Het Groenesteinsyndroom of Een lege plek in Den Haag
(1982)–Hans L. Koekoek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 83]
| |
Publieksreakties IIDe reakties die direkt na de uitzending de nos bereikten waren ongekend emotioneel en heftig. De mensen van de Stichting Correlatie, die op dit vlak toch wel het een en ander gewend zijn, hadden dit eveneens nog nimmer meegemaakt. Toen het team 's avonds een voorlopige balans opmaakte, was men het met elkaar eens dat het grootste deel van de opbellers áchter de film stond. We meenden ongeveer 70%.
Wat schrijft nu de journalist Oliemuller in het Binnenhof: ‘Honderden, overwegend negatieve, telefoontjes zijn gisteravond en vanmorgen bij de Nederlandse Omroep Stichting en Stichting Correlatie binnengekomen, nadat de dokumentaire over het Haagse gesticht Groenestein op de tv was vertoond.’
Omdat één van de tien geboden, meen ik, luidt: Gij zult niet liegen, hoop ik maar dat het Binnenhof de overige negen wél respekteert. Want, wat is de hárde waarheid. Honderden mensen herkénden en onderschréven de herinneringen en ervaringen zoals door ex-Groenesteiners in de film verwerkt. Nadat deze mensen zich hadden geuit, konden zij redelijk opgelucht de telefoon neerleggen. Maar voor circa tweehonderd mensen bleek dit niet toereikend, en de Stichting Correlatie heeft zich speciaal met hen moeten bemoeien. Enige passages uit een tussenrapport van de Stichting, precies een week na de uitzending samengesteld, luiden als volgt.
‘Opvallend bij de telefonische opvang was dat er voornamelijk spuigesprekken waren. Mensen vertelden over hun eigen ervaringen en kindertehuizen en keken terug op hun leven. Luisteren en daar de tijd voor nemen was het belangrijkste wat wij konden bieden... ... In veel gevallen bleek dat de mensen niet met anderen over hun ervaringen gepraat hadden; bang niet geloofd te worden. De uitzending was voor hen “eindelijk gerechtigheid”.’
‘Over het algemeen was men het eens met de gebeurtenissen die verteld werden door de ex-Groenesteinbewoners. Wel | |
[pagina 84]
| |
merkten de meesten op dat er ook positieve dingen waren. Een enkeling vond dat de uitzending erg overtrokken was; herkende niets van dit opvoedingssysteem. Deze mensen hadden slechts goede herinneringen aan Groenestein.’
‘Algemene reakties van bewoners van Groenestein of andere kindertehuizen: Veel mensen vertelden dat opvoeding in deze tehuizen voornamelijk ANGST tot gevolg had. De straffen stonden veelal niet in verhouding met de gebeurtenissen. Soms wist men niet eens waarvoor men gestraft werd... ... Veel van deze mensen gaven te kennen nog steeds last te hebben van angst, nervositeit, kontaktarmoede en niet voor zich zelf durven opkomen.’ [Evenbeelden van Henry Dat, die volgens het Binnenhof zo goed in Groenestein werd opgevangen. H.K.]
‘De ervaringen die de mensen hadden in de tehuizen bleek een weerslag te hebben op de opvoedingssituatie van de mensen nu. Alles wat zij tekort kwamen, wilden zij in de opvoeding van hun eigen kinderen goedmaken. Krampachtig werd geprobeerd kinderen alle kansen te geven, wat bijna vanzelfsprekend weer uitliep op de nodige teleurstellingen. Het voorbeeld dat men in de tehuizen had gehad werd soms op eigen kinderen toegepast, onmacht om anders met de eigen kinderen om te gaan. Ook doet opvoeden pijn als ouders zien hoe hun eigen kinderen nu opgroeien. De konfrontatie met hun eigen jeugd is dan des te schrijnender. Om hun kinderen een goede jeugd te geven, gaan sommigen zo ver dat zij alles voor de kinderen bepalen. De kinderen worden min of meer plat gedrukt door al deze goede bedoelingen. Zelfs als de relatie tussen de ouders erg slecht is, wordt er niet gekozen voor bijvoorbeeld een echtscheiding. Het idee dat ook hun kinderen in een kindertehuis zullen komen, weerhoudt hen hiervan: “Over mijn lijk mijn kind naar een kindertehuis,” aldus een van de vrouwen die ons belde.’ Veel vrouwen die ons belden vertelden hoe zij op zeer jonge leeftijd probeerden zwanger te worden om op die manier het tehuis te kunnen ontvluchten. Anderen trouwden snel nadat zij op 21-jarige leeftijd het huis verlieten met de eerste man die zij tegenkwamen.’ | |
[pagina 85]
| |
‘Sommige mannen gaven te kennen nog steeds angstig en onzeker te zijn. “Anderen voelen dat en maken er gebruik van,” aldus een van hen. Met name in hun werksituatie geeft dit de nodige problemen. Ze zijn timide, slikken veel in en draaien voor de vervelende klussen op.’
Wie dit verslag leest van de Stichting Correlatie, die men toch niet anders dan als een volstrekt objektieve stichting kan zien, zal moeilijk kunnen volhouden dat de film een volledig vals beeld van de werkelijkheid heeft gegeven. Dat er toch mensen zijn die - vooral zij die nimmer in een kindertehuis zijn geweest - dit met stelligheid beweren, geeft ernstig te denken.
Als men de score pro- en anti-Groenestein, die bepalend was voor de struktuur van de film, relateert aan de score ontstaan in de eerste weken ná de uitzending van het produkt, dan kán men blijven vaststellen dat méér mensen hun instemming met de film betuigden, dan hun ongenoegen. Maar het moet gezegd worden - met het gevaar dat juist Het Binnenhof deze regel er uitlicht - het gapende gat in de meningen is kleiner geworden. Hoe komt dit? Toch een verwrongen beeld? Nee, beslist niet, want er gaan nu enige facetten meespelen die iedere mediadeskundige kent. De film wordt uitgezonden, mensen die zijn opgevoed in kindertehuizen en ‘het beeld’ herkennen, zijn het grotendeels of volledig met de film eens. Eindelijk is gezegd, wat al zo lang gezegd had moeten worden. Ze raken in diskussie met hun huisgenoten, die nu moeten toegeven: pa of ma heeft niet overdreven! Deze sterk bij kindertehuizen betrokken mensen reageren niet zo snel op deze film. Wat moeten ze immers zeggen? Het is al gezegd! Ze zijn het met het programma eens, maar hebben weinig of geen nieuwe feiten te melden, dus de prikkel om te reageren is niet zo groot. Iedere programmamaker en journalist weet dat als men instemt met een programma of artikel, men het met voldoening tot zich neemt en er passief - dat wil zeggen, in eigen kring - op reageert. Wat heeft men de programmamaker te melden? Niet meer dan: ik was het met u eens, of: prima dat u het onderwerp aan de kaak heeft gesteld. Tevreden mensen reageren niet zo snel. Verontwaardiging uit zich veel spontaner. De mensen die het om de een of andere reden niet met de film eens waren, hadden méér stof om zich te uiten en dit maakt de | |
[pagina 86]
| |
drempel om op een programma te reageren aanzienlijk lager. In zoverre ontstaat er dus een vertekend beeld, want de meerderheid is content, dus zwijgt. Voor een deel verklaart dit het feit dat er meer ex-Groenesteiners met gunstige of redelijke getuigenissen ná de uitzending te vinden waren dan er vóór. Nu zou men kunnen opmerken: dit verschijnsel kán zich ook hebben voorgedaan bij de eerste oproep waarin ex-Groenesteiners werden verzocht hun ervaringen kenbaar te maken voor de opbouw van een tv-film. Immers, mensen met bizarre ervaringen hebben meer behoefte om (af) te reageren, dan mensen met meer genuanceerde herinneringen. Toch liggen de zaken nu ‘fundamenteel’ anders, want toen stond de inhoud van de film nog geheel ter diskussie, er was géén sprake van nakaarten over een geheel kant en klaar produkt dat al op de buis was geweest, men kon nog zijn invloed aanwenden. Aan de paar voor Groenestein gúnstige reacties merkte ik dat dat besef er terdege was. Goede ervaringen werden voor mijn gevoel zéér dwingend overgebracht. Het was er ongezond prettig of leuk geweest en het is reeds vermeld, een paar van dit soort reakties ging gepaard met regelrechte bedreigingen. In ieder geval besefte men aan die kant, waarom het ging. Desalniettemin: een stortvloed van mensen met uitermate ongunstige verhalen en een uiterst nietig aantal mensen met een gelukkige jeugd in Huize Groenestein doorgebracht. | |
De schok van de herkenningAls filmer ken je het merkwaardige fenomeen mensen te zien ‘schrikken’ van zichzelf bij het terugzien van hun handel en wandel op het montagescherm. Niets registreert koeler en geeft zulke invalshoeken tot een ‘eigen-gedragsanalyse’, dan een mens gevangen in bewegend beeld en authentiek geluid. Het is alsof men voor het eerst van zijn leven in een spiegel kijkt en zichzelf beziet. Er zijn mij zelfs gevallen bekend van mensen die zichzelf op film vastgelegd niet sympathiek vonden en daaronder leden. Men ziet zichzelf zoals men overkomt op anderen en dit geeft vaak een schokeffekt. Dit effekt is zo hevig, omdat men de waarheid ‘ervaart’. Veel mensen met absoluut traumatische ervaringen hebben die | |
[pagina 87]
| |
nare tijd van zich af kunnen zetten, als het ware ergens in hun hersens kunnen isoleren, wat heel iets anders is dan kunnen verwerken. Bij het zien van de film ‘Een lege plek in Den Haag’ kwamen die opgeborgen en onverwerkte herinneringen weer boven en dat was op dat moment niet prettig. Ook in vele telefoontjes en gesprekken die met de aan de film meewerkende ex-Groenesteiners plaatsvonden kwam dit naar voren. Vrijwel letterlijk hoorde ik vaak: ‘Ik dacht dat ik het verwerkt had, maar nu merk ik dat dit bij lange na niet het geval is. Nu ik er aan terugdenk, beef ik weer van binnen en ben totaal overstuur.’ Een aantal mensen belde mij enige dagen na de uitzending opnieuw op en zei: ‘U hoeft geen schuldgevoelens te hebben. Het was even naar voor me, ik moest weer terug naar iets waar ik nooit meer wat mee te maken wilde hebben, maar nu, nu het eruit is, voel ik me veel rustiger. Het was toch goed om er weer eens over te praten.’ Een man zei: ‘Ik voel me echt opgelucht.’ Veel ex-gestichtskinderen schrokken enorm van die keiharde konfrontatie met hun opgeborgen waarheid en spartelden aanvankelijk tegen. Voor het eerst zagen ze hun ellende, zonder omwegen, en behoefte om het verleden goed te praten, voor hun neus geschoteld. Die herkenning werd pas na enige tijd erkenning. De waarheid moet veelal eerst geaccepteerd kunnen worden. Net zoals mensen schrikken bij de eerste konfrontatie met zichzelf in beeld en geluid vastgelegd, zo schrokken veel ex-kindertehuizers van de konfrontatie met hun eigen verleden. Het zelfbeschermingsmechanisme van de mens heeft de neiging zich daartegen te weren. Het verklaart een aantal reakties van mensen die zeiden: ‘De film was juist, maar er waren toch ook wel leuke dingen.’ ‘Dat geloof ik onmiddellijk,’ antwoordde ik, ‘noemt u er eens een paar?’ In de regel viel er een stilte en dan zei een aarzelende stem: ‘Nou... èh... we gingen bijvoorbeeld met de broeder buiten wandelen, naar het rosarium in het Zuiderpark.’ ‘Noemt u nog eens wat?’ Stilte... ‘We zijn ook eens naar een speeltuin geweest, dat was ook leuk.’ Bij doorvragen mijnerzijds werden er moeizaam leuke evenementen opgesomd die in een gemiddeld kinderleven tamelijk normaal zijn. Voor deze mensen evenwel niet, het waren hoogtepunten, die ze na moeizaam hun geheugen te hebben afgetast naar boven konden halen. | |
[pagina 88]
| |
Andere ex-pupillen hebben mij trouwens verteld hoe deze ‘uitstapjes’ in z'n werk gingen. In een keurige rij onder de strakke leiding van een non of broeder werden ze door de bedorven buitenwereld geleid. Kinderen die niets gewend waren, werden in de speeltuin hardhandig de hoge glijbaan opgeduwd. Sommige kinderen waren wereldvreemd en staarden ontzet naar de hoge gevaarlijke speeltuigen, hoogtevrees mochten ze niet hebben, andere kinderen moesten hen uitlachen. Als ik aan die mensen, die ook goede herinneringen aan Groenestein hadden, vroeg: ‘Hoe denkt u nu in grote trekken aan Groenestein terug?’, dan was het antwoord: ‘Ja, slecht natuurlijk, niet best!’ En dan geschiedde iets wonderlijks: ze kwamen met afschuwelijke verhalen op de proppen, minstens gelijkwaardig aan die welke in de film ten gehore kwamen.
Ook speelt er nog een ander verschijnsel mee. Sommige mensen hebben koste wat het kost de neiging om het gedrag van hun opvoeders, of dit nu eigen ouders zijn, of vreemden, goed te praten. In een aantal gevallen lijkt het wel of kinderen van liefdeloze ouders of opvoeders, ten koste van alles toch van hen proberen te blijven houden. Heeft dit ook weer iets met zelfbescherming te maken?
Zelf herinner ik mij uit mijn eigen jeugd een voor mij en mijn ouders verbijsterende ervaring. Enige huizen naast ons woonde een echtpaar dat hun kinderen slechts van slaag voorzag. Van opvoeden was geen sprake; wat die kinderen leerden kwam van de straat of elders. Er ging geen dag voorbij of we hoorden de vele kinderen uit dat gezin brullen en de vader en moeder tieren. Het was afschuwelijk. Daarnaast hadden de kinderen altijd honger, zij kregen te eten wat de ouders overlieten. Mijn moeder kookte altijd extra aardappelen en maakte veel vette jus om die schapen, zoals zij het noemde, bij te voeden. Het was zelfs een keer voorgekomen dat het oudste meisje uit dat gezin van de honger stiekem het eten van onze kat opat. Het was zelfs een grappig incident, want onze kat die nooit iets bliefde had zijn bordje zorgvuldig schoongelikt. Te schoon, en dat maakte mijn moeder achterdochtig, ze voelde het kind aan de tand en jawel hoor, huilen en bekennen! Ik zie nog steeds mijn moeder daarop met een stapel boterhammen door het huis sloven, en het grote spichtige kind ze daarna verslinden. Dit bijvoeden | |
[pagina 89]
| |
moest zorgvuldig geheim blijven, want als haar ouders daar iets van zouden merken, werd het zeker ziekenhuisopname. Wie schetste echter onze verbazing dat toen de kinderen groot werden, ze hals over kop het huis verlieten maar toch regelmatig hun ouders bleven bezoeken met bloemen en lekkernijen. Het was iets dat mijn moeder onmogelijk kon bevatten, ze raakte er geestelijk totaal van in de war. Ook toen de meeste kinderen de deur uit waren, bleef het huis een chaos en af en toe kwam de oudste dochter de grootste rotzooi opruimen en de afwas van een week doen. Het kind was dol op haar ouders... Psychiaters en psychologen zullen dit verschijnsel wel kennen en kunnen verklaren, maar op het eerste gezicht is het raadselachtig. Te meer, daar in de buurt waar wij woonden dit soort gezinnen meer voorkwamen en van die verrassend lieve zorgzame kinderen opleverden. Zelf was ik geen lieverdje en mijn moeder klaagde steen en been en noemde in vogelvlucht een aantal gezinnen waar de kinderen meer slaag dan eten kregen en tóch lief voor hun ouders bleven. Ergens kon ze niet hebben dat het kind dat jarenlang bont en blauw was geslagen, en bij ons kwam uithuilen, net deed alsof zij bovenste beste ouders had gehad. Als mijn moeder cynische opmerkingen maakte aan hun adres wist de dochter die te vergoelijken of te negeren.Ga naar voetnoot*
Dit verschijnsel is eveneens te onderkennen bij verschillende ex-Groenesteiners die op de film reageerden. Alle gruwelijkheden in de film vermeld, hadden zij ondergaan en toch was het niet zo slecht als de mensen in diezelfde film de wereld wilden laten geloven. Het sterkst kwam dit naar voren bij een tamelijk jonge man, achter in de dertig, getrouwd en vader van twee kinderen. Op een bloknotevelletje had ik na zijn telefonische reaktie genoteerd: maakt evenwichtige indruk, is góed terechtgekomen, heeft een aantal nare herinneringen en wil meedoen aan de film. Het hóeft echter niet voor hem. Twee jaar na deze notitie belde ik hem op en vroeg om zijn medewerking. Ik zei dat de mensen die stonden te trappelen om mee te werken, soms net niet de juiste mensen waren. Hij begreep dat en ik was welkom met camera en recorder. Noch | |
[pagina 90]
| |
mijn medewerkster Henny van Aurich, noch ik kunnen ons enige positieve informatie uit de mond van die man herinneren, het waren de verhalen die wij al lang kenden, maar met dit verschil dat deze man nog zo jóng was. Het bewees ons dat het schrikbewind lang had standgehouden. De jeugd van een nog geen veertigjarige kan men onmogelijk in het perspektief van de historie zien, maar in een relatief nabije tijd. In dit geval kan men zich niet verontschuldigen voor de onwetendheid van de opvoeders. In die tijd stond de pedagogie niet meer in de kinderschoenen. De man bleek een zeer vlot prater, verreweg de beste die we hadden ontmoet, en er was slechts één track nodig om zijn herinneringen aan Groenestein op film vast te leggen. Er kwam niet één goed woord voor in zijn betoog. Kort en bondig als hij was, is bijna zijn gehele bijdrage in de film opgenomen, en in drie aparte ‘statements’ tussen lotgenoten gemengd. Wie schetst echter mijn verbazing toen ik daags na de uitzending het volgende ingezonden schrijven uit de Haagsche Courant onder ogen kreeg:
Het artikel over Huize Groenestein dwingt mij om aanvullende feiten naar voren te brengen. Ik wist dat er een documentaire gemaakt werd, omdat ik daar zelf aan heb meegewerkt. De heer Koekoek heeft bij mij thuis gepraat, foto's gekeken en wat hij kon gebruiken gefilmd. Er vanuitgaande dat deze documentaire over de gehele periode zou worden gemaakt komt mijn bijdrage over alsof ik een zeer slechte tijd zou hebben doorgemaakt. Wat gefilmd is, is slechts een klein onderdeel van veertien jaar Groenestein, 1946 tot 1960 en zeker niet maatgevend. Dat er dingen gebeurden die niet toelaatbaar waren, dat is een feit, maar dat was ook afhankelijk van de broeder bij wie je in de groep zat, een groep van twintig tot veertig jongens. De ene broeder had van nature een overwicht op de groep en de ander had een hardere manier. Je kunt ze niet onder één noemer plaatsen, daarom zou ik de meeste broeders tekort doen als ik de goeie dingen achterwege liet. Wat zou u denken van jaarlijks drie weken vakantie in Brabant? Er was een voetbalclub moa, Moed Overwint Alles. Een toneel-, muziek- en zangvereniging, een kinderboerderij, 's winters werd de speelplaats ondergespoten om te kunnen schaatsen, een foto daarvan heeft zelfs | |
[pagina 91]
| |
in deze krant gestaan, er was zelfs een snoepkraam waar we snoep konden kopen. U ziet, de laatste jaren van het bestaan van Groenestein zijn zeker na 1955 ook positief geweest. A.F. Verkerk, Den Haag
Een dergelijk stukje is natuurlijk niet leuk, want het suggereert dat de makers van de film de waarheid geweld aan hebben gedaan, door er slechts uit te pikken wat van hun gading was. Gelukkig heeft de God der Voorzienigheid mij bijgestaan en er voor gezorgd dat ik een paar dagen na het bewuste ingezonden stukje onder mijn autobank een doosje aantrof... met het authentieke onversneden oorspronkelijke geluidsbandje van de heer Verkerk. Deze tape geeft van a tot z het geluid weer zoals het ten huize van de heer Verkerk werd opgenomen. Uiteraard zal ik dit bandje tot het einde van mijn dagen niet wissen en mocht ik voor een God van katholieke origine verschijnen dan kan ik het met een gerust hart op de hemelse recorder leggen. De tekst van de heer Verkerk is louter negatief, er is géén goed woord voor Huize Groenestein in te ontdekken...
Is meneer Verkerk nu zo'n onbetrouwbare man? Vermoedelijk niet. Hij maakte op ons een eerlijke spontane indruk, hij leek ook niet bevreesd zijn mening weer te geven. Hij is alleen erg geschrokken van de film en vooral van zichzelf. De spiegel van herkenning was te scherp. De spaarzame aai over zijn bol van een broeder, de lofuiting als hij met voetballen een goede bal plaatste, hebben enorme betekenis voor hem gehad... Waarom? Omdat ze toen het enige houvast waren aan ‘menselijkheid’. Als je de hele week op je donder krijgt en plotseling is er een vriendelijk woord van die ene broeder, dan is zo'n woord een baken in zee. Het geeft moed om verder te gaan. ‘Een niet al te harde klap, gold als een liefkozing,’ zei een vrouw. Kun je nagaan hoe een streel over je toet of een middagje voetballen met Moed Overwint Alles in de herinnering als absolute hoogtepunten kunnen blijven bestaan. Een blik van genegenheid op het moment dat je het hárd nodig hebt, kan uitgroeien tot een gelukzalige herinnering. Plotseling met de harde naakte waarheid gekonfronteerd, heeft het menselijk | |
[pagina 92]
| |
mechanisme behoefte aan tegenwicht. Simpel gezegd: met louter rot-herinneringen kan geen mens leven. Als het verleden door traumatische herinneringen te zeer belast is, worden kleine min of meer normale maar toch wel prettige momenten tot uitzonderlijk vreugdevolle belevenissen verheven. Het móet, als tegengif tegen die nare ervaringen. De geest heeft behoefte aan evenwichtige herinneringen om gezond te blijven. Mensen die onvoldoende evenwicht in hun jeugdervaringen kunnen scheppen, zijn vaak zeer uitzonderlijk. De literatuur kent daar talrijke voorbeelden van. Dit ingeschapen mechanisme tot zelfbehoud manifesteerde zich enkele malen tijdens het produceren van de film, en ná de uitzending ervan. De heer Verkerk praat spontaan voor de camera weg, maar als hij zichzelf terugziet en nog wel gelardeerd met de onprettige ervaringen van anderen, schrikt hij toch van dit beeld en doet snel een stapje terug. Ik vermoed zelfs dat hij écht meent ook goede ervaringen ten opzichte van Groenestein te hebben weergegeven. De origineel-tape verwijst die gedachte echter naar het rijk der fabelen. In het blokje ‘Een gemist signaal’ op pag 7 e.v. kan men bijna hetzelfde effekt waarnemen. De echtelieden ontnemen elkaar bijna het woord om om het hardst de vreselijke belevenissen hen overkomen in Groenestein te kunnen spuien. Als de man echter het verhaal van zijn vrouw uit de recorder hoort komen, schrikt hij zich wezenloos en kan hij de realiteit niet aan. Zijn tijd doorgemaakt in Groenestein, éven daarvoor nog fel beschimpt, wordt, tot uiterste ontsteltenis van zijn vrouw, steeds florissanter. Maanden later, toen ik de vrouw nog eens sprak, zei ze: ‘Mijn man is zijn hele jeugd klein gehouden. Hij durft zich niet te verdedigen, dat gaat er nooit meer uit.’ Ook de al wat oudere man, die mij herhaaldelijk schreef en opbelde om dan weer beslist wél aan de uitzending te willen meedoen en dan weer niet uit angst voor de ‘eventueel nog levende broeders’, krijgt in het licht van dit ‘Verkerk-effekt’ een extra dimensie. De vraag komt aan de orde, in hoeverre hij onbewust ‘bang’ was voor de naakte konfrontatie met zijn traumatisch verleden. Daar staat echter wel tegenover dat hij geen enkele keer heeft getracht zijn nare ervaringen te verpakken in plotseling alsnog opgekomen leuke herinneringen. |
|