| |
| |
| |
4.5.5 IV. De student
motto |
Als de hemel niet somwijlen geesten voortbragt...en geven een millioen ledigloopers raadsels om op te lossen: citaat uit het anoniem verschenen treurspel Aballino, de groote bandiet (1796), tweede bedrijf, zevende scène. Het stuk is een vertaling van Abällino der grosse Bandit (1793) van de Zwitserse schrijver Heinrich Daniël Zschokke (1771-1848). Het verhaal speelt zich af in Venetië, waar aan lager wal geraakte edelen tevergeefs samenspannen tegen de Doge. Een van hen, Parozzi, spreekt de hier geciteerde woorden. (Anoniem, Aballino, de groote bandiet, p. 61) |
|
7 |
eigenaardigheid: bijzondere hoedanigheid. |
|
22 |
pijakker: korte overjas van zware stof. |
|
22 |
bouffante: lange, meestal wollen das. |
|
22-23 |
de bonte pet: tot de vaste bestanddelen van het studententenue behoorde een pet. Soms was die versierd met kwasten en meestal afgezet met een gekleurd biesje dat aangaf tot welke faculteit een student behoorde. (De Vrankrijker, Vier eeuwen Nederlandsch studentenleven, p. 213-215) |
|
24 |
Van acht tot dikwijls twee uren: de colleges duurden in de regel van 's morgens acht tot 's middags een of twee uur. |
|
27 |
een bolus uit de groote groenen trommel: verwijzing naar de bolussen (platte koeken met sukade en stroop), door Izaak Abraham Cassier (ca. 1800-?) iedere dag ‘op den overloop der academietrap, der collegegrage jeugd in de tusschenkwartieren uit een groenen trommel ter versnapering te koop geboden’. (Hildebrand, Camera obscura, dl. 2, p. 321; zie verder de annotatie bij Typen viii, 78) |
|
56 |
onderstaan: wagen. |
|
56-57 |
sedert onheugelijke jaren met den schimpnaam van philisters en ploerten bejegend worden: de benaming ‘philister’ (Duits voor ‘filistijn’) in de hier bedoelde betekenis zou in 1693 in Duitsland zijn ontstaan. Na een vechtpartij tussen studenten en burgers, waarbij een student het leven liet, zei een geestelijke: ‘het is hierbij gegaan, gelijk in den bijbel [...] geschreven staat: “de Philistijnen over u, Simson!”’ Met deze verwijzing naar het bijbelboek Richteren karakteriseerde hij de burgers (in de Nederlandse studententaal ‘ploerten’ genoemd) als heidenen en vergeleek hij de studenten met het uitverkoren volk Israël. (De Beer en Laurillard, Woordenschat, p. 918) |
| |
| |
58-59 |
spoelhond, welke naam van het weefgetouw wordt afgeleid: het wnt xiv, 2912 verwijst bij het lemma ‘spoelhond’ naar deze passage, maar geeft geen nadere toelichting. Ook elders geen bevestiging van de door Klikspaan gegeven herkomst van het scheldwoord aangetroffen. (Informatie Nederlands Textielmuseum, Tilburg) Mogelijk kan de term als volgt worden verklaard: Leiden kende destijds een bloeiende lakenindustrie. De wevers werden bijgestaan door zogeheten spoelers, die het garen op de weefspoelen brachten. Dat was eenvoudig werk, dat vaak door weesjongetjes (spoelhonden?) werd verricht, tegen een gering loon. (Posthumus, De geschiedenis van de Leidsche lakenindustrie, dl. 2.3, p. 639) Overigens zijn er wel andere verklaringen aangetroffen: volgens De Beer en Laurillard (Woordenschat, p. 1088) ligt de overeenkomst tussen een hond en een student in hun beider onbeschaamdheid. Evenals een hond in water gereinigd (afgespoeld) wordt, dient een student te worden gereinigd van studentenstreken, die vaak ook getuigen van onbeschaamdheid. Brom (Omkeer in 't studenteleven, p. 64) en De Vrankrijker (Vier eeuwen Nederlandsch studentenleven, p. 269) leggen een verband tussen het scheldwoord en het overmatige drankgebruik van de Leidse studenten. |
|
63 |
gielerstaal: dieventaal. |
|
65 |
Nest: bed. |
|
65 |
Roodkraag: politieagent; de agenten werden zo genoemd vanwege hun grijze uniformjas met rode kraag. (ga Leiden: Secretarie-archief 1816-1851: Notulen b&w, 6 oktober 1828) |
|
65-66 |
Bluf slaan: snoeven. |
|
66 |
Zoölogie houden: college zoölogie volgen. |
|
66 |
Kloot: lul. |
|
66 |
Loog: theologiestudent. |
|
66 |
Kletsen: zwammen, zeuren. |
|
66 |
Doorslaan: doordraven. |
|
67 |
Piet: knappe kop. |
|
67 |
Steigeren: (van kwaadheid) op zijn achterste benen gaan staan. |
| |
| |
67 |
Rijden: blunderen (tijdens een examen). |
|
67-70 |
en honderd soortgelijke...woordkoppelingen meer: Klikspaan maakt een grapje om het vluchtige karakter van het studentenjargon aan te geven. De zin moet als volgt worden gelezen: en honderd soortgelijke [...] misbruikte taaleigenschappen en wonderlijke woordkoppelingen meer, waaronder duizend [...] voorbijgaande, [...] afwisselende en verouderende uitdrukkingen. |
|
81 |
het ligchaam der Studenten: het Studentencorp(u)s. |
|
82 |
vrijzinnige: ruimdenkende. |
|
85-87 |
Wij kennen dwang,/Noch stand, noch rang,/Wij zijn gelijk van waarde: beginregels van de derde strofe van ‘Drink-lied’. (Studentenzangen, p. 161) |
|
90 |
dat eeuwen heugt: dat heel oud is. |
|
98 |
brave: goede. |
|
109 |
uitspanning: ontspanning. |
|
110 |
boert: scherts. |
|
115 |
en de zware pligt des levens aanvangt: zie Ophelderingen, 204-255 en de daarbij behorende annotaties. |
|
|