Handboek tot de geschiedenis der Nederlandse letterkunde. Deel 1
(1978)–G.P.M. Knuvelder– Auteursrechtelijk beschermdOvergang naar de kroniekBij de ridderroman zagen wij voorhoofse heldenepiek en hoofse epiek in elkaar vloeien. De ridderroman in zijn geheel echter contamineert tegelijkertijd met het geschiedverhaal, de kroniek. De verklaring is niet ver te zoeken: verschillende kronieken hadden, naast hun geschiedkundige bedoeling, tot oogmerk vorst of gewest te verheerlijken. Jan van Heelu's Yeeste van den slag van Woeringen beoogt een relaas van feiten te geven, maar dit alles tot meerdere eer en glorie van de hertog van Brabant en zijn ridders, de dapperste ridders van de hele wereld: de kroniek neemt de allures aan van het heldendicht. Uit verschillende geschriften van deze tijd spreekt, min of meer duidelijk, het besef van gebondenheid aan vorst of gewest: het eerste ontluiken van het natio- | |
[pagina 233]
| |
naliteitsgevoelGa naar voetnoot1. De hiervóorGa naar voetnoot2 besproken Roman van Limborch is zonder twijfel geschreven uit de behoefte Limburg zijn gedenkteken te geven; de Flandrijs is mogelijk een uiting van het Vlaams nationaliteitsgevoel. De te vermelden kronieken bezitten een soortgelijke strekking. Zijn zij om deze reden opmerkelijk, ook historisch hebben de meeste ervan grote betekenis, althans voor zover zij spreken over contemporaine geschiedenis. Literair daarentegen lijken zij alleen maar met de kunst samen te hangen door een eigenschap van hun uiterlijke vorm, nl. de rijmende versvorm. Maar meer dan uiterlijk vertoon is dit niet. Vandaar dat wij slechts opsommenderwijs de voornaamste werken in dit genre noemenGa naar voetnoot3. Allereerst het geschrift van Jan van Heelu, die, kort na de slag, ongeveer in 1290, de Yeeste van den slag van Woeringen schreef vol enthousiaste bewondering voor de hertog en zijn ridders, ‘zeer aanschouwelijk en beweeglijk-dramatisch, maar zwak van stijl en verstechniek’Ga naar voetnoot4. Van grote historische betekenis blijft de Rijmkroniek van Holland, dat de geschiedenis van het Hollandse Gravenhuis tot 1305 bevatGa naar voetnoot5. Terwijl Philip Utenbroecke de tweede partie van Van Maerlants Spieghel bewerkte, zette de Brabantse priester Lodewijk van Velthem diens Spieghel voort, ook voor de eigen tijd; hij behandelt in de Vijfde Partie (d.w.z. het door hem bewerkte gedeelte) de periode 1248 tot 1316, daarin dus o.a. uitvoerig de geschiedenis van Brabant onder Jan I. De Rijmkroniek van Vlaanderen, in verschillende tijden geschreven, demonstreert typisch het ontwikkelingsproces van goed gebouwd, poëtisch gestemd verhaal naar prozaïsch relaas in ‘vers’-vorm. - Een onbekende schreef de Grimbergsche Oorlog, Jan van Boendale (ca. 1280- | |
[pagina 234]
| |
ca. 1350) behandelde in Die Brabantsche Yeesten, met gebruikmaking van Van Maerlants Spieghel Historiael, de geschiedenis van het hertogdom Brabant tot 1347; later zijn inlassingen en voortzettingen toegevoegd tot in de achttiende eeuw toe. Het Boec vander Wraken wil aan de hand van sprekende voorbeelden Gods straffende rechtvaardigheid bewijzen; het werk dateert van ca. 1351. Een der laatste rijmkronieken is de Cornicke van Brabant van Hennen van Merchtenen van ca. 1414; zij is een voortzetting o.a. van de Brabantsche Yeesten. Literair is het werk zeer zwak met talloze stoplappen, maar het bevat enkele aardige lyrische passages. Hiermee is de periode van de rijmkronieken ten einde. |
|