in het spel wordt misschien de werkelijkheid geboren, wie weet, ik hoop het.
Bo bestelt champagne. Hij doet alles in het groot, houd ik wel van. Niets is er om me ongerust over te maken. Bo is vederlicht, zorgeloos en happy.
Als we net onze glazen opheffen om te klinken, zet Bo zijn glas abrupt neer.
- Nee, dat is niet mogelijk, hoor ik hem zeggen. Dat is de grootste dwaasheid aller tijden.
Ik volg zijn ogen. Langs de haven lopen twee mensen druk gesticulerend met elkaar te praten. De vrouw, gekleed in een nauwe bakkersbroek, kijkt ineens onze richting uit.
- Roger en Anna, mompelt Bo. Hee people, gilt hij dan. Ze komen hand in hand naar ons toe, gebruind en wel.
- Dit is Karl von Schwarzenburg, zegt Bo, en dit (hij aarzelt even, wil hij haar naam niet noemen? Zo onzeker heb ik Bo nog nimmer gezien, maar wie zijn dit dan? Ik weet ook niets van Bo, niets) is Anna.
Jongens jongens wat een verrassing.
We zitten als gekken met zijn vieren aan tafel, heb ik het gevoel en nog gekker wordt het, als Bo ineens verdwijnt en ik met ze opgescheept zit. Kwestie van de zoveelste proefopname van Bo? Ik zal dit aan Ludmilla schrijven, proberen, stiekem, als Bo eens weg is. Zij moet eindelijk maar eens opheldering verschaffen.
- Bo gaat even nog twee glazen halen, zegt Von Schwarzenburg.
We praten over Ibiza en ik ben wel zo wijs om de vragen te stellen. Het gaat hun niets aan, dat ik dit eiland ken op een prik.
Degene, die Anna heet, kijkt voortdurend naar Von Schwarzenburg, zeker bang om uit het decor te tuimelen. Zo nu en dan wordt ze bloedrood, dan weer trekt ze helemaal weg. Maar als Bo er eindelijk aankomt, inderdaad met twee glazen extra, begroet ze hem voor de tweede maal, uitbundig, als gehoorzamend op een afspraak met haar geliefde.
- Hoe vermaak je je Bo, sinds je grootse afscheid van de States, vraagt ze, haar hoofd een beetje schuin, tegelijkertijd haar arm door die van Von Schwarzenburg schuivend