Was ze dan blind geweest zoo langen, langen tijd? Was ze dood geweest voor het rijke leven, dat ze nu zoo mild en zoo mooi om zich voelde?
Het was als een herleving, of haar ziel weer ging ademhalen in een nieuwen lentedag.
Het was de tijd, dat de liefde-tot-één zich vervormde tot de liefde die alles omvat.
Maar het ging niet zonder zielesmart en veel tranen. Haar hart was zóo ontvankelijk, zoo in voortdurende siddering, dat alles, iedere indruk, hetzij droef of blij, daar natrilde, al te lang, en haar schreien deed zonder dat ze wist of het van geluk was of van pijn.
Het was in dezen tijd ook, dat zich tusschen Milia en Willems jonge vrouw de banden dichter en dichter weefden van een vriendschap, in al haar eenvoudigheid zoo goed en zoo mooi door diepte en innigheid, dat ze beiden haar voor immer onverstoorbaar wisten.
Lize kwam veel op het Hofke, telkens en telkens kwam ze er terug. Zij, zoo vroolijk, zoo jong, zoo kinderlijk-gelukkig, voelde zich vreemd aangetrokken tot het stille eenzame meisje, dat haar leven daar vermijmerde op