken. |
vermilioenen, hoogroodverwen, of ligtrood verwen, of met bergroodstofscheverwe verwen. |
EYNDE.
|
|