| |
| |
| |
4.4.14 XI. Thee
vooraf |
In deze schets beschrijft Klikspaan het zogenoemde theeslaan. Op een vaste dag in de week ontvingen hoogleraren hun studenten thuis op theevisite. Het theeslaan was bedoeld ter bevordering van het sociale contact, maar werd door beide partijen ervaren als een buitengewoon vervelende plichtpleging. Verschillende gegevens in de tekst suggereren dat de ontvangende hoogleraar Hendrik Willem Tydeman (1778-1863; hoogleraar in de rechten 1812/1815-1848) is. Dat het gaat om een hoogleraar van de juridische faculteit blijkt uit het feit dat de studenten die hem bezoeken beiden rechten studeren. Er waren destijds vier hoogleraren rechten: C.J. van Assen, H. Cock, J.R. Thorbecke en Tydeman. Klikspaans tijd- en plaatsgenoten zullen op grond van de routebeschrijving (Nieuwsteeg, Kloksteeg, Pieterskerk; r. 20-32) direct aan Tydeman gedacht hebben. Deze woonde namelijk in de directe omgeving van de Pieterskerk, aan het Gerecht; de in r. 32-33 genoemde ‘stoomfabrieken’ lagen dan in de Muskadelsteeg, die Pieterskerk(hof) en Gerecht verbindt. Klikspaan geeft een kritische beschrijving van de niet bij name genoemde hoogleraar; het contact met de studenten verloopt mede door zijn toedoen uiterst moeizaam. Voor Tydeman, die bekend stond als een veelzijdig geleerde, lijkt dat nu juist niet op te gaan; zijn necrologie maakt althans melding van een door hem georganiseerd ‘veertiendaagsch avond-gezelschap’ voor een selecte groep studenten, ‘waarop |
|
131. Hendrik Willem Tydeman
|
| |
| |
|
alleraangenaamst over verschillende telkens vooraf bepaalde onderwerpen wetenschappelijk werd geredekaveld, doch welke gesprekken door de vernuftige en fijne opmerkingen van [Tydeman] gezouten en gekruid werden.’ (Tydeman, ‘Levensberigt’, p. 430) |
|
motto |
In de Geleerde Man. Uithangbord: op het uithangbord van herberg De Geleerde Man, aan de straatweg tussen Haarlem en Hillegom, stond een man die, deftig in het zwart gekleed en met een boek in de hand, een geleerde voorstelde; omdat hij zijn hoofd door de sporten van een leer (ladder) stak, was hij dubbel geleerd. (Van Lennep en Ter Gouw, De uithangteekens, dl. 2, p. 164) |
|
3-4 |
veel te laat voor een dîner en nog te vroeg voor een avondbezoek: studenten gebruikten rond drie uur 's middags het middagmaal. De avond viel in het algemeen in twee delen uiteen: van zeven tot tien uur en vanaf tien uur. Klikspaan doelt hier op het eerste deel van de avond; studenten bezochten dan de schouwburg of de concertzaal, woonden een vergadering van hun dispuut bij of legden bezoeken af. |
|
14 |
vereenigingen: bijeenkomsten. |
|
17 |
gehoed en gerokt: geklede dracht, waartoe een hoge hoed en een rokjas behoorden. Rond 1840 was het voor burgers niet meer gebruikelijk om overdag een rok te dragen; deze werd, in combinatie met een witte das (zie ook r. 19-20), voornamelijk nog gebruikt als avondkleding. Studenten hielden er hun eigen kledingmores op na: bij bijzondere gelegenheden overdag droegen zij een rok met zwarte das; de witte das was ook bij hen bedoeld als avondkleding. (Informatie dr. K. de Leeuw, Rotterdam) |
|
18 |
zoo zweert bij den Styx: de uitdrukking ‘bij de Styx zweren’ betekent: een eed afleggen waar zelfs de goden aan gebonden zijn. |
|
20-21 |
het fransche weeshuis: het Waalse wees- en oudeliedenhuis aan het Pieterskerkhof, gelegen in het verlengde van de Kloksteeg. |
|
22 |
had slib gevangen: had zijn doel niet bereikt. |
|
32-34 |
de stoomfabrieken voorbij, waar kinderen tot Studiosi op, Studiosi tot grijsaards af worden gewonden: verwijzing naar bordelen; in Leven xii, 386-389 worden de ‘stoomfabrieken’, ‘bloeijende jongelingen’ en ‘afgeleefde grijsaards’ genoemd in een context die duidelijk over prostitutie gaat. Het woord ‘stoomertje’ werd wel gebruikt voor iemand die wild tekeer was gegaan en daarbij een geslachtsziekte had opgelopen. (Molewater, Studentendagboek 1833-1835, p. 81). Veel bordelen |
| |
| |
|
waren destijds gevestigd in de buurt rond de Pieterskerk. (Otgaar en Van Schaik, ‘Bordeelhoud(st)ers in Leiden 1853-1875’, p. 55) |
|
44 |
wiskunstige: volstrekt zekere. |
|
70-72 |
Komt u van Deventer? [...] Van Amsterdam: in Deventer en Amsterdam waren zogeheten athenea gevestigd, stedelijke instellingen voor hoger onderwijs, bestemd voor ‘jonge lieden, welke door hunne omstandigheden verhinderd worden, den tijd, tot eene akademische loopbaan noodzakelijk, geheel aan eene der hooge scholen door te brengen.’ De athenea waren niet bevoegd om doctoraalexamens af te nemen. Om de studie te voltooien moesten studenten rechten nog één jaar college lopen aan een universiteit. (Bijvoegsel tot het Staatsblad 1815, 1e stuk: Organiek Besluit van 2 augustus 1815, art. 36, 37 en 47) |
|
75-76 |
Van Utrecht [...] Dit was eene halve beleediging: het kwam voor dat studenten hun studie begonnen in de ene universiteitsstad en vervolgens voortzetten aan een andere universiteit. Het beledigende van de veronderstelling zit hem waarschijnlijk in de traditionele wedijver tussen de verschillende studentensteden. |
|
93 |
eene wiek van tabak: een plukje tabak; tabak heeft een ontsmettende werking. |
|
102 |
k..: kul: lul. |
|
108-109 |
dat uw Hoogleeraar slechts één tegen vier is: alle hoogleraren van een faculteit waren verplicht aanwezig te zijn bij examens; voor rechten waren dat er in totaal vier. De bedoelde hoogleraar staat volgens Klikspaan dus tegenover zijn drie collega's, plus de examinandus. (Bijvoegsel tot het Staatsblad 1815, 1e stuk: Organiek Besluit van 2 augustus 1815, art. 101) |
|
112 |
divide ut imperes: verdeel opdat gij heerst. Variatie op de uitspraak ‘divide et impera’ (verdeel en heers). Deze uitspraak wordt onder andere toegeschreven aan Philippus van Macedonië (ca. 382-336 v.Chr.), die er op deze wijze in slaagde de verschillende Griekse staten onder zijn gezag te brengen. |
|
112-113 |
dat er met de Goden verdragen te sluiten zijn: naar de Franse uitdrukking ‘trouver des accommodements avec le ciel’: het met de hemel op een akkoordje gooien. De uitdrukking gaat terug op een passage in Tartuffe (1669; vierde bedrijf, vijfde scène) van Molière: ‘Le Ciel défend, de vrai, certains contentements;/Mais on trouve avec lui des accommodements’: De hemel verbiedt, waarlijk, de bevrediging van zekere behoeften; maar het is mogelijk om het met hem op een akkoordje te gooien. (Molière, Oeuvres, dl. 4, p. 496) |
| |
| |
118 |
galvanische proeven: verwijzing naar experimenten met dode kikkers door de Italiaanse onderzoeker Luigi Galvani (1737-1798). Bij het prepareren van een kikvors ontdekte hij dat de kikkerspieren zich samentrokken wanneer zij met twee verschillende metalen (koper en zink) in contact werden gebracht. |
|
118 |
similia similibus [curantur]: het gelijke [wordt] door het gelijke [genezen]. |
|
119 |
klappen: praten. |
|
120-121 |
toen Frederik [...] invalt: verhalende tegenwoordige tijd. |
|
127-130 |
het beroep naar Groningen aangenomen [...] Van Leiden naar Groningen: een professoraat in Leiden stond ook financieel hoger aangeschreven dan een in Groningen of Utrecht. Het traktement in Leiden bedroeg f 2800 per jaar, in Groningen en Utrecht ontving een hoogleraar jaarlijks slechts f 2200. (Bijvoegsel tot het Staatsblad 1815, 1e stuk: Organiek Besluit van 2 augustus 1815, art. 132) |
|
142 |
onderstaat zich: verstout zich. |
|
153 |
aanwezen: bestaan. |
|
158 |
een hagje: een durfal. |
|
163 |
addeert: berekent. |
|
179 |
ten zeven ure: tot zeven uur. |
|
188 |
fideel: gezellig. |
|
203 |
Na een driejarigen arbeid: zie Ophelderingen, 1241-1244 en de daarbij behorende annotatie. |
|
218 |
derwijze: zozeer. |
|
232-233 |
de Gravenstraat [...] waarin graaf Dirk werd doodgeschoten: volgens de legende werd graaf Dirk iv in 1048 in Dordrecht met een vergiftigde pijl om het leven gebracht; de straat waar dit gebeurde heet sindsdien de Gravenstraat. (Ach lieve tijd. 800 Jaar Dordrecht, dl. 1, p. 6) |
|
237-238 |
uitspanning: ontspanning. |
|
241 |
groene: jonge, onervaren. |
| |
| |
244 |
sloeg [...] door: draafde [...] door. |
|
245 |
de herhaalde vertragingen in het aankomen van den spoorwagen: Leiden had, toen deze aflevering verscheen, nog maar net een treinverbinding met Amsterdam. De ‘Hollandsche IJzeren Spoorweg-Maatschappij’ reed vier maal per dag van Amsterdam naar Leiden en vice versa. (Studenten-Almanak voor 1843, p. 21) |
|
248-249 |
eene passage van d'Arlincourts Pélerin: Klikspaan drukte de bewuste passage af in de Ophelderingen, 1247-1255 (zie ook de annotatie aldaar). In Le pélerin (1842) beschreef d'Arlincourt een reis door onder andere Nederland. In het geciteerde fragment verbaasde hij zich over het traject Haarlem-Amsterdam, dat per boot, per rijtuig èn per trein kon worden afgelegd over drie parallel lopende routes. |
|
249-250 |
met welken schrijver de Hoogleeraar...te kennen gaf volstrekt onbekend te wezen: Charles Victor Prevost, Vicomte d'Arlincourt (1789-1856) was destijds een beroemd auteur, wiens talrijke werken ook in vertaling waren verschenen. |
|
|
132. Dienstregeling 1843-1844
|
| |
| |
251 |
nopens: met betrekking tot. |
|
269-270 |
niet om zijne deugden en eerlijkheid naar de Oost geraakt was: mensen die geen kans (meer) hadden op een carrière in Nederland, zochten hun heil vaak in de koloniën, Nederlands-Indië (de Oost) of Suriname en de Antillen (de West). |
|
272 |
ondeugende: kwaadaardige. |
|
272 |
zin: betekenis. |
|
279 |
kregel: flink, pittig. |
|
290 |
Studenten-Almanak: de Leidse Studenten-Almanak verscheen vanaf 1815 en bevatte praktische informatie, mengelwerk met anonieme bijdragen in proza en poëzie van Leidse studenten (de ‘Bijdragen’, vgl. r. 293) en een jaarverslag van de redactie over het gebeurde aan de universiteit en het wel en wee van de studenten. |
|
305 |
begeerlijk: begerig. |
|
321-322 |
geene andere taal dan die van Latium: het Latijn. Latium was een landstreek in Midden-Italië, bewoond door de Latini; uit hun taal ontwikkelde zich het latere Latijn. |
|
340 |
deftige: bezadigde. |
|
342-344 |
in het voeren van zoodanige als welke den man van de wereld [..] een duurzaam versiersel aanbrengen: lees: in het voeren van zoodanige [toon] als welke den man van de wereld [...] een duurzaam versiersel [aanbrengt]. |
|
343 |
zich dien titel schamen: het werkwoord ‘zich schamen’ werd wel gebruikt zonder ‘voor’. |
|
347 |
Den Student: vooropgeplaatst lijdend voorwerp. |
|
355 |
bokkinghang: rookhol; eigenlijk een huis, loods of schuur waar bokkingen gerookt worden. |
|
357 |
schalke: schalkse, guitige. |
|
363 |
claviger: conciërge van een gymnasium. |
| |
| |
365 |
verduwingsmiddel: middel om de spijsvertering te bevorderen. |
|
369 |
corii magistri ofte wel leêrmeesters, volgens 's heertjes woord-afleiding: pseudo-vertaling: ‘corius’ betekent ‘leder/leêr’; ‘magister’ op zich betekent ‘leermeester’. |
|
372 |
benaauwden: in tijdnood brachten. |
|
379 |
verdeeling: indeling. |
|
383 |
genoegzaam: nagenoeg. |
|
389-390 |
ontboeijende: bevrijdende. |
|
395-396 |
men staat in ons land niet vroeg op: de betere standen ontbeten in het algemeen rond acht uur, maar dit kon uitlopen tot elf uur. (Stokvis, De wording van modern Den Haag, p. 245-246) |
|
397 |
aanspraken: toespraken. |
|
401 |
verkleinzing: vertering. |
|
407 |
verachtering: achterop raken (zelfstandig naamwoord). |
|
409 |
gebied: heerschappij. |
|
410-412 |
en de Examina, ook uit dit oogpunt, afgenomen door eene bijzondere en afzonderlijke commissie: in Leven iii, 419-462 ventileerde Klikspaan zijn denkbeelden over de ideale inrichting van de universiteiten. Onderdeel daarvan vormde een ‘afzonderlijke commissie van geleerde mannen, met niets anders belast dan met het afnemen van examina en het uitreiken van graden. [...] Deze commissie heeft zitting in de residentiestad en staat in onmiddellijk verband met den Minister van binnenlandsche zaken; en opdat niemand regter in zijne eigene zaak zou wezen, moeten de leden van genoemde commissie buiten de leden van eenige Hoogeschool worden gekozen, en omgekeerd: beide betrekkingen zijn incompatibel.’ (Leven iii, 440-449) |
|
434 |
Een Examen duurt maar drie kwartier: het Organiek Besluit bepaalde dat examens een vol uur moesten duren; waarschijnlijk trok Klikspaan daar het academisch kwartiertje van af. (Bijvoegsel tot het Staatsblad 1815, 1e stuk: Organiek Besluit van 2 augustus 1815, art. 104) |
|
436 |
koesten: liggen. |
| |
| |
439 |
een vijfje dik: uitdrukking niet aangetroffen. |
|
441 |
spaarkagchel: zuinig brandende kachel. |
|
442 |
Sterkman: kachel van de firma Sterkman, zo genoemd naar de oprichter Albertus Sterkman (1783-1846); deze begon in 1840 in Den Haag een fabriek voor het vervaardigen van gietijzeren kachels. (Usener, ‘Maatschappij ijzergieterij “De prins van Oranje”’, p. 389; ga Den Haag: br en bs) |
|
445-446 |
dadelijke: zich tonend in daden. |
|
451 |
blikkers worden gereden: woordgrapje: pijnlijke blunders worden gemaakt. ‘Rijden’ is een studententerm voor blunderen, vooral tijdens een examen, maar Klikspaan refereert hier ook aan de letterlijke betekenis. Een ‘blikker’ of ‘blikaars’ is namelijk een ontvelling aan de schaamdelen, veroorzaakt door paardrijden. |
|
455 |
schuitenpraatje: gesprek van reizigers in een trekschuit, een onbenullig praatje. |
|
456 |
Voltaire: schrijversnaam van François Marie Arouet (1694-1778), Frans schrijver, filosoof en historicus. |
|
458-459 |
Il n'est pas de petits objets,/ Pour qui les voit avec génie: Er zijn geen onbelangrijke onderwerpen, Voor wie ze met genie beschouwt. Citaat niet gevonden. |
|
461-464 |
als: over het hooge water en het vallen der blaren...over de genoegens van het vuur en de lange avonden: citaat uit ‘Theeslaan’, gepubliceerd in de Studenten-Almanak voor 1840, p. 153-167; het citaat op p. 162. (Ophelderingen, 1257) De auteur van de anoniem verschenen bijdrage was Pieter Lodewijk Frans Blussé. (Dyserinck, Studentenleven in de literatuur, p. 21) |
483-485 |
Klikspaan heeft wel eens bij eene vroegere gelegenheid [...] den wensch te kennen gegeven, dat de Hoogleeraren der Academische jeugd een gemeenzamer toe- en omgang mogten verleenen: niet gevonden. |
|
492 |
beneuzelen: bespieden, kritiseren. |
|
494 |
aandragers: verklikkers. |
|
504 |
evenmatig: gelijkmatig. |
|
510 |
gemoedelijkste: hartelijkste. |
| |
| |
511 |
rijden: rondslingeren. |
|
512 |
wandelen: circuleren. |
|
515 |
paedagoog: huisonderwijzer, die niet alleen onderwijs geeft, maar ook voor de opvoeding zorg draagt. |
|
517 |
weigeringen ter toelating tot Examina: om examen te kunnen doen moesten studenten verschillende testimonia kunnen overleggen: getuigschriften als bewijs dat bepaalde colleges waren gevolgd. |
|
530 |
otium cum dignitate: vrij zijn (van werk) met waardigheid. |
|
530 |
oratio inauguralis: inaugurele rede: rede bij de aanvaarding van het hoogleraarsambt. |
|
539 |
noodwendige: noodzakelijke. |
|
544-545 |
De Professor is een landsbeambte, zegt de wet: verwijzing naar een bepaling uit het Organiek Besluit: ‘Alle de professoren, zoo wel die aan de universiteit van Leiden, als aan die van Utrecht en Groningen, zijn landsbeambten.’ (Bijvoegsel tot het Staatsblad 1815, 1e stuk: Organiek Besluit van 2 augustus 1815, art. 128) |
|
546 |
ingenomenheid: genoegen. |
|
547 |
de letteren: hier in de uitgebreide betekenis, dus ook geleerde teksten. |
|
557 |
rijdt hem op: zit hem achterna. |
|
561 |
Koormbergen: Koormberg is het prototype van de ‘hoveling’ (zie Typen ix); hij verricht allerlei karweitjes voor de hoogleraar, vleit deze waar hij kan en schroomt zelfs niet zijn medestudenten in een kwaad daglicht te stellen. |
|
562-563 |
een wijsgeer van het oude Hellas, omstuwd door een den meester waardigen stoet: verwijzing naar de Griekse filosoof Aristoteles (384/383-322 v.Chr.), die al wandelend een geleerd gesprek met zijn leerlingen placht te voeren. |
|
568 |
opzoeken: uitzoeken. |
|
571-572 |
dat beiden [...] tegelijk eene sinecuur zijn en een voorwendsel: verwijzing naar twee eerdere afleveringen. In Typen vi, 5-6 beschreef Klikspaan afleggers als ‘diegenen die de studie als eene sinecuur beschouwen of een voorwendsel.’ In Leven ii, |
| |
| |
|
173-174 noemde hij de hoogleraren ‘onze sinecuristen van de eerste kamer der geleerde maatschappij’. Hij vergeleek hen dus met de leden van de Eerste Kamer, die een sinecure zouden beoefenen: een ambt waaraan weinig werkzaamheden zijn verbonden, maar wel een bezoldiging. |
|
573 |
Moshieu: een onderwijzer aan een Franse school, een school voor middelbaar onderwijs waar de voertaal Frans is. |
|
575 |
de hooge regering: de opperste regering, dat wil zeggen het landsbestuur. |
|
575-576 |
legt u [...] toe: keert u [...] uit. |
|
581 |
vakerigheid: slaperigheid. |
|
584 |
kolfbaan: baan voor balspel. |
|
596 |
vergaderen: verzamelen. |
|
598 |
aanvertrouwd: toevertrouwd. |
|
620 |
eene tusschensoort: Klikspaan gebruikt in deze passage (zie ook ‘genus’ in r. 626 en ‘soort’ in r. 630) termen uit het ordeningsmodel van de plant- en dierkunde: algemene eigenschappen karakteriseren het geslacht (genus), bijzondere eigenschappen karakteriseren de soorten (species) binnen een geslacht. Het overnemen van natuurwetenschappelijke elementen is een bekend verschijnsel in het literaire genre van de fysiologieën. (Wezel, ‘Het typengenre’) |
|
620-621 |
ter plaatse waar het behoord had: waarschijnlijk in de aflevering ‘De aflegger’, waar Klikspaan verschillende soorten afleggers onderscheidt (Typen vi, vanaf r. 376). |
|
622 |
gaarne den naam gaf van de Lions: de oorspronkelijk Engelse term ‘lions’ (voor de bezienswaardigheden in een stad) kwam in Parijs aan het begin van de vorige eeuw in gebruik als aanduiding voor overdreven modieuze, lichtzinnige en welgestelde jonge mannen die een belangrijke rol speelden in het uitgaansleven. (Kramers, Kunstwoordentolk, p. 506) Zie ook Ophelderingen, 1259-1260 en de daarbij behorende annotatie. |
|
623 |
de stichting onzer Hoogeschool: 8 februari 1575. |
|
630-631 |
de broeders van den gilde: namelijk de Afleggers. |
| |
| |
631 |
Mephistophelistischer: iets als: cynischer; naar het ‘mefistofelisme’: het stelsel van cynische wereldhaters, ontstaan uit de vrijdenkerij. (De Beer en Laurillard, Woordenschat, p. 725-726) |
|
633 |
deugdelijkheid: deugdzaamheid. |
|
637 |
overleidden: overlegden; overwogen. |
|
639-640 |
prétexte admirable, zoo als Léon Gozlan zegt, pour ne pas avouer qu'on hait l'application d'esprit et le travail des mains: bewonderenswaardig voorwendsel om niet te bekennen dat men een afschuw heeft van het gebruik van de geest en van handenarbeid. Volgens Ophelderingen, 1262 afkomstig uit de bundel Les Méandres (verschenen 1842). Dit boek bleek niet meer te achterhalen. |
|
Léon Gozlan: Frans auteur (1806-1866) van romans, toneelstukken en feuilletons. |
|
646 |
tot papa de sjees laat inspannen: een sjees is een typisch Nederlands rijtuig op twee hoge wielen met plaats in het bakje voor twee personen. Met de sjees de academie verlaten (‘sjezen’) betekent dat iemand niets van zijn studie terecht heeft gebracht en daarom de universiteit verlaat. Zie hiervoor bijgaande illustratie, afkomstig uit de titeluitgave van de tweede druk (1868). |
|
646-647 |
de Academie van Harderwyk: in Harderwijk was sinds 1815 een werfdepot voor de landmacht in Oost- en West-Indië gevestigd. |
|
647-648 |
Dat nu deze soort van Afleggers allen maar Bivalva's waren: in Typen viii, 85-101 plaatste Klikspaan de aflegger en Bivalva naast elkaar; de vergelijking viel uit in het nadeel van de laatste, die hij ‘het far niente [niets doen] in zijne onedelste incarnatie’ noemde. Uit het vervolg van Typen viii blijkt dat Bivalva allerminst populair is bij zijn medestudenten; het risico dat hij zou worden nagevolgd was dus gering. |
|
649-650 |
huns aanzijns: van hun tegenwoordigheid. |
|
652 |
buiten: dat wil zeggen: buiten de maatschappij. |
|
661 |
te voorkomen: vóór te zijn. |
|
664-665 |
Hoe 't zoontje...Zelfs zijn crediet heeft opgegeten: passage uit het drinklied ‘Crambamboelie’ (zie Typen xi, 467-522, met name 500-501); het betreft een vrije vertaling door Samuel Constant Snellen van Vollenhoven van een oorspronkelijk Duits drinklied. (Dyserinck, Studentenleven in de literatuur, p. 54-55; de Duitse versie |
| |
| |
133. Met de sjees de academie verlaten
| |
| |
|
onder meer in: Vademecum voor den student, p. 27-29 en in: Studentenliederen, p. 17-18) |
|
670 |
bedondering: nieuwvorming, naar ‘bedonderd’: uitermate verbaasd, verbijsterd; mogelijk speelt ook de term ‘donderen’ (studententaal voor pesten en afblaffen van nieuwkomers) mee. |
|
677 |
gemoedelijkheden: uitingen die blijk geven van fijngevoeligheid. |
|
677 |
eerste: aanzienlijkste. |
|
697-698 |
l'amourrr [...] ce n'est que le contact de deux épidermes: liefde [...] is slechts het contact tussen twee huiden. Naar een uitspraak van Nicolas Sébastien Roch de Chamfort: ‘L'amour, tel qu'il existe dans la Société, n'est que l'échange de deux fantaisies & le contact de deux épidermes.’ (De liefde, zoals die bestaat in de maatschappij, is slechts de uitwisseling van twee droombeelden en het contact tussen twee huiden.) De uitspraak komt voor in zijn postuum verschenen Maximes et pensées, caractères et anecdotes (1795; De Chamfort, Maximes, dl. 1, p. 185) |
|
697 |
met een Utrechtschen vocativus: onduidelijk; wellicht een Utrechtse uitspraakeigenaardigheid. |
|
703 |
te drillen: (als speren) te richten. |
|
703 |
langs wenteltrap: verwijzing naar een bordeel; vergelijk Leven xii, 391-392: ‘Naar boven! langs dien trap [...]. Naar de bokken [hoeren]!’ |
|
708-709 |
Pohon-Upas: of Antiaris Toxicaria: zeer hoge boom, over een groot deel van de Indische Archipel verspreid, met giftig melksap. (Encyclopaedie van Nederlandsch-Indië, dl. 1, p. 54) |
|
711 |
wellustigen: de zintuigen strelende. |
|
714 |
viveurs: losbollen, fuifnummers. |
|
714 |
roués: voorname losbollen. |
|
715 |
Emma: een destijds bekende Leidse prostituee; verder geen gegevens bekend. (Muller, ‘Verwanten van Klaasje Zevenster’, p. 331) |
| |
| |
717 |
male agere et laetari: kwaad doen en vrolijk zijn. Variant op de uitspraak ‘benè agere, & laetari’ (Weldoen en vrolijk zijn) van Benedictus de Spinoza in zijn Ethica iv, 73 (in 1677 postuum gepubliceerd). (De Spinoza, Opera, dl. 2, p. 265) |
|
724 |
hij slaat zijn geweten door om zijne maagruimte uit te leggen: iets als: hij offert zijn geweten op om de ruimte in zijn maag te vergroten. |
|
728-731 |
ten einde hij [...] door Leidens straten heen ware en voortga te verleiden: tot hij uiteindelijk [...] door Leidens straten heen waart en voortgaat te verleiden. |
|
730 |
blanketsel: poeder om het gezicht blank te maken. |
|
746 |
systema: leerstelsel. |
|
764-765 |
het ligchaam: hier gebruikt als vertaling van corp(u)s: het geheel. |
|
769 |
braven: goeden. |
|
779 |
toeleg: ijver. |
|
782-783 |
Album civium Academicorum: Album der Academieburgers. Volgens de bepalingen in het Organiek Besluit moesten studenten zich door de rector magnificus persoonlijk ‘op de rolle der studenten’ laten inschrijven; de inschrijving moest ieder academiejaar worden hernieuwd. (Bijvoegsel tot het Staatsblad 1815, 1e stuk: Organiek Besluit van 2 augustus 1815, art. 148 en 156) |
|
790 |
Relegatie: verbanning van een universiteit. Het Organiek Besluit bepaalde dat studenten onvoorwaardelijk gehoorzaamheid schuldig waren aan de rector magnificus; weigering van gehoorzaamheid kon in bepaalde gevallen een consilium abeundi (raad om de universiteit te verlaten wegens onvoldoende aanleg of slecht gedrag) of een relegatie ten gevolge hebben. (Bijvoegsel tot het Staatsblad 1815, 1e stuk: Organiek Besluit van 2 augustus 1815, art. 161) |
|
791-795 |
Van den officier van justitie zou de uitvoerende magt eindelijk moeten overgaan tot de Curatoren...een onherroepelijk vonnis, door de Academische magten geveld: Klikspaan verwijst hier in grote lijnen naar de situatie zoals die in het verleden bestond. Een van de voornaamste voorrechten, door prins Willem i aan de Leidse universiteit bij haar oprichting in 1575 verleend, was het zogeheten ‘privilegium fori’. Krachtens dit voorrecht waren studenten ontheven van de rechtsmacht van de gewone rechter, zodat zij alleen voor een bijzondere rechtbank - het forum privilegiatum - terecht konden staan. Deze academische rechtbank bestond uit de rector en vier assessoren (uit elke faculteit één hoogleraar), samen met de vier |
| |
| |
|
burgemeesters van de stad Leiden en twee schepenen. Bijna alle universiteitssteden kenden een dergelijke academische rechtbank. Ten grondslag eraan lag de veronderstelling dat de stedelijke overheid te weinig van de studentenmentaliteit begreep, niet voldoende rekening hield met de omstandigheden waarin de student verkeerde en geen begrip kon opbrengen voor studentikoze grappen. In 1811, als gevolg van de inlijving van Nederland bij Frankrijk, werd deze bijzondere rechtbank afgeschaft. Sinds die tijd vielen studenten onder het gewone, burgerlijk recht. (Hardenberg, De archieven van senaat en faculteiten, p. 41-44; De Vrankrijker, Vier eeuwen Nederlandsch studentenleven, p. 149-171) |
|
Curatoren: de universiteit stond onder toezicht van een college van curatoren, dat bestond uit vijf personen die geen deel uitmaakten van de academische wereld. (Bijvoegsel tot het Staatsblad 1815, 1e stuk: Organiek Besluit van 2 augustus 1815, art. 229 en 230) |
|
vierschaar: rechtbank. |
|
correctionele vonnissen: vonnissen betreffende lichtere misdrijven, bedoeld om de dader te verbeteren. |
|
799 |
Senatus Amplissimus: de hoge senaat; de gezamenlijke vergadering van de academische senaat (de rector magnificus en de gewone hoogleraren) en het college van curatoren. (Bijvoegsel tot het Staatsblad 1815, 1e stuk: Organiek Besluit van 2 augustus 1815, art. 229, 241 en 242) |
|
799-800 |
door de Curatoren plegtig tot eene openbare zitting bijeengeroepen: volgens het Organiek Besluit besliste het college van curatoren en niet de academische senaat over de noodzaak de senatus amplissimus bijeen te roepen. (Bijvoegsel tot het Staatsblad 1815, 1e stuk: Organiek Besluit van 2 augustus 1815, art. 242) |
|
801 |
opzettelijke: vooruit beraamde. |
|
805 |
gebannen van alle vaderlandsche Hoogescholen: zie Ophelderingen, 1264-1270 en de daarbij behorende annotatie. |
|
808 |
Staatscourant: sinds 1814 de officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden, waarin behalve mededelingen van regeringswege ook door de wet voorgeschreven officiële publicaties zijn opgenomen. |
|
810 |
kooijen: kastjes met gaas ervoor, waarin bekendmakingen werden aangeslagen. |
|
829 |
de wrijving der jeugd: het met elkaar in contact komen van de jeugd. |
|
835-836 |
Een volksvertegenwoordiger, die, behalve met het vertrouwen der natie, met het opperbestuur der Leidsche Hoogeschool bekleed is: verwijzing naar Lodewijk Caspar Luzac (1786- |
| |
| |
|
1861). Luzac was sinds 1828 lid van de Tweede Kamer en sinds 1841 curator van de Leidse universiteit. |
|
836-837 |
zeide laatst, bij gelegenheid van de beraadslagingen over het verkiezen des heeren Telting: - Er behooren middelen uitgedacht te worden, om dat nietstemmen te beletten: Albertus Telting (1803-1863) werd op 24 september 1843 gekozen tot lid van de Tweede Kamer. Op de vergadering van 11 augustus 1843 had men gediscussieerd over de vraag of Telting, die eerder 23 van de 51 stemmen had gekregen, nu wel of niet de volstrekte meerderheid van de aanwezige leden had gekregen. Hierbij speelden de blanco stembriefjes een rol; regel was namelijk dat blanco stemmers als niet aanwezig werden beschouwd. Luzac wilde een einde maken aan het blanco stemmen en kwam ter vergadering met een mogelijke oplossing voor de zijns inziens ongewenste situatie. (Verslag der Handelingen van de Staten-Generaal, 1842-1843, p. 415) |
|
|