Handboek tot de geschiedenis der Nederlandse letterkunde. Deel 3
(1973)–G.P.M. Knuvelder– Auteursrechtelijk beschermdVerhalend prozaWordt de lusthof der ‘poëzy’ ‘omgeschapen tot een werkschuur, waarin het stoomtuig rookt en ronkt’? vroeg een dichter zich af in 1859Ga naar voetnoot1, toen hij het maatschappelijk proces zich in wel zeer prozaïsche richting zag voltrekken; hij vreesde daarvan voor de dichtkunst het ergste. Hoeveel te meer moest deze ontwikkeling zich niet doen gelden in de prozakunst zelf, die, volgens sommigen, uit haar aard minder geneigd hoge bevliegingen stem te verlenen, zich liever op de begane grond houdt. De neiging tot realisme, die de eerste dertig jaar na 1850 heel het geestesleven kenmerkt, beheerst uiteraard ook het verhalend proza. |
|