Handboek tot de geschiedenis der Nederlandse letterkunde. Deel 3
(1973)–G.P.M. Knuvelder– Auteursrechtelijk beschermdCornelis Broere (1803-1860)Waarschijnlijk op instigatie van Schrant had Siegenbeek in 1840 pontificaal verklaard, dat door het katholieke seminarie Hageveld ‘de domheid georganiseerd werd’Ga naar voetnoot1. Dit was de verknochte Hagevelders Van Bommel en Broere te bar; brochures volgden op de aanval, en vonden hun blijvende voortzetting in het tijdschrift De Katholiek, dat vanaf 1842 een eervolle rol gespeeld heeft in het intellectuele leven der katholieken. Het stond onder leiding van mgr. Van Vree en Broere, welke laatste vanaf 1830 te Hageveld wijsbegeerte doceerde en die de ziel van het tijdschrift genoemd moet worden. Had Le Sage ten Broek een reeks periodieken het licht doen zien die van vertalingen aaneen hingen en nauwelijks boven volkslectuur uitgingen, al hadden ze zijn geloofsgenoten in de ruimte en breedte leren zien, Broere wees naar de diepte en de hoogte; hij deed dit in De Katholiek en in zijn zelfstandige publikatiesGa naar voetnoot2. Cornelis BroereGa naar voetnoot3 was een geest met universele belangstelling; hij was zeer geïnteresseerd in wijsbegeerte en theologie en bezat een sterke dichterlijke intuïtie. Minder vorser en geleerde dan ziener en bezieldeGa naar voetnoot4, hoort Broere typisch thuis in het tijdvak van de romantiek, waarvan hij de genie-opvatting kende, die volgens hem bestond in de drang naar het oneindigeGa naar voetnoot5; eigen was hem ook het verlangen naar de eenheid: in alles herkent hij Gods beeld; hij ziet de wereld als een eindeloze kringloop ‘van God uit, om tot God te komen’Ga naar voetnoot6. Complement van dit verlangen naar eenheid is in zijn oog het verlangen naar de orde van de schoonheid. Broere heeft gepoogd een katholieke synthese te stellen tegenover het pantheïsme, dat hem ongetwijfeld, als zovele kunstenaars, geboeid moet hebben. Hij was er echter de man niet naar om moeizaam en | |
[pagina 403]
| |
geduldig bouwstenen aan te slepen voor een positieve theologie en nuchtere wijsbegeerte, maar manipuleerde, op de wijze van Bilderdijk, liever met kathedralen van essays en gedichten. Als polemist een te duchten tegenstander, schreef hij studies van waardeGa naar voetnoot7. Door zijn rijke geestelijke activiteit kon Broere de grote bezieler worden, die katholiek Nederland in beweging zetteGa naar voetnoot8. Broeres ordebegrip kwam op markante wijze tot uiting in het heldendicht Constantijn, dat overigens slechts fragmentarisch tot ons is gekomen. Met brede greep trachtte Broere hemel, hel en aarde te omvatten, en daardoor de strijd van deze aarde van de oorsprong tot de eindvoltooiing te doorschouwen; het beslissend ogenblik van de strijd is zó gekozen, dat het heidendom nog in zijn volle kracht en luister komt te staan tegenover het zegevierend christendom, zodat de schrijver gelegenheid heeft zowel de klassieke oudheid als de nieuwe geest van het christendom voor onze verbeelding op te roepen. - Als de twee grote machten van orde en wanorde staan tegenover elkaar het goddelijke en het demonische; aan Gods wet gebonden brengen de krachten van de natuur orde en schoonheid voort; de hel voert alles tot ondergang, ook de in dolle woede ontketende natuurkrachten, die alles wat zij scheppen aanstonds weer vernietigen; deze stoffelijke wanorde is overigens slechts het beeld van de nog veel geduchter zedelijke wanorde. Dit rijk van stoffelijke en zedelijke wanorde is in vlammen gezet door de wrekende bliksem welke Lucifer naar het hoofd geslingerd kreeg door de goddelijke gerechtigheid, die ook hier de juiste maat van de straf bepaaldeGa naar voetnoot9. Broere, met zijn onverholen bewondering voor de klassieken, behandelde deze christelijke stof in een aan de klassieke traditie ontleende vorm, in welke traditie luid het geluid van Bilderdijk meeklonk. Men kan Broere dichterlijke bezieling en grootse concepties niet ontzeggen, maar een ‘gedicht’ werd de Constantijn niet. Het is eloquentie, welsprekendheid, typisch het werk van een letterkundige, geen werk van kunst. Een soortgelijk oordeel zou de hedendaagse lezer vellen over de een halve eeuw geleden nog beroemde Dithyrambe op het Allerheiligste, indien hij deze las. Maar hij leest het gedicht niet meer. Wie het raadpleegt op grond van zijn reputatie en het plaatst na(ast) het Kabeljauwmaal-rijmwerk uit die tijd, zoals Anton van Duinkerken deedGa naar voetnoot10, kan begrijpen, dat het de tijdgenoten verbijsterd heeft om de extase, | |
[pagina 404]
| |
waaraan het in die meer gezapige tijd zo heftig uiting gaf. Maar deze extase des geloofs werd geen extatische dichtkunst. De juist bedoelde bloemlezing van Van Duinkerken brengt van Broere nog een jeugdgedicht, getiteld Mijn WanhoopGa naar voetnoot11, dat alle romantische Weltschmerz-attributen in optima forma bevat en, voor wat de eerste helft betreft, als gedicht temidden van de ‘zwarte-tijd’-lyriek der andere dichters geen slecht figuur slaat. Broere verdient de aandacht als de meest typisch ‘romantische’ geest van de Nederlandse katholieken in de eerste helft van de negentiende eeuwGa naar voetnoot12. Uit deze geest is ook verklaarbaar de enorme invloed die Broere met name op een deel van de Haarlemse clerus heeft uitgeoefendGa naar voetnoot13. |
|