De wegen(1916)–Marie Koenen– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 167] [p. 167] Verbijstering Ik staar mijn eigen woorden aan - Kan wanhoop, stilte en wilde smart Dan schuilen in één menschenhart? Berusting in 't ontstaan vergaan? Of blijft mijn smart onaangeraakt Van wilden storm of bange rust, Van wisselingen onbewust In 't diepe zelf, dat niet ontwaakt? Zoo schimt in 't doode watervlak De schaduw van een leeuwerik; Zoo staart de schrik in dooden-blik:.. De starre dood blijft strak en blak. Moet na den schok, die 't harte brak De hartklop toch nog levend slaan? Of dwaal ik om in nacht en waan, Geslingerd als een weerloos wrak Dat op een klip te pletter stiet? Wee mij, die schijn en zijn niet weet! Verdwaasde in 't vale boetekleed, Die 't waar bestaan niet voelt of ziet. (Uit Tennyson's ‘In Memoriam’) Vorige Volgende