Verzen(1923)–Marie Koenen– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 69] [p. 69] De bedelaar En uit haar vaders zonnezalen, Door tuinen, bloemen-bont, Prinsesse naar de poort kwam dwalen In d' open middagstond, En tuurde ver, en was niet blij In haren mantel van zonnezij. ‘Ach, wil mij uwen mantel geven In d' open middagstond.’ Zoo sprak de bedelaar, het Leven. Prinsesse wel verstond, Ze sloeg haar zonnemantel af En mede haar gouden kroon ze gaf. Wat gaf ze meer? - haar heele ziele, Den lach van haren mond, Heur tranen, die als dauwe vielen In d' open middagstond. Toen sprak het Leven: ‘Volg en kom,’ Sloeg haar een mantel van stilte om. Vorige Volgende