sten pas recht profijtelijk wordt, wanneer de aandacht niet beperkt blijft tot de taal, maar zich ook uitstrekt tot de cultuurhistorische inhoud en achtergrond van de teksten. Teksten behoeven interpretatie, maar ze vormen op hun beurt een van de meest directe wegen waarlangs we de cultuur van de Gouden Eeuw kunnen leren kennen. Om die kennismaking zal het de lezer van Zeventiende-eeuws uiteindelijk te doen zijn, naar welk deelterrein (geschiedenis, kunstgeschiedenis, literatuur enz.) zijn belangstelling ook uitgaat. De cultuurhistorische tekstinterpretatie blijft hier verder buiten beschouwing.
Zoals boven te kennen gegeven is, wordt bij het vertalen zelf al telkens geïnterpreteerd. Spelling en grammaticale structuur moeten worden doorzien, wat de beginnende lezer al na korte tijd aardig lukt. Veel groter zijn en blijven de betekenisproblemen, die zich - anders dan die van spelling en grammatica - niet voor systematische instructie lenen. De vertaler kiest per geval voor bepaalde betekenissen en betekenisrelaties, na drie eeuwen vaak een hachelijke zaak, ook wanneer afstand genomen is van de fictie, dat een volstrekt adequate vertaling mogelijk zou zijn. Met het voorbehoud dat in de voorafgaande zin ligt opgesloten, mag gezegd worden, dat de betekenisinterpretatie in de regel tot redelijke, aannemelijke, of ook vaststaande resultaten kan leiden. De collegedeelnemers wennen er geleidelijk aan de eerste indruk te wantrouwen, niet elke op zichzelf aardige inval meteen voor de juiste vertaling te houden, maar systematisch en kritisch de mogelijkheden te overwegen, vaak met steun van het woordenboek. Ze leren tekst met tekst te vergelijken, en detailvertalingen te toetsen aan inhoud en strekking van het geheel. De deelnemers ervaren bovendien, dat aan de interpretatiemogelijkheden grenzen gesteld zijn, grenzen waar ook de docent lang niet altijd overheen stappen kan. Soms is een tekst corrupt, of schoot de auteur te kort in helderheid van denken en verwoorden. Soms laat het woordenboek in de steek, doordat trefwoorden of bepaalde gebruikswijzen niet zijn opgenomen. Heeft elk van twee of meer nauw verbonden woorden verscheidene betekenismogelijkheden, en werkt het tekstverband weinig mee, dan kunnen interpretatie en vertaling dubieus worden. De vertaler kan dan gaan lijken op de man die zich aan eigen haardos uit het moeras wil trekken. Hij tast de reeks vertaalmogelijkheden af om tot een redelijke interpretatie te komen, of probeert een onzekere vertaling toe te buigen naar een interpretatie die hem aantrekkelijk voorkomt. Ook als een oplossing gevonden is die niet onbevredigend lijkt, blijft soms de twijfel knagen, of daarmee nu de bedoeling van de auteur inderdaad gevat is. Behalve de precieze betekenis in een bepaald zinsverband is bij vele woorden ook de gevoelswaarde moeilijk te taxeren. De in deze alinea aangeroerde problemen doen zich in versterkte mate voor bij vertaling en interpretatie van poëtisch-literaire teksten, met hun aparte taalhantering en