De wegen(1916)–Marie Koenen– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 112] [p. 112] Lente-dans ‘De meidoren bloeit in den lentenacht, De vedelaar speelt, en de bruigom wacht. De vedelaar speelt bij der sterren schijn, Ook ik ga ten dans op het lindenplein, Wel draag ik geen goud en geen kleeren van zijde, Maar toch zal mij Hoverik's dochter benijden.’ Ze is stil door haar vaders groen hofke gegaan, Violen en rozemarijn liet ze staan: ‘De bruidegom wacht, en hij leidt me ten dans. Haast nadert de bruidsdag, haast draag ik een krans, Haast komen gespelen met rozen mij tooien, En komen met rozen de straten bestrooien.’ De vedelaar speelde. Ze kwam naderbij. De bruidegom wachtte. Hij trad aan haar zij: ‘Kom over een maand aan uw venstertje staan, Ge zult Hoverik's bruidsstoet door 't dorp zien gaan, Met vijftig gespelen en vijftig gezellen, Met wagens en paarden en klinkende bellen.’ [pagina 113] [p. 113] Zijn spot als een kling naar haar harte stak, Ze lachte van haat, en haar hart dat brak: ‘'t Is al om haar goud en haar zijden kleed, Dat ge om Hoverik's dochter uw liefde vergeet’. De vedelaar speelde, de sterren schenen, Ze sloop naar haar vaders groen bloemhofke henen. Ze plukte violen en rozemarijn. Ze vlocht zich een krans bij der sterren schijn. ‘Mijn bruidegom, kom aan uw venstertje staan, Dan zult ge mijn stoet door de straten zien gaan, Met vijftig gespelen en vijftig gezellen, Geen wagens, geen paarden, wel klokken en bellen. Als Hoverik's dochter uw bruid zal zijn, Als de vedelaar speelt bij der sterren schijn, - Hoe vallen in 't hof ke de rozeblaân af - Dan lig ik en wacht in mijn donkere graf, Dan kom ik te-nacht, en geen slot houdt me buiten, Om u dicht aan mijn ijskoude hart te sluiten. De vedelaar speelt, en ik leid u ten dans, Bij het licht van de maan, bij der sterren glans, Dan dansen we saam tot het morgenrood, Dan volgt ge me mede in den donkeren dood. En Hoverik's dochter in 't bruidskleed van zijde, Ze zal mij mijn sneeuwwitte lijkwa benijden.’ Vorige Volgende