Handboek tot de geschiedenis der Nederlandse letterkunde. Deel 4
(1976)–G.P.M. Knuvelder– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 321]
| |
Alfred Hegenscheidt (1866-1964)Van aanzienlijk belang is geweest de werkzaamheid van de zeer universele Alfred Hegenscheidt. Bioloog, medicus en dichter, geestelijk gevoed door Goethe, Shakespeare, Bach, Beethoven en Wagner, man met een eerlijk en zuiver gemoed, publiceerde hij in Van Nu en Straks van 1894 een sonnettenreeks. Daarvóor echter had hij al in 1893 een theoretisch opstel in het tijdschrift gepubliceerd dat een zeer grote invloed heeft uitgeoefend, namelijk zijn studie over De rhythmus. Ritme wordt door deze generatie - wij zagen het bij Vermeylen - begrepen in een wijdere en engere (artistieke) zin. Dit ritmebegrip beheerst niet alleen het denken van Van Nu en Straks-ers, maar ook van de na hen gekomen auteursGa naar voetnoot1. In zeer brede kring verwierf Hegenscheidt bekendheid door het drama in vijfvoetige rijmloze jambische verzen Starkadd (1898). Wat Rodenbach met Gudrun had nagestreefd, verwerkelijkte Hegenscheidt in Starkadd. Hij schreef het drama, waarin de Vlamingen zichzelf herkenden. August Vermeylen bleef tot op hoge leeftijd zijn bewondering handhaven voor dit werk, waarin naar zijn mening een machtige ziel het geheel tot een compleet dichterlijk werk maakte, zo machtig en zo compleet als in geen ander toneelstuk in noord of zuid voorkwam. Hij zag erin het innerlijk leven van Starkadd, de wording van een gemoed dat in de verwikkelingen van liefde en smart en tijdens conflicten met andere gemoederen tot helderziende mannelijkheid rijpt. Hij waardeerde het ook als het werk waarin wel het volledigst de geest van de Van Nu en Straks-tijd belichaamd werd: de ethische kracht ervan, de passie, de bewustgeworden individualiteit binnen de ware algemeen-menselijkheid die berust op het algemene leven. Wie, met de herinnering aan de onvergetelijke opvoeringen van zijn | |
[pagina 322]
| |
jonge jaren, Starkadd thans herleestGa naar voetnoot1, voelt zich wel enigszins teleurgesteld: de psychologie van de held lijkt veeleer vrij primitief; van de ‘wording’ van een gemoed valt niet veel te bespeuren. Het einde van het stuk bevredigt maar matig, - nog wel het best wanneer men het geheel ziet als lyrisch-dramatische projectie van wat in Hegenscheidt-zelf in zijn jeugd plaatsgreep, van de strijd tussen dionysische en apollinische krachten, die bezegeld wordt door de dionysische zelfbeveiliging: zijn vlucht naar en vereniging met de zeeGa naar voetnoot2. Hiermee is het werk wel het best gekenschetst: lyrisch-dramatische projectie van jeugdervaringen. Daaruit vloeit het vrij statische karakter van de hoofdpersoon voort, daaruit ook het lyrische accent van het werk in zijn geheel. De projectie als zodanig kan men bewonderen: Hegenscheidt is erin geslaagd het geheel van de stemmingen van zijn jonge jaren in een relatief duidelijk gedramatiseerd beeld voor ogen te zetten. Het werk mist uiteraard de rijpheid en alzijdigheid van de grote dramaturgen, maar het is, voorzover de bedoeling dit toeliet, gaaf gecomponeerd en zeer goed geschreven. Men kan intussen de bewondering van de Vlamingen waarderen: met één slag bezaten zij nog vóór 1900 een lees- en speelbaar stuk. Het is een weliswaar aan de tijd gebonden stuk: de Shakespeare-waardering van de romantiek rond 1800 vond honderd jaar later in dit stuk haar Vlaams-romantische weerklank; zij werd verder vergermaanst door Hegenscheidts Wagner-verering. Maar deze tijd blijft aan de Vlamingen terecht dierbaar, omdat hij al deze elementen dienstbaar wist te maken aan de culturele opstanding van Vlaanderen. En van deze tijd is Starkadd de levend gebleven, objectieve gestalteGa naar voetnoot3. |
|