| |
| |
| |
Ludmilla
Bedankt voor je brief, beste Klaus. Het is aardig en zelfs interessant dat je me per kerende post antwoordde. Antwoorden is een foutief werkwoord, want je verzocht me slechts om mijn opinie over een en ander. Welnu, dat kan. Ik zei al, de rommel opruimen is een eerste vereiste. Eerst wou ik je wel even zeggen, dat ik me tamelijk ongerust begin te maken over je oogappel Kim. Ik zie haar nauwelijks meer en uit eigener beweging belt ze zelfs niet meer op. Ik kan geen hoogte meer krijgen van die twee. De schaarse ontmoetingen tussen Bo en mij zijn van dien aard, dat ik me af ga vragen of ik het indertijd wel bij het rechte eind had.
De laatste keer dat ik Kim ontmoette, vlak voordat ze met Bo naar Ibiza ging, vertelde ze mij een droom. Ik vind dat je me best kunt vertellen wat jouw conclusies zijn. Per slot interesseer je je bijzonder voor haar. Ze droomde dat ze me zag sterven tijdens een auto-ongeluk op de dubbele weg naar Arnhem. Zoals je weet is ze in Arnhem geboren. Ze zag de wagen een paar maal over de kop slaan en niemand kwam er uit, maar ze wist dat ik doodging. Later zag ze me in een telefooncel staan, haast bezwijmend en ik was het die haar geld te leen vroeg. Ze zag een polderlandschap en een sloot. De auto was ineens weg. Er waren waaiende bomen maar het gras stond stil. Hoeveel?, vroeg ze. Hoeveel moet je lenen? Maar ik gaf geen antwoord. Hoeveel?, schreeuwde ze weer. Maar toen viel het beeld weg. Toen ze weer verder droomde, zag ze een lege telefooncel en de hoorn sloeg zachtjes heen en weer tegen het glas.
Ik ben niet zo goed in die dingen, dat weet je. Ik weet weinig of niets van psychologie of dromen. Maar wellicht vind jij dromen van belang. Enfin, vertel me er wat over.
Ik kom wel aan alle dingen toe via brieven aan jou en ik zal je zo nauwkeurig mogelijk inlichten over mijn escapades
| |
| |
in New York, waar Bo nogal bij betrokken is geweest. Hij doet net of hij van de prins geen kwaad meer weet, maar ik zal hem nog wel eens een en ander onder zijn lange neus wrijven.
Praktisch de hele dag ben ik alleen. En soms voor de aardigheid probeer ik ons interieur te beschrijven. Dat is nog tamelijk moeilijk, weet je dat? Je vergeet altijd wat. Maar ondanks het feit, mijn engel, dat ik in onze fusie alles mag, je muziek draai en je auto berijd, heb ik geen zin meer in beestachtig mooie meiden, ik taal er niet meer naar. Tijdens jouw aanwezigheid wel, gek is dat.
En hoe je ook in de ‘rotzooi’ zit te roeren, Klaus, in gedachten, je zult het met me eens zijn, dat we in bed over belangrijke dingen hebben gesproken. Jij met me pratend, onderwijl schakend op je minuscule schaakbord. En dat ik soms uren lang bleef doorlezen, totdat de letters lichtgeel begonnen op te lichten onder mijn ogen. Dat jij met me lag te praten over een collectief bewustzijn en je steeds verder terugging, en passant de Inca's erbij sleepte met hun zonnewetten. Ik ben steeds meer aan het lezen, want ik wil weten wat jij weet. Inhalen kan ik je nooit, maar Ludmilla verbaast zich over zichzelf, kun je je dat voorstellen? De stripper in haar flodders heb je voor eens en altijd geëlimineerd. Ach Klaus, je bent te vroeg weggegaan, geloof me.
Maar zoals ik zei, meestal ben ik alleen. 's Avonds komen we wel eens bij elkaar, Paul en ik dan. Baljeu komt nooit. Daar ga ik soms heen. Baljeu wil niets meer met andere kamers te maken hebben, sinds - dit was één van zijn bekende hiaten als hij dronken is - een stelletje dronkelappen zijn been hadden afgeschroefd. We praten nauwelijks over Kim. Soms over de gebeurtenissen om haar heen, over Bo bijvoorbeeld. Ik heb Paul het verhaal verteld - nee, ik vertel niet aan iedereen hetzelfde, dit kwam zo maar een keer van pas - van Bo, toen hij tien jaar was en bij ons logeerde, dat was toen wij ongeveer een jaar in New York woonden. Toen stal hij op een avond mijn lievelingspop uit mijn kamer en hing die aan een touwtje buiten het raam. Het regende. Ik kon er net niet bij. En Bo, die in de kamer naast de mijne sliep en zodoende naar mij kon schreeuwen, buiten het raam, riep maar, dat ik
| |
| |
er lekker toch niet bij kon. Ik natuurlijk grienen naar de pop, die als een vormeloze lap katoen in de regen hing. Meer heb ik niet tegen Paul gezegd over Bo. Maar zulke dingen hakken er in. Dat hij me bijvoorbeeld veel later een springmes cadeau deed op mijn verjaardag, zal hij wel gestolen hebben, dat mes, want voor stelen draaide hij zijn hand niet om. Toen hij me springend van plezier uitnodigde voor het eerste gevecht. Bo heeft een omvormingstalent, weet je en ik zeg je dit, zodat je je mijn angst betreffende Kim kunt voorstellen. Ik weet dat hij nu nog een sadistisch genoegen put uit het feit dat hij van Lulu een jongetje trachtte te maken. Welnu, hij heeft het aardig ver geschopt. De verantwoordelijkheid schudt hij met een licht schouderophalen van zich af, dat wel. Maar hierin is Bo's boosaardig talent gelegen; hij zet de zaag tussen jou en wat je wilt gaan doen of denken. Bij Bo zijn betekent jezelf niet kunnen zijn. En alles wat hij nu speelt is namaak. Elk voorgewend gevoel is een etappe naar iets anders. Heel wat karweitjes heb ik voor hem opgeknapt in de States. Ik was de pion, die hij vooruitschoof op elke straathoek. Ludmilla op de uitkijk. En hij had me bijgebracht, dat het niets uitmaakte wat je deed, maar dat elke daad in zichzelf goed was, als je die in consequentie bedreef. De discussies met Bo verloor ik tot op het laatste woord. Aan het eind van iedere woordenstrijd volgde altijd en onontkoombaar mijn ‘je hebt gelijk Bo’. Dus je kunt begrijpen dat ik, toen ik eenmaal begon te relativeren, er niet meer voor terugdeinsde om te gaan strippen in de Blue Bar. Het is wel zover gekomen tussen Bo en mij, iets wat hij nimmer zal toegeven, dat hij een zeker percentage afdong van mijn inkomsten aldaar. Want, zo zei hij, ik heb je per slot zover gebracht en aangezien je je nogal thuis schijnt te voelen in je nieuwe job kun je Bo best een beetje helpen. Hij pretendeert hiervan niets te weten, vertelt aan anderen dingen, die
hij zelf gelooft zo langzamerhand. Het enige dat Bo pertinent niet weet is, dat ik een verhouding kreeg met Anna, degene waarmee hij twee jaar omgegaan heeft. Ik heb je wel eens over haar gesproken, als ik me goed herinner. Als Anna even vrij was, kwam ze me opzoeken, tamelijk zenuwachtig, want als Bo het in de gaten had gehad, wachtte thuis het pak rammel.
| |
| |
Het laatste wat ik van haar gehoord heb, is dat ze in Parijs woont, iets wat Bo zeker niet zal weten. Althans, hoe zou hij er achter moeten komen?
En nu Klaus, nu kom ik aan iets toe met mijn gegraaf in dat afschuwelijke amerikaanse verleden, wat je wellicht pijnlijk zal treffen. Maar ik wil de rommel opruimen zoals ik al zei en als je me na deze gegevens nog wilt terugschrijven, met alle respect.
Ik verdiende te weinig in de Blue Bar. Ik had niet de moed om me met de geachte clientèle af te geven. Maar ik verzon een middel om eruit te breken. Bo cirkelde om me heen als een bij om de honing. Ik weet niet waar hij al dat geld voor nodig had. Hij werkte niet en Anna, hoe vertrouwelijk we ook waren, liet niets los. Allemaal dwang natuurlijk. En wat had ik nodig om eruit te breken? Een massa geld. Je kunt best tussen de regels doorlezen, Klaus, dat is je wel toevertrouwd, maar toch ga ik het zeggen, want het zal bevrijdend werken. Aan de bezoekers van de Blue Bar durfde ik niet te beginnen, uit angst dat Bo dat te weten zou komen. Ik begon andere ‘tehuizen’ te frequenteren. Hoe kom ik aan klanten? dacht ik. Hoe doen de andere meiden het? (Anna heeft er nooit iets van geweten trouwens). Maar op een avond begon het. Een mistige avond was het, koel, hopeloos, een absurde onderneming Klaus, neem dat maar van me aan. Ik zal jullie voor eigen doel gebruiken, smeerlappen, liep ik maar tegen mezelf te roepen. Ik zal jullie voor eigen doel gebruiken. Geen gepaar meer zonder dat ik eraan verdien. En nog steeds heb ik niets tegen prostitutie met een gegronde reden, alhoewel, al lig ik in de goot, ik vermoed dat ik er niet meer aan begin. Die reden kan misschien wel gewoon gèld zijn, weet ik veel, maar geen laksheid bedoel ik, ook eigenlijk geen viezigheid, dàt kan altijd, op kermissen vol klaarlichte dag, tussen bielsen, 's nachts zwetend op afvalterreinen, waar New York toen rijk mee bezaaid was. Ik wilde ze uitmergelen, de hoogste prijs bedingen, direct de rok weer laten zakken als het voorbij was en dan met het geld een lieve vriend of vriendin opzoeken of meteen daarna naar een galapremière, snap je? Denk niet, dat het Bo de smeerlap was, toen we in die ene afschuwelijke nacht over het kind
| |
| |
beslisten, waarvan ik je in fragmenten heb verteld. Nee, het was Bo de praktische jongen, die het woord deed en Ludmilla overtuigde.
En hoe ik het máákte Klaus, ongelooflijk. Ik had dezelfde brutale stem opgebracht, zelfs tijdens de grootste vernederingen, die ik van al die andere vrouwen had gehoord. En hoe ik er bij ging staan, godogod.
De eerste gelegenheid. Ik zag een kleine groene auto stoppen aan de overkant van de straat. Er voetbalden een paar jongens op een schoolpleintje. Bijna door dat onschuldig beeld begon ik het op te geven. Ik kreeg een keel als een supergelaste buis. Ik dacht, okee, ik ga er aan, ik moet het niet doen, maar toen vroeg hij al: je wacht toch op mij, liefje? Het was gewoon een schoft, die vogel, een of andere vertegenwoordiger die zin had en zich verveelde. Even stonden we te praten, hij met zijn hoofd uit het raampje, jazz uit de radio, een leren hand, een openstaand kastje, waarin pictures lagen uit Las Vegas, de naam Tennessee, details, gek. Babe come in, zei hij. Baby kan ik nog wel verdragen, maar babe klonk plotseling zo smerig. Een dertigjarig gezicht zag ik en gedurende zijn lach bleven mijn ogen zich vasthaken aan zijn boventanden, die in een punt naar beneden groeiden. Je blijft ernaar kijken, of je wilt of niet, zoals je bijvoorbeeld in een trein kunt zitten met een gek tegenover je, die wat raaskalt met een blubbende bek, je blijft kijken, je komt er niet van af. Zijn ogen stonden flets, daar kon hij misschien niks aan doen, maar aan zijn tanden en de rest wel. Toen vroeg ik - Klaus, het meest absurde moment van mijn leven, die eerste klant -, luister wat ik zei, ik vroeg: En wat heeft meneer er wel voor over? De benepen knijperd antwoordde: alleen mezelf mejuffrouw. De oerschoft, de zak uit het achtergelaten houten dorp van Tennessee. Voorouders had hij zeker gehad, die de paarden aan de houten balustrades buiten vastbonden en niet méér wisten dan dat. Och, hij had zijn eigen verpletterende zekerheid tot zijn beschikking, de voetjes stevig geplant in eigen auto. Wat kon hem gebeuren? Mannen en tekkels, begon ik, maar hij raasde al weg en daar stond ik in zijn gaswolk, in een beeld van konijnentandjes, die straks in een sappig stuk fruit zouden
| |
| |
bijten. Nee bijten is het woord niet. Zulke mensen vermóórden fruit met zo'n instelling en zo'n gebit.
Op de terugweg vond ik een ander, beter gebouwd, minder doorzichtig, eventueel bereid om een aardig spel te spelen en ik hield een tamelijk groot bedrag in solide dollars over, maar thuis, je begrijpt, ik was nog lang geen routinée, trokken alle mannengeuren, herinneringen, vieze details aan mijn hersenen als elastiekjes. Ik dacht koortsachtig na, hoe ik het de volgende keer moest versieren, dat ik geen kater kon krijgen, want dan had ik nog verloren. Enfin, ik liep, nadat ik een uitgebreide douche genomen had, naar buiten, bestelde een taxi en liet me naar het duurste restaurant rijden. Maar happy was ik daar niet, ik haat het om ergens alleen te gaan zitten eten. Volkomen uit het lood geslagen kwam ik thuis. Daarna ging het echter beter. Ik was over de drempel heen en begon me tamelijk onkwetsbaar te voelen. En mijn bankrekening zorgde ervoor, dat die onkwetsbaarheid standhield.
Nog even over Bo. Hij was niet altijd een smeerlap geloof ik, en nu spreek ik mezelf dus tegen, maar de beslissing over het kind berustte au fond bij mij. Of misschien was dat ook zijn uiteindelijke vuiligheid, dat hij me daar vrij in liet. Want alles beraamde hij tot in seconden.
En nu schiet me ineens, ik weet niet waarom, een avond te binnen, de wildste avond van mijn leven, nog wilder dan de geraffineerdste spelletjes met Anna, toen Bo en ik doktertje speelden. We waren al te oud voor dat spel, maar we deden net of we nog kinderen waren en begonnen mekaar onhandig uit te kleden tegen een muur van een omvergehaald gebouw, waar je nog de sporen van een liftkoker tegen aan kon zien. Tussen afvoerbuizen en bergen vuil stonden we trillend van de spanning, teweeggebracht door onze opzettelijke onhandigheid, te vrijen. Dit is de meest hartstochtelijke sexgebeurtenis geweest zonder dat ik van iemand hield. Is dat het fijnst, de daad te beleven, zonder een spoor van liefde? Zodat je lekker ongeremd je gang kunt gaan zonder je te bemoeien met de vraag of je iemand kwetst? Vraag waar ik nog niet achter ben. Zin om iets te beantwoorden?
Lieve Klaus, ik houd er nu ineens mee op. Ik zal je proberen
| |
| |
te verleiden me terug te schrijven, want je wilt toch wel iets weten over Kim? Je wilt toch wel weten of het Bo lukken zal haar achter zijn wagen te spannen? Je wilt toch ook wel iets vernemen van de spannende middag die Kim en ik doorbrachten in je paleis, vlak nadat je weg was? Want ook de waarheid van Kim komt wel aan het licht, ik bedoel, zoals ik haar zie dan. Welnu, je hebt me toch niet voor niets uitverkoren. En Ludmilla blijft trouw op je wachten, echt wel.
|
|