jaar (de eerste aflevering verscheen in 1864) gewerkt is, ongelijkmatigheden vertoont is bijvoorbeeld begrijpelijk. Men zoekt ook wel eens tevergeefs, en de informatie is niet altijd even bevredigend. Als niets gevonden wordt, kan dat ook aan de gebruiker liggen. Die moet er bijvoorbeeld mee rekenen, dat talloze afleidingen en samenstellingen niet als ‘lemma’ (trefwoord, hoofd van een artikel) zijn opgenomen, maar onder het grondwoord genoemd worden, en wel aan het eind van het artikel. Een woord als laetcop (‘glaasje om bloed mee af te tappen’) is bijvoorbeeld te vinden onder de bij laten (1) opgesomde samenstellingen, terwijl ook bij kop (2) een en ander te vinden is. De cijfers achter laten en kop wijzen erop, dat deze woorden (en vele andere) met meer dan éen trefwoord zijn vertegenwoordigd, een omstandigheid waarmee de opzoeker rekening moet houdenden. Verder is het W.N.T. gezet in de zogenaamde ‘oude spelling’, die langzamerhand zo oud geworden is dat jonge lezers die niet meer uit hedendaagse lectuur leren kennen. Deze spelling heeft bijvoorbeeld nog hooren en meenen in plaats van horen en menen, en visch in plaats van vis. Bij het opzoeken moet men daar terdege op letten. Ook op andere punten wijkt, de ‘oude spelling’ wel eens af van de nu gebruikelijke, zodat men er soms goed aan doet, meer dan éen spelwijze te ‘proberen’. Artikelen van enkele tientallen kolommen zijn geen uitzondering, zodat het vinden van een bepaald gegeven vooral in het begin moeilijk en tijdrovend kan zijn. Daarbij mag opgemerkt worden, dat de typografie ook niet altijd meewerkt. Mettertijd leert men de opbouw van grotere artikelen beter en vlugger overzien. In verscheidene delen zijn lijsten met ‘bijvoegsels en verbeteringen’ opgenomen, die hun verscholen bestaan wel eens met verwaarlozing bekopen, maar bij zorgvuldige raadpleging niet overgeslagen mogen worden.
Wie bij het lezen het W.N.T. niet bij de hand heeft, hoeft nog niet ieder direct gerief te ontberen. Van Dale's Groot Woordenboek der Nederlandse Taal (Den Haag; de laatste druk, de tiende, bewerkt door C. Kruyskamp, is van 1976) bevat heel wat oude woorden. Verder zullen vele lezers beschikken over het Middelnederlandsch handwoordenboek van J. Verdam (Den Haag z.j., onveranderde herdruk en van het woord sterne af opnieuw bewerkt door C.H. Ebbinge Wubben / meermalen onveranderd herdrukt). Het geeft veel woorden die ook in de zeventiende eeuw nog voorkomen. Het raadplegen van Van Dale en het Mnl. Handw. heeft in elk geval zin voor de letters of onderdelen van letters die het W.N.T. nog niet heeft. Een bescheiden soelaas bij gemis van het W.N.T. biedt tenslotte nog Een glossarium van zeventiende-eeuws Nederlands (tweede druk, Groningen 1977), naar de typering van de auteur ‘een voorlopig hulpmiddel bij het interpreteren van voornamelijk literaire teksten uit de Gouden Eeuw’.
Over de grammaticale hulpmiddelen voor het Zeventiende-eeuws kan