'Het dagverhaal van een onbekende. Een Gouds dagboek uit het jaar 1788 en later'
(2011)–Anoniem Dagverhaal van de gebeurtenissen– Auteursrechtelijk beschermd[1788]Woensdag 2 januarij was den vendumeester Pieter Boon in groot gevaar bij 't uijtdeele van zijn jaarlijkse aalmoese, zodat hij zich ten naauwennoot met de vlugt konde redde, nadat hij de ses thalve,Ga naar voetnoot27 die hij in de hand had, had in 't water en op 't eijs gesmeete, wierd door het bedelvolkje aangevalle, maar omdat hij een goed man was wierd het spoedig gestild. [6v] De 5 februarij, vastenavond, laat in den avond, wierd den schildwag, in de wandeling genaamt den lange Peter, op deszelfs post staande, op den Raam bij de Vlamingstraat voor den Houttuin, door eenige persoone aangevalle, willende zich meester van die post maake, maar wierde door gemelde schildwagt zodaanig afgeslage dat deszelfs geweer krom was, daar een van de belhamels door gequest wierd in het hooft, en 't ovirige van dat gezelschap bekent werd. Den lange Peter wierd zondag daaraan volgen in 't openbaar op de parade die alle morge op het Marktveld optrek door de commandant Vilatte deszelfs getoonde vigalantie gepreese en met een drinkpenning beloont. Den volgende morge, woensdag den 6 februarij, begon het gemeene volkje over het gebeurde van den nagt te morre, waaruijt op den middag eene woede ontstaad op de alhier in guarnisoen leggende militaare. Een hoop jongens, voorgegaan door den meergemelde Pieter | |
[pagina 9]
| |
Smaaling, bijgenaamt Piet Kluijf,Ga naar voetnoot28 rande publiek de militare poste aan en werpe de schilderhuijse in 't water. Egter wierd zulk spoedig door de militaare ordres gestuijt, maar het gemeen bleef nogthans aan het woele, om, als het mogelijk had geweest, het tot een generaale tweede plundering te brenge.Ga naar voetnoot29 Uijt die hoofde vervoegde eenige van dat zoort den volgende morge, donderdag den 7 februarij, op de Gouwe in 't Amsterdamsche veerhuijs, die, aldaar dronke zijnde, drinke met een glas genever de verdoemenis van de patriotte, zo zij het met woorde uijtdrukte, daardoor een heftige ruusie uijt ontstaat, zoodat de neef van de castelijn [7r] in 't gemelde veerhuijs aan het vegte raakte. Eenige van de patriotte daarbij staande, waarbij zeekere looijer genaamt Schobel,Ga naar voetnoot30 een wijnig beschonke zijnde, wilde het gevegt stuijte en de partije scheijde, maar wierd terstond door den meergemelde advocaat Frederik van der Hoeve, die volgens zijn gewoonte als het hoof van de oproermakers, aangegreepe en met behulp van de militaare onder een geschreeuw van Hoeze oranje bove, een patriot na de hooftwagt gebragt, en vervolgens wierd op ordre van gemelde adct. F. v.d. Hoeve de ovirige mensche, welke in gemelde veerhuijs hun geld verteerde en voor patriotte bekent stonde, door militaare daaruijt gehaalt en in de hooftwagt gebracht, welke zijn geweest Mijndert van der Heijden, Maarten Monk, pijpmakersbaase,Ga naar voetnoot31 en De Koning, een Amsterdams heer & koopman. Hiermeede was deeze vasteavont-pret nog niet ten eijnde, want het gemelde veerhuijs werd, om hetzelve voor plundere te bewaare, door de militaare afgezet en deeze dag en volgende nagt, door het gestadig patrouileere van de militaare, het plunder-volkje uijt malkander gedreeve en weggejaagt, waardoor de vastenavont-pret zonder plundere is afgeloope. Nogthans wierde de patrouilles in het marscheere menigmaal door het gemeen verhinderd, daar de belhamels van door de gemelde patrouilles wierde opgevat en meedegebragt in de militare hooftwagt. Welk zijn gewees Arij de Bruijn, een plunderaar, en Jan Nieuwland, commissaris van de orangesocitijd, [7v] welke den volgende morge, schoon deeze schuldig stonde aan het stoore van de publieque rust, op vrijje voete gesteld en losgelate zijn, beneevens ook de vier onschuldige patriotte die de naam hadde dat zij tot hun eijge veijligheid daar gebragt zijn. De Ed. Gr. Achtb. heere van de magistraat waare donderdag in den namiddag vergader en hebbe gearresteerd eene waarschouwing, die den volgende morge, zijnde vrijdag, wierd gepubliceert.Ga naar voetnoot32
WAARSCHOUWING. De MAGISTRAET der Stad GOUDA, met innig leedwezen en medelijden gezien hebbende, hoe dat, niet tegenstaande de gemanifesteerde intentie en zo meenigmaal herhaalde vaderlijke vermaningen van zijne Doorl. Hoogheid den Heere Prince van Orange en Nassau, Erf-Stadhouder, Capitein Generaal en Admiraal dezer Provincie, als mede de herhaalde ernstige Placaaten en uitgedrukte wil van hun Ed. Groot Mog. de Heeren Staaten van Holland en West-Vriesland; gelijk ook de onderscheiden Waarschouwingen en Publicatien van hun Ed. Groot Achtb. zelv, tegen het pleegen van al zulke daden, als instaat zijn de publijcque rust te stooren, sommige persoonen hebben kunnen goedvinden, niet alleen op eergisteren de Wagthuisjes der in deeze Stad, op hooge Ordre en Patent van zijne Doorl. Hoogheid den | |
[pagina 10]
| |
Heere Capitein Generaal, Guarnisoen houdende Militairen, in het water te smijten, in grooten getalle zich bij elkander te voegen, en attroupementen te veroorzaaken, de Militaire Detachementen, Rondens en Patrouilles in hun marcheeren door de straaten hinderlijk te zijn, op dezelven in te dringen, en met verwijting en scheldwoorden, als anderzints kwalijk te bejeegenen, gelijk ook door zingen, schreeuwen, en ander [8r] gebaar te maaken, de rust der stille en vreedzaame Ingezeetenen te stooren, en dezelve schrik en vreeze aan te jaagen, maar ook verscheide van deze ongeoorloofde handelingen op gisteren weder te herhaalen; heeft goedgevonden, onder inroeping en renovatie van voorige keuren en Publicatien, bij dezen hunne goede Burgerij en Ingezeetenen, van nieuws, als nog te waarschouwen tegens het pleegen van alle diergelijke rustverstoorende feitelijkheden, welke niet anders dan de noodlottigste gevolgen kunnen naar zich sleepen, en dikwils ongelukkige en zomtijds ook onschuldige menschen de deerlijke en beklaagenswaardige slagt-offers maaken van hunne losbandigheid en roekeloosheid, of onvoorzigtige nieuwsgierigheid, alzo noodwendig het pleegen van diergelijke daaden, door die geene aan welke de bewaaring van de publijcque rust en veiligheid, zo bij dage als bij nagt, is toevertrouwd, des noods zelvs met geweld moet tegengegaan worden;
Het is dan ook hierom, en in die hoop en verwagting, dat zulks de gewenschte en zo nodige invloed bij de Ingezeetenen dezer Stad zal vinden;
Dat hun Ed. Groot Achtb. uit een vaderlijke zugt en hertelijke toegenegendheid voor hunne Medeburgeren, wier heil en welzijn aan hunne zorg is toevertrouwd, en hun ten sterksten ter harte gaat, ten overvloede ieder en een iegelijk, van welke staat, rang, of conditie hij moge zijn, op het sterkste aanraaden en vermaanen, zich te onthouden van het overmatig drinken van wijn of andere sterke dranken, als veel al de bron en oorsprong van alle kwaad, en verders, in conformité van voorige keuren, zich te wagten voor het pleegen van eenig molest, hoe genaamd, aan persoonen of huizen, voor attroupeeringen en zaamenrottingen, het zingen, schreeuwen of gebaar maaken langs de straaten, [8v] het gebruiken van verwijtingen en scheldwoorden, het schieten met geweeren, het afsteeken van voetzoekers of andere vuurwerken, op dat niemand door het minachten en veronachtzaamen van deze waarschouwing in eenige ongelegendheid of gevaar mooge geraaken, en dus aan zich zelve te wijten hebben, indien hij over de gevolgen zijner roekeloosheid en onvoorzichtigheid, wanneer het te laat is, zich met reden zal moeten beklaagen, en ondergaan die straffen, welken bij voorige keuren en Placaaten, op het begaan van diergelijke ongeregeldheden, bepaald zijn.
Actum bij 't Collegie van de MAGISTRAET den 7 Februarij 1788. En gepubliceert den 8 daar aan volgende. Ter Ordonnantie van Dezelve, V. VAN EIJCK.
Het gemelde plan weegens de vastenavond-vrolijkheid mislukt zijnde, wierde door het gemeen, en wel van diegeene die tot het volbrenge van hun voorneeme niet konne koome, veele klagte gedaan bij de heere van de regeering, zoo over de patriotte hunne bijeenkomste als over de harde slage en meerdere mishandeling, zo zij luijde die noemde, van de militie, met versoeke dat de heere die soldaate uijt de stad zoude laaten gaan, en dat de rust aan de schutterij zoude worde toevertrouwt. Het gemeen, bij de regeering geen gehoor kunnende krijgen, zo wierde de commissarisse van de oraniesocitijd door deszelfs leede verzogt een commissie te benoeme, en af te zende na Den Haag, en zich aan zijn [9r] hoogheid te addresseere, om kennes van het gebeurde te geeven, met een instandelijk versoek om gemelde militie uijt de stad te neemen. | |
[pagina 11]
| |
In hoeverre zijn hoogheid deeze commissie heeft gehoort en aan gemelde verzoek heeft voldaan is gebleeke, want op maandag daaraan volgende, den 11 februarij, 's namiddag om 2 uure, kwaame op patent van zijn hoogheid voor de Kleiwegspoort 22 ruijters, die door de aldaar de wagt hebbende militaare wierde doorgelaate en voorttrokke, langs de Kleiweg de Hoogstraat tot op de Markt bij stadhuijs, daar de officier van gemelde ruijters op gaat om den eed voor de regeering te doen. Voorts wierde deeze manschappe bij eenige burgers in de huijse quartier beschikt, op ordre van de regering, en de paarde wierde gestald in de St. Joris Doelen. De herberg genaam Het Boskoop en De Salm, welke ruijters alhier op stadskoste geweest hebbe, zoodat het plundervolkje, welke meestal leede van de oranjesocitijd zijn, bedroogen waare, want in plaats van de soldate te zien de stad uijt marscheere, zag men alle avonde met het luijde van de poortklok de ruijterij patroilleere langs de straate tot laat in de nagt, dat eenig vrees onder 't oproerige prinsevolkje verwekte, want reeds de schilderhuijse voor particuliere buurte en tot bevijleging van sommige huijse, en daarvoor de schildwagt voor betaalde, waar van gemeld is, waare weggenoome en gemelde soldate zodaanige poste na den 8 februarij niet mogten waarneemen. [9v] Op dingsdag den 26 februarij was er reeds tijding in de stad, alsdat diezelven dag de commissarisse van zijn doorlugtig hoogheid de heer erfstadhouder verwagt wierde. Egter liep zulks aan tot in den avond omtrent halv zeeven uure, toen in twee koetse, zonder eenige staatsie, in hun logiment arriveerde, dat niet geschiede zonder den gewoone galm van Hoeze, hoeze, Oranje boven. Des avonds was er een groote maaltijd op de socitijdkaamer voor de leede van gemelde oraniesocitijd, zodat de commissarisse en de meeste leede van gemelde socitijd bij het arriveren van hun Ed. Mogende precent waare, die hun Ed. Mo. met allerlij zoort van complimente hebbe verwelkomt, zodat diezelvde avond hun Ed. Mogende nog een contravisite ginge aflegge bij de leede van gemelde oraniesocitijd, die van hun Ed. Mogende wierde versekert, dat de beswaare van de burgerij na genoege door deeze komst van hun Ed. Mogende zoude geschikt worde. Woensdag den 27 februarij ginge alle de leede van den nieuwen krijgsraad, voorgegaan door de heer collenel Van der Does en gevolgd door alle de opnieuw aangestelde sersjante, alle in hun univorm gekleed, hun Ed. Mogende verwelkomme. Alzo gemelde krijgsraad nog niet wettig was aangesteld, [10r] zoo wierde gemelde heere van den krijgsraad beneevens alle de nieuw aangestelde sersjante van hun Ed. Mogende voor wettig verklaart. De leede van gemelde oranjesocitijd, niet beeter weetende of de regering zoude donderdag den 28 februarij veranderd worde, bragte daartoe alles in gereedheijd om hunne vreugde daar over te betoonen, zoo door het uijtsteeke van de gemelde vlag voor de gemelde socitijd als door de versierde kroontjes en bogen voor de particuliere huijse. Maar dat niet geschiede; kwam den volgende nagt tusschen donderdags en vrijdag een statenbode in de stad. Op de tijding van gemelde bode vertrekt een van de heere commissarisse, de graaf Van Bentinck,Ga naar voetnoot33 na Den Haag, vrijdagmorgens ten 10 uure den 29 februarij.Ga naar voetnoot34 Saturdag den 1 maart, smorgens om 4 uure, quam gemelde heer graaf Van Bentinck als een dol uijtzinnig mensch in de stad rijde; aan 't rijtuijg waaren eenige brandende flambouwe vastgemaakt, daardoor eerst den landman, die om 't vee te helpe smorgens vroeg op zijnde, op het gezigt van verre schrik en vreese wierd aangejaagt, en verschijde luijde binne de stad, op 't gezigt van het schijnsel door de glaaze van de huijse, in verbeelding zijnde dat de stad in brand stond. Eenige luijde, en wel de twee granadiers welke op hunne poste stonde voor het | |
[pagina 12]
| |
Harthuijs, welke die Ed. Mogente heer hebbe zien van 't rijtuijg koome, declareren dat hij beschonke was toe hij afstapte. [10v] Op den middag, de klok 1 uure, een statebooden in de stad, dat van gevolg is gewees dat de heere commissarisse in den nademiddag, omstreeks van halv vier uure, vertrekke uijt de stad. De heer Meerens, welke in een franse wage, wierd verzeld door den gemelde heer advocaat Frederik van der Hoeve en de heere graaf Van Bentinck met deszelvs heer secreetaris, beide te paart, wierde verzeld door de heer collenel Van der Does, latende in hun logiment de twee koks. De schildwagt wierde weggenome, maar de gemelde vlag blijft, schoon hun Ed. Mogende vertrokke waaren, uijtsteeke tot den volgende maandag, den 3 maart. 'S morgen omtrend half neege wierd gemelde vlag binnegehaalt, edog maar voor een korte tijd, want op den middag te 1 uure komt de heer burgermeester Van den Hoeve in de stad, meedebrengende de tijding alsdat zijn hoogheid nog deeze dag na deeze stad zoude zende hoogdeszelvs gemelde heere commissarisse, om reeds het begonne werk verder af te doen en te volbrenge, zodat gemelde heer burgermeester, welk nu heeft als expresse gedient, in persoon gemelde tijding aan de gemelde oraniesocitijd brengt. De heere commissarisse van gemelde socitijd, beneevens derzelve leede, waare over gemelde tijding verheugt, en tot een blijk daarvan word terstond de gemelde vlag weerder de socitijdkaamer uijtgestooke. Gemelde heer burgermeester geeft ook de verdere orders aan den castelijn van 't Harthuijs om alles in gereetheijd te brenge om de heere commissarisse af te wagten, [11r] zodat hun Ed. Mogende in den namiddag omtrent 3 uure alhier arriveerde in een koets met zes paarde bespanne en bevonde in het gemelde logiment alles in gereetheijd, de kamer geveegt, de stoele geplaast, de tafel gezet, het eete opgedist en het vuur aan 't brande, zodat hun Ed. Mogende zonder iets te vertoeve eerst de maaltijd hielde.Ga naar voetnoot35 Na de maaltijd stelde hun Ed. Mog. nodige ordres om de rust den volgende dag te bewaare en den commandant geordineert het geheele battalion in de wapenen te doen koome. Daarna werde de bode van de krijgsraad en die van de wagt voor hun Ed. Mo. geroepe en gelast aan de huijse van de schutters, die de vrijwillige nagtwagte waarneeme, denzelfde avond en nagt nog aan te gaan zegge om dingsdag de 4 maart 's morgens de klok 10 uure te compareere op de Markt, ongewapent, deftig gekleed, om voor hun Ed. Mogende den nieuwen eed te doen, zodat dingsdag den 4 maart het heele battaljon om 9 uur reeds op het Marktveld in de wapene stond en de plaats tusschen 't Harthuijs en het stadhuijs afzette en een vrije doorpassagie laate voor hun Ed. Mo. die om half tien uijt hun logiment door passeerde na het stadhuijs. Om tien uure zijn de vier companiën schutters op de Markt, benevens de heere van den krijgsraad vergaderd, [11v] en wel in dezer voege: op ijeder hoeck van de Markt een compagnie. De officiers en sersjante zich ijder bij zijn compagnie vervoegd hebbende, werd den trom geslage van de compagnie van de Markt. De schutters benevens derzelver officiers van gemelde companie loopen op 't geluijt van 't slaan op den trom alle na het Harthuijs. Aldaar wierde de schutters van hunne officiers tot hunne pligt in het doen van den eed aangeport en tegelijk vermaand alle bescheijdendheijd en verschuldigde eerbied voor de afgezante van zijn hoogheijd te betoone, zodat gemelde compagnie zonder eene goede ordre maar al een woeste hoop graauw onder gelijde van hunne officiere uijt het Harthuijs geloope na het stadhuijs. Aldaar werd de gemelde heele companie tegelijk binne geroepe. En het formulier [van] den nieuwe eed de burgerij voorgeleeze. Het formulier van den eed kan men zien in de publicatie welke den 3 maart 1788 bij zijn hoogheijt is gedaan, en gepubliceert den 16 jan. 1789.Ga naar voetnoot36 | |
[pagina 13]
| |
De burgerij, eenigsints merkende dat zij misleijd wierde, declaareerde aan hun Ed. Mogende den nieuwe eed niet te wille doen zonders alvoorens te weete wie hunne regeerder zijn, zodat van gemelde compagnie omtrent 30 burgers voor staat en stadhouder den eed deede, zooals deeze hun hebbe gedeclaareerd, en 't restand van gemelde compagnie hebbe den eed in 't geheel gewijgerd. Daarop is gevolgd die van de Oosthaven, maar deeze compagnie luijsterde niet eens na 't slaan op den trom. In plaats [12r] hunne officiere en onderofficiere te volgen, liep een ijder na zijn huijs en wilde zich niet verwaardige voor hun Ed. Mogende te compareere. De companie van de Westhaven koome wel op het tromslag bij malkande en loope hunne officiers na tot in 't Harthuijs en wierde daar op 't sterkst vermaand tot hun pligt en trokke evenals die van de compagnie van de Markt na 't stadhuijs. Het formulier van den eed voorgeleezen zijnde, wierd die om gemelde reede ook van deeze companie gewijgerd. De compagnie van de Gouwe is evenreedig met die van de Markt en Westhaven, zodat omtrent 70 schutters den eed voor staat en den stadhouder hebbe gedaan. Hun Ed. Mogende, hier meede zich zien teleurgesteld, laten de burgerij versoeke den volgende dag weeder te compareere; dat dan de burgerij zoude weeten, wie dat in de regeering is, zoodat de opgeroepe ongewapende schutterij in den namiddag om 4 uure van de Markt ging. Heel onvergenoegt, het in den eed neeme van de schutterij mislukt, hebbe hun Ed. Mogende de regeering in den eed genome, zoveel als er van de leede preesent waare, die na het doen van den eed geschijde zijn om half vijf uure. Hun Ed. Mogende ontmoete in dat werk eenige tegenstand van de leede van de oranjesocitijd, maar vonde egter goed daarmeede voort te gaan, zodat de klok 5 uure de stadhuijsklok begon te kleppe [12v] over eene kant, den tijd van een quartier uur; intusschen dat de Markt vol nieuwsgierig volk wierd, 't welk uijt alle hoeke te voorschijn komt daarnatoe loope, werde op de baali gelegt vijf groene kusse, daar hun Ed. Mogende zich voor plaaststen met hun secreetaris in het midde. 't Eerste werk, dat hun Ed. Mogende voor de baalie verrigte, is dat ijder een kusse neemt van de baalie en werpe dat teegen den grond; vervolgens plaaste de heer secretaris zich in 't midden en publiceerde de publicatie van zijn doorligtige hooghijd af.Ga naar voetnoot37 Dat in alle stilte is geschied en dat te verwonderen is, dat den gewoone galm van: Hoeze, Oranie boven en dergelijke niet word gehoort. Egter raakte de smalle gemeente door hunne onvreedendheijd aan 't morre teegen hun Ed. Mog. over de aanstelling van de nieuwen regeering, willende andere regente hebbe na hun genoege. De leede van gemelde oraniesocitijd, deeze avond vergaderd zijnde, benoeme uijt 't midden van hun een commissie [om] na zijn hoogheijt te zende. Intusschen wierd den stadsdrukker door verscheijden troepe gemeen volk, alsook door de leede van gemelde oranjesocitijd, verboode het drukke en verkoope van gemelde publicatie, in vertrouwe zijnde, dat de gemelde commissie, die dezelve nagt te 12 uure na Den Haag reede, bij zijn hoogheid zooveel zoude bewerke, dat er heere zoude worde in de regeering gesteld, die na hun genoege waare. Maar omdat zijn hoogheid zulks aan hoogdeszelf heere commissarisse [13r] heeft overgelate, konde hij zich met deeze baggetelle niet inlaate. De hoogdeszelfs heere commissarisse moeste met hun werk maar voortgaan, was het antwoord dat de gemelde commissie meedebragt bij hun terugkomst in Gouda. Woensdag den 5 maart, 's morgens te 9 uure, kwam het heele battaljon in de wapenen gelijk zo op den voorigen dag. Om tien uure ginge hunne Ed. Mogende na het stadhuijs om hunne saake met de schutterij verder af te doen en diegeene, die den dag te voore den nieuwen eed hebbe gewijgerd, nu opnieuw den nieuwe eed met belofte en gepaart met drijgemente af te perse. Maar uijt hoofde dat de meeste van de schutterij zich niet hebbe verwaardig om voor | |
[pagina 14]
| |
hun Ed. Mogende te compareere, en diegeene die compareerde volstrekt wijgerde den nieuwe regering te respecteere om reedenen dat er patriotte, dat er getekende patriotteGa naar voetnoot38 bij zijn, en brenge tegelijk den graaf Van Bentinck onder het oog, dat hij het is geweest, die in voorige tijd de burgerij teegens de oude regering heeft opgestookt, dat hij de socitijd heeft verzeeker, dat zijn hoogheid de patriotte zoude uijtroejen. De heer advocaat Frederik van der Hoeve, die als capitijn van de schutterij in de kamer zit, vraagde: Wie is er een patriot? Dat een van de schutters beantwoord en zeijd: Jongbloed,Ga naar voetnoot39 dat is een geteekende.Ga naar voetnoot40 Den gemelde advocaat behielp zich met te zegge: Toen Jongbloed geteekent heeft, was hij dronke, anders zoude hij het niet gedaan hebbe. 't Antwoord op zoo een uijtvlugt was gereet, van: [13v] Als ik dronke kwaad doe en ik val in den schout zijn hande, dan moet ik het nugteren betaale. De graaf Van Bentinck zeijde, dat zijn hoogheid nu die magt hadde om heere na deszelfs goedvinde aan te zette. De burgers wierde hoe langer hoe meer te onvreede en declareerden, als zijn hoogheid patriotte opnieuw in de regering stelde, dat dan de oude regering beeter was als de nieuwe is; dat zij dan liever hunne oude regente weeder in hunne posten hersteld zien, zoodat hun Ed. Mogende hun werk met de schutterij vrugteloos is afgeloope. Vraagde na verscheijde luijde die hun sterk hadde uijtgelate hunne naame te weete, die ook werde opgeteekent. Hun Ed. Mogende, ziende dat alle poginge vrugteloos waare, resolveerde de sleutels van de stadspoorte provisioneel bij nagt te late beruste bij de poortiers van dezelve poort, en de militaare wierde geordineerd bij het oopene en sluijte van de poorte daarbij te assisteere, en daarvoor te geniete dezelve voordeele die de schutterij na besloote wagt bij 't openen van de poort daarvoor genoote, en de vrijwilge schutters werde geene nagtwagte verder toegelate en de schutterij gedissolveerd verklaart. In den nademiddag zijn hun Ed. Mo. vertrokke; alzo deeze dag den gemelde vlag niet is uijt geweest, zo wierd die nog opgerold uijt een van de vengsterraame gestooke bij het ingaan van hun Ed. Mo. in de koets en zo weeder ingehaalt. Niemand van de leede van gemelde oraniesocitijd is er geweest, die voor hun Ed. Mogende [14r] bij deszelfs vertrek uijt deeze stad de hoed afneemt, maar wierde gestadig door hunne eerste vriende uijtgejouijt, nageschreeuwt en gescholde voor stinkende honde en bedriegers en al wat meer van dat zoort van volkie bedagt kan worde.Ga naar voetnoot41 's Avonds wierd het stadhuijs gesloote en een granadier op de balie op schildwagt gesteld te tijd die anders de schutterij waakte. Alzo 't vooruijtzicht tot een spoedig herstel van een nieuwe schutterij veraf is, zo liete de regeering den volgende dag, den donderdag den 6 maart, het stadhuijs verzien met een schel, dienen tot gemak van de bode, laate maake neevens de balie, om des morgens door de aldaar staande schildwag te worde opgewekt om de poortklok te luijde en de deur, die van binne gesloote wierd, te oopene. Op zaturdag den 8 maart, de verjaardag van zijn hoogheijd, was een dag van vreugde, die begonne is 's morgens om 8 uure met luijde van klokke, dat beurtlings verwisseld wierd met het speelwerk, tot 's avonds te 7 uure. Om 8 uure moeste alle de huijse verligt zijn. De toore was verligt met lantaarns, het stadhuijs met kaarse en de socitijdkamer was ook [verlicht]. | |
[pagina 15]
| |
Aan de verlepte eerepoort [waren] gemaakt 3 sassinette, verbeeldende aan de regter zijde de geregtigheijd en aan de linker zijde de voorzigtigheijd, en boven den ingang verbeeldende de liefde, daaragter ligt brande. Ook wierd de kaamer van buijte aan de cosijne, beneevens het hart, met lampions verligt. Ook hielde de leede van de socitijd die avond een groote maaltijd, op welke ook na den maaltijd allerlij mascarades gemaak wierde. Ook heeft in de ulliminatie uijtgemunt de heer burgermeester Metelerkamp, welk huijs verligt was met wel 800 lampions van allerlij kleure. Alsook de medischGa naar voetnoot42 dr. De Moor met uijtmuntende decoraties, welke reeds tevoore daartoe vervaardigt waare door den vaantjesmaaker Go: Muijt. De gemelde heer dr. De Moor gaf ook aan de kindere van het aalmoesniershuijs en 't weeshuijs een pragtig festijn, en wierde deeze dag met wijn beschonke, en elk kind kreeg op zijn roemer een oranie appel. In den maand van aprilGa naar voetnoot43 hebbe de ruijters de stad verlaate en den rust wierd van die tijd af aan de soldaaten toevertrouwt. In 't begin van [de maand] mije wierd een begin gemaakt met het afneeme van een eed op de con[s]titutieGa naar voetnoot44 en daartoe opgeroepe eerst alle de groote officiante, vervolgens diegeene die in klijnder bediening gesteld waaren. Daarna de wijkmeesters, vuurschouwers en de gildens, en ook alle die eenige admisse hadde, zoodat zelf de vrouwspersoone jong [14v] of oud, zijnde in een gilde of hebbende een admis of turftonstersplaats, daarvan niet verschoont bleeve, al was 't dat zulke mensche den eed niet verstonde. Hoe dat er met gemelde eed wierd de spot gedreeve kan worde opgemerkt, want sommige luijde tot vier a vijf maale toe wierde geroepe tot het doen van gemelde eed, of om bij den gedaane eed te prestere of persisteere, zooals het genoemt wierd. Nogthans bleef de stad nog in rust tot op dingsdag den 9 julij, als des avonds begraaven wierd het lijk van de heer oudburgermeester Vincent van Eijck.Ga naar voetnoot45 Zijn Wel Ed. Gestr. was in zijn leeftijd het patriottismus toegedaan. Uit die hoofde was het dom gemeen sterk op gemelde verbitterd. De eerste toeleg is geweest het gemelde lijk van den baar te werpe in 't waater, maar zulk wierd door de goede ordres en de vigalantie van de militaare belet, en op den gewoonen wijs van de buure gedrage voorbij 't stadhuijs, alwaar de militaare den tijd dat de buure ruste met gepreesenteerd geweer stonde. En werd verder het lijk gebragt in de Jans Kerk, zonder dat er eennig molest daaraan konde worde toegebragt. Het gemeen volkie, hun voorneeme mislukt ziende, moeste het de lijkstatie [15r] boete, zodat die, niet zonder gevaar om van 't gemeen mishandeld te worde, konde in het sterfhuijs koome, dat egter nog geschiede door behulp van de militaare. De groote hoop volk na huijs zijnde, marscheerde de militaare ook na hunne hooftwag, maar voor een korte tijd eenige voornaame belhamels bleeve staan wagte voor het sterfhuijs om eenige mensche, die op de begravenis waare, te wagte, om in 't na huijs gaan te mishandele. Dat ongelukkig is te beurt gevalle aan de heer notaris Willem van der Wagt,Ga naar voetnoot46 die, in het uijt sterfhuijs koome, door den gemelde Pieter Smaaling wierd een slag op de hersens toegebragt en vervolgens omver gestoote. Echter wierd gemelde heer door een die daar bij staande weeder op de beenne geholpe en geraakte met veel moeijte bij zijn vrouws moeder, de derde wooning van 't gemelde sterfhuijs, in huijs. Het gemeen, hun quaadaardig voorneeme niet ten uijtvoer kunnende brenge, gooijje eenige steene in de glase om aan den gang te raake. Ook wierde er nog eennige ruijte aan stuk | |
[pagina 16]
| |
gesmeete bij de heer Wobma,Ga naar voetnoot47 egter werd het een en ander heel spoedig door het patrouilleere van de militare gestuijt en alles weder in stilte geraakte, tot zondagavond den 14 julij als in zeeker huijs in den Lange Willemsteeg een bruijlof wierd gehoude daar ruusie ontstaat. Een Schoonhovenaar genaamt Hartman,Ga naar voetnoot48 woonende op den hoek van gemelde steeg op den Raam, uijt vrees omdat [15v] gemelde Hartman een patriot was, de glase zoude worde ingesmeete, ofte andere onaangenaamheede door de in questie zijnde bruijlofgaste zoude worde aangedaan, loop in haas na den heer bailliuw François van Harencarspel Decker en versoekt om adsistentie. Den bailliuw, bij de hand zijnde, gaat zelf met de dienaars van de justitie na den gemelde steeg om de attroupeeringe te belette en 't volk weg te drijve. Een die zich onwillig toonde om van de straat te gaan, werd door de dienders gegreepe en op den gevangepoort gebragt. Het gemeen hierover raakte weeder aan 't mokke, dat den volgende dag, maandag den 15 julij, op den middag, in een woede uijtbarst. De heer J.J. van WeedeGa naar voetnoot49 wierd door den gemelde P. Smaaling om 1 uure op de Markt allerbrutaalst bejeegent en veel insolentie aangedaan, zodat gemelde J.J. van Weede zich addresseerde bij de stedehouder. Intusschen raakte den gemelde Piet Smaaling van de Markt en deeze saak was van geen verder gevolg. Om half drie in den agtermiddag was het magistraat. Het gemeene volkie quam in meenigte na 't stadhuijs. Daar wierde eijssche gedaan dat den gevange moest worde losgelaate, alsook nog een die deeze middag met adsistentie van de militaare is op de poort gebragt, welke eijsch van de magistraat wierd ingewilligt. Het gerecht ging na de gevangepoort en laten den gevange los. De heer burgermeester dr. Albert Verrijst gaf aan den gevange nog een drink penninge om [16r] na huijs te gaan, zo dat om 5 uure de gevange wierde losgelaate onder een ijselijk leevee en geschreeuw van: Hoezee, Oranie boove en vervolgens in triumph thuijs gebragt, dat niet wijnig den moed deedt aanwakkeren om meerder ongereegeldheede te pleege. Intusschen dat de gevangene wierde losgelate quam den gemelde heer notaris W: van der Wagt met zijn familie & klerk op den Tiendeweg om na zijn tuijn te gaan, leggende in de Bagijnenkade, en werd daar in 't voorbij passeere door het aldaar saamgerot gemeen uijtgescholde tot buijte de Tiendewegspoort, alwaar den gemelde heer en gezelschap door het gemeen werd aangevalle. De clerk had de onvoorsigtigheid om uijt de zak te hale een kleijn sakpistooltje en het weg te werpe, dog egter op de Fluwelensingel in 't gras van 't gemeen wierd opgesogt, daardoor de woede veel heeviger werd. De gemelde heer W: van der Wagt had zig door de vlugt gered in seekere tuijn op gemelde singel, daar gemelde door het gemeen wel werd gezogt maar niet wierd gevonde, alhoewel hij voor hunne ooge bloodt stond, daar hij dien dag en daaropvolgende nagt tot dingsdag na de middag heeft doorgebragt, als gemelde door een wage daar wierd gehaalt en heeft zoo de stad verlate op ordere van de regering, omdat de stad volgens hun voorgeven door hem niet meer zoude worde gealarmeert, en hebbe 't jaar daarna het notarisamp hem ook afgenome,Ga naar voetnoot50 zodat den gemelde de enigste is geweest in zijn beroep benadeeld is geworde.Ga naar voetnoot51 | |
[pagina 17]
| |
En de daamens keerde weeder na de stad en vlugte in de Doelen daar die zig vijlig vonde. De clerk SwanenburgGa naar voetnoot52 werd gevonde, meede in seekere tuijn gevlugt op gemelde singel, door den baliuw en geadsisteerd door de militaare commande daaruijt gehaalt en op stadhuijs in verseekering gebragt. Om reede dat gemelde clerq Swanenburg verschrikt en ontsteld was, heef de heer baliuw in 't voorbijpasseere aangeschelt bij de heer burgm. Van der Hoeve. De deur ilicoGa naar voetnoot53 wierd geopent, versogt de heer baliuw voor gemelde Swanenburg een glas bier, maar 't antwoord van de monvrouw is: Ik heb voor zulk een geen glas bier over, waarop de heer Baliuw, weggaande, tegen gemelde Swanenburg zijde: Volgt maar ik zal uw wel spoedig wat bezorge. En marsheerde verder na 't stadhuijs in de gijzelkaamaer, daar hij twee dage gezeete heeft en vervolgens wierd hem de stad verboode. [16v] Het gemelde sakpistooltie werd door Jan JanseGa naar voetnoot54 met triumph, onder een ijselijk leeve en geschreeuw van: Hoezee, door de stad omgedrage en aan een groote meenigte van dat zoort van volkie vertoont. De gemelde Pieter Smaaling liep met een blank mes in de mond met een meenigte graauw agter zich, schreewende al de patriote te zulle om 't leeve brenge. Sulk geschiede op de Markt voor 't stadhuijs, daar de militaare in 't geweer stonde, die ook allerlij schemp- en scheldwoorde van dat volkie moete afwagte en meenigmaal wierde uijtgetard, zonder zich teegen het canalje te durve versette, want het gemeen van de heere van de regeering wierde in hun doen ondersteund. Teegens den avond quame eennige burger en wel Andries Hoes,Ga naar voetnoot55 met nog eenige andere, wierde buijten den Tiendewegspoort van 't gemeen mishandeld en met drek en steene gegooijd, zodat den gemelde A: Hoes met veel gevaar gevlugt is in een huijs in de Stoofsteeg, daar gemelde wierd afgehaalt door een commande militaare. Egter raakte het teegen den avond in stilte, met een klijne vrolijkheijd die nagt langs de straate te vertone, door danse en singe van allerlij oproerdientjes.Ga naar voetnoot56 [17r] Zondag den 27 julij was volgens gewoonte kermis, daar veele burgers voor bedugt waare. Egter is er niets van belang op dat feest voorgevalle, alleen dat een koekkraamer van de jongens wierd aangevalle. Omdat hij een patriot was wierd hem geordineert zijn kraam te sluijte en niet meer te verkoope. Donderdag den 7 augustus was het weeder een dag van vreugde, zijnde de verjaardag van haarer koniklijk hoogheid monvrouw de princes van Oranje. S'avond van 8 uure tot snagts' 12 uure was er een geeneraale ulliminatie. Het stadhuijs wierd verligt met kaarse en den tooren van St. Janskerk met lantaarne en stadhuijs met kaarse. Voor de gemelde oraniesocitijd wierd boven de voorgemelde decoraties deeze dag nog vervaarde een sasinet,Ga naar voetnoot57 geschilderd door Jacobus Herfst,Ga naar voetnoot58 verbeeldende een oranieboom, leggende aan de eene sijde van de tobbe | |
[pagina 18]
| |
waarin de gemelde boom geplaast stond een leeuw, en aan de ander sijde de eenhoorn, zijnd met een keeting aan malkander gekluijstert. Een aarent was geplaast boven de oranieboom, hebbende de keeting, daar de leeuw met de eenhoorn aan gekluijsterd was, in sijn klaauw, daardoor verbeeld wierd de drievoudige alliantie met Pruisen, Engeland en de Staate Geeneraal, waarbij het stadhouderschap geguarandeerd wierd. Dit sacinet wierd geplaats in een daartoe gemaakt kast, die des avond met ligte wierd gezet, hetgeen geringe vertooning maakte voor gemelde oraniesocitijd. Verder was de vreugde van deeze dag, even gelijk met [17v] de verjaardag van zijn hoogheijd op den 8 maart te vooren, gevierd met uijtsteeke van vlagge en booge en kroontes. Alzo de verjaar van de erfprins jn. viel op zondag, zijnde den 24 augustus,Ga naar voetnoot59 wierde door zijn doorlugtig hoogheijd de heer erfstadhouder in Den Haag alle vreugdebedrijve verboode. Egter waare de leede van gemelde oraniesocitijd in Gouda ijverig in het doen van overtallige werke in 't bedrijve van vreugde, laate smorgens vroeg al hun socitijdshuijs verciere met vlagge en wimpels, alsook de gemelde decoraties tentoonstelle, en in gereedheijd maake om 's avond te ulimineere. Dat geschiede tot 's avond om 11 uure, als gemelde ulimineerkast door 't omvalle van een daarin staande brandende kaars wierd aan brand gestooke en in wijnig oogenblikke dat kostbaare stuk, zoo die leede het noemde, dat 130 gulde gekost heeft, door de vlamme wierd verteerd. [18r] Op dingsdag den 9 september smorgens quam den gemelde Pieter Smaaling, knegt op de Amsteldamse volkschuijt, met de schuijt aan en Frans Marsveld, winkelier op de Tiendeweg, die om zijn affaire was te Amsterdam geweest, thuijs.Ga naar voetnoot60 Deeze liede strooijde uijt dat er te Amsterdam een groote beweeging was over 't oprigte van paardecour en dat er alreeds veele van die snaake van patriotte wierde opgevat, zoodat er veel van dat gespuijs zich op de vlugt begaave en ook eenige schuijte met vlugtelinge alhier in den agter middag verwagt wierde.Ga naar voetnoot61 Het gemeene volk, van gemelde tijding kennis gekreege hebbende, loope met een groote meenigte in den agtermiddag na het Jaagpad, de plaats daar gemelde schuijt de rijsigers aan de wal zet, en maakt aldaar een attroupering om die vlugtilinge wel te ontfange. Maar alzo er niet meer als de ordinare schuijt arveerde, twee vreemde heere die uit gemelde schuijt kome om hun rijs te vervordere na Rotterdam, wierde door de pakiesdrager de Potterspoort inbragt na het Rotterdamse wageveer, door het gemeen aangevalle, het oranielint van hun hoed getrokke, onder een ijslijk leeve en geschreeuw van Hoezee oranie boove. Vervolgens wierde deze twee rijsigers onder 't geroep dat het patriotte waare geslage, geschopt, getrapt, met steene en drek van de vullishoope gegooijd, tot aan 't gemelde wageveer, [18v] daar een van de belhamel de staart van een van de gemelde rijsigers afsnijt, seggende: Kees nou ben jij jou staart al kwijt. Een prinsman, daarbij staande, beschikte deeze liede ijder een kaartje van welgemelde oraniesocitijd, om te kunne diene tot een vrijgeleijbrief op hun rijs om die te vervordere. Den 10 september, woensdag, was het gemeene volk nog weeder in beweeging aan de schuijte om de passeniers na te loope en af te zien waar die hunne intrek naame. Alzo deeze dag twee heere, uijt gemelde schuijt koome om alhier in de latijnse taal onderweeze te worde, die zich laate brenge aan het latijnse school, wierd welras uijtgestrooijd dat den rector dienst | |
[pagina 19]
| |
geeft onder 't gemelde paardecour en geheime corespondentie hielt met de Amsteldamse patriotte.Ga naar voetnoot62 Het gemeen, dat op gemelde rector zeer verbitterd was, rotte tesaame en loope den volgende nagt in een groot getal na de Groeneweg en trekke aan de schel, zodat de rector zich genootsaakt vond uijt een der vengsters zich te vertoone, en declareerde onder eede dat hij geen deel had aan hetgeen hij meede betigt wierd.Ga naar voetnoot63 Egter wilde het gemeen gemelde school plundere. De heere burgemeester raade het gemeen daarvan af en neeme de kostkindere in hunne protectie, die zij aan hunne huijse bragte. Intusschen quam een commande militaare die 't gemelde school bezette en 't gemeen uijt malkandere dreeve en van deeze plundering moeste afzien. [19r] Edog 't was hier nog niet meede gedaan, 't gemeen ziende dat zij hier misslaagte, loope in een groote meenigte na het huijs van den Wel Ed. Gr. heer oud-baliuw C: N: Plemper van Bree, die meede betigt wierd van gehijme corespondentie met de Amsteldamse patriotte,Ga naar voetnoot64 wierde vier ruijte aan stuk gesmeete, daar deese nagt meede eijndigde. Des andere dag, donderdag den 11 september smorgens, wierd weeder een leuge verzonne, den gemeene man wijsgemaakt dat er eenige kiste met geweere alhier geariveerd zijn, en aan het huijs van de gemelde Wel Ed. Gr. heer C: N: Plemper van Bree, en in de nademiddag stonde gevolgt te worde door nog twee andere kiste met geweere, om den volgende nag te worde uijtgedeeld aan de patriotte, die zich daarmeede niet alleen zoude hebbe verdeedig, maar zelf de prinseluijde daarmeede onverwagt aan valle, en als 't mogelijk was die in deeze stad te onder te brenge. De heere commisarisse van gemelde oraniesocitijd liete zulks door hunne boode aan de leede van gemelde socitijd al vroeg in den morge aanzegge, daar bij voegende om zich ook te moete wapene, en deeze dag gewapent te moete koome in hunne socitijd om, als er onverhoopt iets met gemelde patriotte mogt gebeure, dan ook gereet te zijn om zich te kunne verweere. Zooals er op den middag ook al eenig oraniesocitijds leede, gewapent met een pistool en sabel onder hunne rok, langs de straate liepe. [19v] Eijndelijk, smiddag te twaalf uure, raakt in een oogenblik de heele stad in oproer door den gemelde Pieter Smaaling, die gezien heeft dat de lutersch predicant Jan Roosendaal, staande op de stoep met Cornelis van LeeuwenGa naar voetnoot65 te praate, wierde door gemelde Pieter Smaaling aangevalle met vloeke en scheldwoorde. De gemelde predicant en Cor. van Leeuwen, zulks verdriete, gaan in huijs en sluijte de deur toe. Den gemelde Pieter Smaaling, alleen staande, vloekte, schelde op de patriotte langs de straat, en schreeuwde uijt dat de patriotte bij gemelde predicant bijeen vergaarde. Het gemeen, dat hoorende, rotte bijeen en omsingelde 't gemelde huijs. De militaare werd daarvan kennis gegeven, daar direct een commande soldate op af marscheert, en 't gemeen met slaan met de geweere uijt malkander werd gejaagt, daardoor eenige door gequest raakte, en andere van de oproermaakers wierde op de vlugt gedreeve. | |
[pagina 20]
| |
Egter was het hier nog niet meede gedaan. Het gemeen doet hun beklag aan de heer burgermeester Alb. Verrijst en wierd van 't gemeen geordineert om welgemelde predicants zijn huijs te late visenteere en de patriotte die er in waare uijt te laten haale. De gemelde heer burgemeester geeft aan 't gemeene volk gehoor en gaat het huijs van welgemelde predicant visenteere, maar niemant daar in vindende als den gemelde Cornelis van Leeuwen en den predicant, en verder [20r] die tot het huijsgezin behoorde, werd den gemelde heer burgermeester verleege, en om zich daar uijt te redde, en tegelijk het canalje genoege te geeven, liet gemelde burgermeester teege half drie uure de in de stad zijnde magistraatsleede ontbiede aan den gemelde preedicant zijn huijs om aldaar in een van de kaamer een stille magistraad vergadering te houde. De gemelde heer burgermeester stelde daarin voor om Corn. van Leeuwen door de militaare commande te late overbrenge na de hoofdwagt, om door dat middel zijn kinderties, zoo hij de plunderaards noemde, genoege te geeven. De scheepe Joh: van der Hoeve en de scheepen Jan Boon oordeelde beeter en vijliger te zijn om de rust in 't vervolg te bewaare en hun gezag te doen gelde, het canalje met geweld door de militaare magt van straat te jage en orders te geeve aan de commandant om, als het de noodt eijste, er met scherp te late schiete. De heer scheepe Pieter Smaasen keurde het voorstel van gemelde burgermeester goed, dus zo wierd gemelde Con. van Leeuwen door een van de heere versogt om zich over te geeven en door een commande te late brenge na de hooftwagt, welk versoek door de gemelde Van Leeuwen wierd met alle beleeftheijd afgeslage, maar wilde zich wel overgeeven om door een commande te worde gebragt na zijn eijge huijs. Den gemelde predicant wijgerde ook tegelijk [20v] de gemelde Cor. van Leeuwen te laate uijt zijn huijs hale, zo lang hij daar toe niet gedwonge wierd hem over te geeve. De magistraat, hun versoek afgeslage zijnde, werd er om vier uure magistraat belijd op het stadhuijs, daar in besloote wierd de heer secretaris Jan Verrijst, heer van Oucoop,Ga naar voetnoot66 verzeld met een stadsboode, te zende na het huijs van de gemelde predicant om den gemelde Cor. van Leeuwen op te eijschen, en door een sterke commande militaire te worde gebragt na de hooftwagt om daar te in versekering te houde, zodat 's avonds omtrent half agt den gemelde Cn. van Leeuwen wierd in de hooftwagt gebragt onder een eijslijk leeve van Hoezee, oranie boven, landverrader en wat al scheldwoorde kunne uijtgedagt worde. In de hooftwagt wiert den gemelde Cor. van Leeuwen van de wagthebbende officier vriendelijk bejeegent en voor de onsteltenis met wijn beschonke, tot 's nagts te een uure als den gemelde Cor. van Leeuwen wierd door de officiers aan zijn huijs bezorgt. Het gestadig patroilleere van de militare deeze namiddag en avond belette wel een generaale plundering, daar alles toe geschikt was, want men in de agter middag de vreemdelinge hun rijtuijge teegen hielt en niet willende late passeere zonder die te viesenteere of er ook geweere in [21r] waaren. Het verhindere van de militaare in doen van hunne patrouilles en ronde maakte hun op 't gemeen verbitterd, dat gestadig bijeen rotte en door de snaphaan moest worde uijt malkander geslage, zoals op de middag een groote meenigte voor de luterse kerk bijeen rotte en door de militaare wierde uit makander geslage, daar meenigeen door gekwest raakte. Want veele, daar door gequest wierde, die met hunne bebloede hoofde in de oraniesocitijd vlugte. De leede van de gemelde socitijd wierde op het zien van 't oraniebloed, zo zij het noemde, eijslijk verbitterd op de militaare, willende die de stad uijt hebbe, alzo de commandant van de militaare door leede van gemelde socitijd verzogt wierd de stad te verlaate met het battaljon. Het versoek door den gemelde commandant gewijgert zijnde liepe de leede van gemelde socitijd als om strijd wie de eerste zoude zijn in de wapenen, zodat om neegen uure meest alle | |
[pagina 21]
| |
in de wapene zijnde schutters, dat zijn diegeene die de wapene gehoude hebbe waaruijt naderhand de schutterij is geformeert geworde, voor de oraniesocitijd quame, uijtgezondert eenige die volstrekt wijgerde de wapene tegen de militaare op de vatte, alsook die officiers van de krijgsraad met de sersjante die volstrekt wijgerde eenige ordres te geeven. De adjudand Jan Verhoog wierd meede geroepe tot twee a drie maal toe, maar wilde zich daarmeede niet inlaate, tenzij hij geordieneert wierd van de krijgraad. De gemelde krijgsraad, nog niet wettig aangesteld zijnde, en de schutterij, onbeëedig zijnde en gedissolveerd, konde de gemelde krijgsraad hun met de saake van de burgerij niet belasten. [21v] Evenwel werde omtrend half tien uure deeze avond van de leede van gemelde oraniesocitijd twee schildwagte voor de stoep van 't Harthuijs gezet die daar, op hun post staande, wagt hielde. De officier van de militaare, zulks verneemende, stelde op ordre van de commandant eennige companien soldate voor 't stadhuijs op 't Marktveld in parade met gelaade geweere met scherpe patroone. Deeze vertooning maakte niet wijnig verbittering, zodat de wijven liepe na de Westhaven tot over de Molenwerf, de plaats daar een nieuwe kaaij gemaakt wierd, dragende van daar in hunne voorschoote het sant en puijn, bragte het op hoope tot voor 't Harthuijs. Intusschen braake de jongens en kindere de kijsteene uit de straat en versamelde die in de stoepen en in hoeke van de banke om zich daar meede teegen de militaire te verweere. De leede van gemelde oraniesocitijd zende een commissie, hebbende tot hooft Nicolaas Grendel,Ga naar voetnoot67 en gerugsteunt door 't allerslegste canalje, na 't huijs van de heer med. dok. Alb. Verrijst, burgermeester zijnde, hem afvragende de sleutels van de stad, dat die de burgers moeste bewaare, en niet de militaare, alsook de sleutels van de Waag en geweerkaamer. Want veele van hun, de geweere onbruijkbaar zijnde zich van beeter willende verzien, en andere van de leede van gemelde oraniesocitijd, die geheel geen wapene hadde, daarvan [22r] zoude kunnen gebruijk maake. Alhoewel de gemelde heer burgermeester deeze tijd een wijnig onpasselijk was en nog vermoeijt van de voorige dag, moest egter nog deeze nagt uijt den slaap opstaan om deeze commissie hun eijsschen te hoore, die gemelde heer bur.m. met alle vriendelijkheijd beantwoorde aan gemelde eijschen niet te kunne accordeere om reede dat de heer burm. F: de Meij de sleutels van de stads geweerkaamer in bewaaring hadde. Die heer, uijt de stad zijnde, geen mogelijkheijd is om aan die sleutels te koome, zoodat deeze commissie vrugteloos afliep, hoewel de sleutels van gemelde geweerkaamer uijt voorzorg van de regeering was overgegeven om die te bewaare, met de sleutels van de stadspoorte, aan de commandant van de militaire. Het gestadig patroileere van de militaire belette dat er anders geen attroupeeringe konde plaats hebbe als alleen op de Markt, daar alles in volle beweeging bleef tot snagts om 1 uure, toen eenige leede van gemelde oraniesocitijd 't moede wierd daar te staan zonder iets uijt te regte, met geweer en verdere wapenrusting aan, vloekende op de soldate en patr[i]otte na hun huijs gaande. Jongens en wijven die, met zant en keijsteene gewapen stonde op de straat en in stoepe, dat ziende, laten ook hunne drift sakke en gaande na huijs, met agterlate van al hunne bagagi van zant en kijsteene, daar [22v] de stoepe van de huijse op de Markt met hoope meede versien waare en de straate van berooft zijn. Nogthans wierd deeze nagt nog eenig molest gedaan. Aan het huijs van den oud-baliuw C: N: Plemper van Bree wierd de knop uijt de voordeur gebrook en bij A: CarlierGa naar voetnoot68 geweld gemaakt om de plundere, dat egter door gemelde Willem de LangeGa naar voetnoot69 nog in tijds wierd gestuijt, | |
[pagina 22]
| |
alhoewel de gemelde W: de Lange zich aan publicq geweld en plundering heeft schuldig gemaakt bij ander gelegentheijt.Ga naar voetnoot70 Gelukkig is deeze nagt zonder verder bloedvergiete doorgebragt, want alles tot eene bloedige actie geschikt scheen: de militaire stonde met scherp gelade geweere voor het stadhuijs en hunne hooftwagt; de leede van de oraniesocitijd voor 't Harthuijs, meede gewapent; de jongen en wijve op de straat en in stoepen te wagte wie van deeze partijje de eerste aanval zoude doen. De leede van de gemelde oraniesocitijd deede zowel rondens door de stad als de militaere patroilies, maar wagte zich naauw de militaire niet te recontreere. De volgende morge, vrijdag den 12 september, was het stil, zonder volk op de straate. De fabrieke[meesters] gaven terstond ordre tot het make van de straat, die er aller despraat uitzag, daar al vroeg in den morge aan [23r] begonne wierd. Deese morge, de achtb. heere van de magistraat vergaderd zijnde, quame daar voor een commissie van gemelde oraniesocitijd en eijschte, om de stad in rust te hebbe, dat om gemelde beschuldigin[g] de eerwaarde heer Roosendaal en de wel ed. gestr. heer C: N: Plemper van Bree en Corn. van Leeuwen met Arnout Carlier zoude worde gevange genoome en op de poort gezet. Dog deeze eijsch wierd door de heere van de magistraat gewijgert daar aan te voldoen. Deze morge quame ook voor de heere burgeme[e]sters eenige gequeste, met doeke bewonde hoofte, hunne klagte inbrenge over 't slaan van de militaire op den dag te voore en bragte meede eenige getuijge, dog wierde van de heere van de hand geweeze en hun gezijd dat zij het ongeval haarGa naar voetnoot71 was overgekoome aan haar eijge onvoorsigtig gedrag te wijten hadde. Hiermeede scheene de gemoedere te bedaare. De gemelde combuste was oorsaak dat het collegie van de magistraet arresteerde een puplicatie op dingsdag den 16 septemberGa naar voetnoot72 en gepubliceert den selve dage, zijnde juijst den dag tevoore dat het eerste jaarfeest van de heugelijke omwenteling in deeze stad van de voorstanders van 't oranje zoude gevierd worde. Aan de toebereijdsels van dit heugelijk feest was er al eenige weeke te voren gearbijd tot het vervaardig van eenige decoratien, daardoor veele bedugt waare hoe dat het met die [23v] vrolijkheijd zoude afloope. Intusschen dat de magistraet de gemelde publicatie arrestierd en publiceerde waare de leede van gemelde oraniesocitijd werksaam voor hun socitijd te stelle een gaanderij ter lengte van 29 voete en breet 2 ½ voet, om des te beeter hunne ligte te konne aansteeke en op het zelve te doen vervaardige de volgende 11 stukke:Ga naar voetnoot73
1 Stuk op het meddelste schilderij wierde vertoont de alliantie met de krone van Engeland en Pruisen, verbeeld door eene rijpe vrugt dragende oranieboom. Aan de eene sijde van de tobbe waarin de oranie boom geplant stond, legt de leeuw, in een vrolijke luijm, met de 7 pijle in zijn klaauw, het oranie lommer aan te zien, verbeeldende de 7 provintien. Aan de andere sijde de eenhoorn, verbeeldende Engeland. Boven den oranieboom een vliegende arent, verbeeldende Pruisen, hebbende den arent een keeten in zijn eenen klaauw, waaraan de leeuw en eenhoorn neevens de oranieboom saam verbonden zijn, en in de andere klaauw bliksemstraale. De voet van dit schilderij was verciert met een oranie lint, daarop stont te leeze: door Gode raad en macht [24r] 2 Stuk aan de regterzijde van het middelste schilderij een steene beeld, de geregtigheid, in de regterhant een swaart en in de linkerhant de evenaar. | |
[pagina 23]
| |
3 Stuk aan de linkerzijde van het middelste schilderij een standbeeld, de standvastigheid. 4 Stuk naast [het] tweede stuk is weer een groot schilderij, waarop een marmer gevaarte vertoont word. Op het zelve ziet men zijn hoogheijd in Guarde du Corps monteering met de teekenen zijner waardigheijd voorzien. Naast zijn hoogheijd word de vrijheijd verbeeld door een maagt met de hoed en speer. Aan de zijde der maagt ziet men de godsdienst met een boek in de hand uijt de wolke koomende en het zelve zijn hoogheid aanbiendende, die het over de schouder van de maagt aanneemt. Boven zijn hoogheijd komt een engel uijt de wolke, een lourkransGa naar voetnoot74 zijn hoogheijd boven het hooft houdende. Aan de voete van de maagt legt een hond, verbeeld de waakzaamheijt. Op de grond, daar het marmer geplaast is, ziet men de nijt, met een houdGa naar voetnoot75 en ijsere [handboom] voorzien, 't Gevaarte, willende ondermijne, een Romijn haar aanvallende, wert haar ter needer, waarbij zich ook de leeuw met 7 pijle vertoont. Van onder stond te leeze: de godsdiens door de zon bestraalt aan alle kant [24v] 5 Stuk, naast het derde, was een groot schilderij, daar op zich vertoonde meede een marmer gevaarte. Op hetzelve is zijn hoogheijd, in 't harnas gekleed, met een mantel omhangen, verbeeld. Naast zijn hoogheijd ziet men de hollandse maagt. Een engel in de wolke een snoer vast [houdende] waaraan zijn hoogheijd en de maagt tesaame verbonde zijn. Aan de voete van de maagt ziet men de leeuw met 7 pijlen. De maagt legt haar linker arm op de linker schouder van zijn hoogheijd. Haar regter hand rust op den leeuw. Tegen het gevaarte zit een staadige vrouw met een sluijjer omhangen, verbeeldende godvrugt. Op de grond ziet men weeder de neijt in een geweldige sterke houding. Met een brandende fakkel en ijsere hantboom tragte het gevaarte te doen springe of omver te werpe. Uijt de wolke word door een vrouw, de eendracht verbeeld, needer te daale, houdende in haare eene hand den hoorn des overvloeds, en met den andere den bliksem op het monster de nijt neederwerpende, waarbij zig ook den arent en tijger, in een fire houding, de nijt tegenstand biedende, vertoornt.Ga naar voetnoot76 Onder stond te leeze: vervloekte tweedracht hels gedrocht van elk gedoemt [25r] 6 Stuk, op de een hoek, de voorsigtigheijd. 7 Stuk, op den ander hoek, de getrouwheijd. 8 Stuk boven. Boven de hoeke van het meddelste pinant gaat een driekant op, waarin het alzient hoog,Ga naar voetnoot77 met engelen omgeeven, verbeeld word. De straale versprijde zig over het meddelste schilderij waarop de alliantie verbeeld word. Boven het driekant is 9 Stuk geplaast. Is een vierkant schilderij, verbeeldende de koning van Pruisen te paart, alzo het beeltenis van den koning van Pruisen door de leede van gemelde oraniesocitijd geplaast is booven het alziend oog, wierd aangemerk dat hij in deeze tijd met den prins van oranie boven het operweezen geeert en gediend wierd. Het 10 en 11 Stuk zijn twee vaase of potte die op de hoeke van de naast elkander staande schilderijje geplaats wierde.
De volgende dag, den 17 september, zijnde Goudaas gedenkdag,Ga naar voetnoot78 smorgens vroeg, wierd gemelde, met wapens geschilderde vlag, uijt een der vengstere gestooke [25v] van de solder naaste gemelde sositijdkamer, met nog een vlag en wimpel van drie kleuren uijt het dak boven het driekant of 8ste stuk van gemelde decoratie. | |
[pagina 24]
| |
Smiddags vergaderde de socitijdsleede ten twee uure. Na de middag liet zich uijt de gemelde socitijd een blasende trompetter hoore, juijst het selfde uur daar een jaar tevoore door Abraham van der Bruggen, in ons voorige reeds gemeld, de glaase 't eerst van buijte in de vaderlandse socitijd wierde aan stuk geslage, als een voorloper van de daarop gevolgde plundering. Des avonds hielde de leede van gemelde socitijd hunne maaltijd, onder het gestadig speele door verschijde musikante op verschijde musiek instrumente en maakte zich zo met den andere vrolijk. Het blaase met de trompet wierd alle half uure verrigt, tot laat in de nagt of wel tot des andere dag smorgens, wanneer de leede van den ander scheijde. Savonds wierde de gemelde decoratie met lampions verligt, dat alle avonde geschiede tot den 25 september, wanneer de vreugdedage ten eijnde liepe. Egter bleef de vlag en winpel,Ga naar voetnoot79 die bove door het dak uijt gestooke was, nog waijie tot op den 10 october, saturdag smorgen, als de publicatie tot het betale van een vijfentwintigste penning wierd van de puije van 't raadhuijs afgeleese,Ga naar voetnoot80 de gemelde vlag en wimpel onder het leese door de gemelde Pieter Smaaling wierd ingehaalt. [26r] Op woensdag den 19 november, snamiddag precies half drie uure, intusschen dat de klok speelde, wierd eers den haan of wintvaan op de toore gezet en toen de vlag afgenomen. Op saturdag den 20 december wierd bij de heere van de magistraad een besluijt genome om de godsdienst te herstelle, want in 't dit jaar al reeds 147 predicatie minder gedaan wierde als dat de ordinaare predikbeurte wierde waargenoome, daar een groot verval in den godsdiens door quam en den de diaconij arme veel tekort kwame. Veele van de oranieliede stonde daar teege op, zodat er eenige belhamel, aan 't hoof hebbende gemelde Willem de Lange, die zig voor de heere van de magistraat vervoege, en swoere ds. SmitGa naar voetnoot81 te zulle van de predikstoel te zulle haale, indien gemelde predicant daar op kwam. Egter wierd dat besluijt van de heer van de magistraad ten uijtvoer gebragt, daar kwam van wat het wilde, en voorzorge genome. De miletaare wierde hun wagt verdubbeld om den 21, zondag, voor de kerktijd door een picet soldate om bij de minste opstand in de kerk onder de godsdiens klaar te zijn en de belhamel te vatte, [26v] zo dat gemelde ds. Smit op den 21 december 1788 zijne eerste predicatie gedaan heeft, hebbende stilgezete van den 16 september 1787 tot nu toe. Voorleezende een Declaratoir van in geene genoodschappe van wapenhandel of eenige andere socitijde gewees te hebbe, alleen dat hij een lid was van het Genootschap tot Nut van 't Algemeen. In een zeer goede ordre wierd deeze godsdiens begonne en geëijndigd en in 't vervolg de godsdiens geoefend als in voorige tijd. Op woensdag de 31 december wierd alle de predicante van de gereformeerde als lutherse en remonstrantse gemeentens, benevens derselve kerkenrade, alsook de pastoore met hunne capellane van de roomsche kerke deezes stad, op 't stad[huis] ontbode, voor de Ed. Gr. Achtb. heere burgm., tot het doen van den eed op de constitutie, die door hun wierd gedaan of die van hun de gemelde eed reeds gedaan hadde, hebbe daarbij gepressisteert.Ga naar voetnoot82 Zoo is dan het jaar van 1788 ten eijnde. |
|