De wegen(1916)–Marie Koenen– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 33] [p. 33] Ardennen-kerk Uit 't lentegroene dal de middagstraat Stijgt tusschen hagen en beruigde wanden Tot waar zij zonneschemer zacht ontlaat In lichte ruimte. - 't Eenzaam plein omranden Blauwe verten. Huizen schouwen. Er gaat Adem van geuren: Uit nog hooger landen Brengen boschpaden Mei-geheim. Goud staat Om boom en woon zons bloei en licht te branden. Omglansd van ruimten, in haar ruste sterk, Waakt op het hooge plein der bergen kerk, Het open hart van 't wijkend wijd alom, Gods tabernakel in 't heelal, Zijn dom. Na 't zwerven door de wisslende verschieten Te bidden hier is eeuwigheid genieten. Vorige Volgende