verweer tegen wat hij beschouwde als monsterachtige dwalingen.
Merkwaardig blijft het getuigenis van ‘Zeelandia’ uit 1915: ‘Men heeft meer dan eens in en buiten Limburg de wijze, waarop pastoor Thissen strijd voerde, afgekeurd. Het is waar, pastoor Thissen nam nooit een blad voor zijn mond, en met zijn scherpe pen hekelde hij de verkeerde toestanden en zette hij voortdurend de katholieke beginselen scherp omlijnd uiteen. Zij die destijds meenden, dat zijn wijze van strijdvoeren moest worden afgekeurd, zien thans hun dwaling in en erkennen gaarne, dat pastoor Thissen Limburg gered heeft. Het is wellicht aan hem te danken, dat Nederland onder zijne zonen heeft geteld de beide onvergetelijke, helaas te vroeg ontslapene Regout's.’ Hij is er in geslaagd de beginselen van de christelijke politiek ingang te doen vinden bij het volk.
In het orgaan voor het Limburgse kolenbekken ‘De Mijnwerker’ (13 September 1907) schreef G.H. Oberjé, toen kapelaan te Waubach, Ubach over Worms: ‘Intiem was pastoor Thissen, een man zoo gemoedelijk, zoo vriendelijk en gul als men zelden ontmoet. Achtte hij bestrijding oirbaar, dan moest meestal de persoon zelf mede boeten voor de gemeenheid of domheid, door hem begaan. Deze opvatting verklaart zijn scherpe kritiek, die soms vernietigender werkte dan hij zelf wel wilde, zoodat hij, die het ongeluk had door hem onderhanden te zijn genomen, niet zelden den moed miste om opnieuw en beter te doen. Deze opvatting van zijn schrijverstaak verklaart ook den enormen terugslag, wanneer hij zelf het ongeluk had zich te vergissen. Hij vergiste zich niet lichtelijk, maar het is toch wel eens gebeurd. En wien gebeurt dat niet? Het gevolg van dit alles was, dat hij door velen met gelijke munt betaald werd.... Wij herinneren ons, hoe de artikels van Thissen werden binnengesmokkeld in colleges en seminaries. Wij waren dikwerf getuige, hoe de bode van den Limburger Koerier werd opgewacht,