Bij zijn dood op 27 October 1915 wees ‘De Tijd’ er op, hoe hij, niet voortgesproten uit een adellijk geslacht, maar uit een industriële familie, zichzelf adelde door energie, werkkracht en vernuft.’ Gentleman in alles, in wezen, in omgang, in vormen, was Regout een zeer geziene persoonlijkheid in alle kringen en werd hij met groote onderscheiding door het corps diplomatique te Rome bejegend. Trouw zoon der Katholieke Kerk, trouw Maastrichtenaar, al stond zijn woon vele jaren elders, leefde hij met de katholieke hoofdstad van Limburg fier het openbare katholieke leven mede en stelde er een eer in bij grootsche ontplooiïngen van katholiek leven als een Katholiekendag of een Maria-Congres tegenwoordig te zijn.’
Louis Regout bleef op en top Nederlander, ook ginds aan de Tiber. Een priester, die aan zijn sterfbed stond, vertelde mij, dat een zijner laatste wensen was: ‘Laten wij nog eens in het Nederlands bidden.’
Hij is een van de opmerkelijke figuren uit het Maastrichter leven van mijn jeugd, de tijd, dat W. Vliegen, toen drukkersgezel bij Leiter Nijpels, op Zaterdagmiddag, voorzien van een trompetje, het socialistische weekblaadje ‘Recht voor allen’ en ‘De Volkstribuun’ langs de straat ventte; toen Fons Olterdissen met de vereniging ‘Maastricht Vooruit’ weidse optochten organiseerde bij feestelijke gelegenheden; toen het verkeer de kinderen nog niet belette in zijstraten rustig te spelen over de hele weg; toen het Witte-Vrouwenveld nog veld was met gezellige wandelpaadjes naar Amby; toen de Sint Pietersberg nog niet uitgelepeld was door de Enci-industrie; toen achter de Boschstraat en de Brusselse straat nog de grauwe vestingwerken lagen met kruitmagazijn, schietbaan en kazematten, bewaakt door een militaire post; toen het kasteel achter het oude stationsgebouw nog bewoond werd door de oude Regout; toen Martin Rutten (1858-1920) rector was van het R.K. Weeshuis en de patronaten voor jonge werklieden stichtte.