| |
| |
| |
4.4.9 VI. Het dispuut-collegie
vooraf |
In deze aflevering beschrijft Klikspaan de gang van zaken in het dispuut Inter nos amicitia (Onderlinge vriendschap). Dat blijkt, behalve uit de woordspeling in r. 687, ook uit een passage in een brief van Kneppelhout aan Ver Huell van 25 september 1842: ‘Wilt gy een Dispuut naar de natuur teekenen? Misschien konden wy dan eens [...] naar Inter nos gaan, dat ook in de type geportretteerd is [...]’. (Ver Huell, Briefwisseling, p. 103) De aflevering zou overigens zonder illustratie verschijnen. |
|
|
90. Bul Kneppelhout Inter nos amicitia (kandidaatschap)
|
| |
| |
|
Inter nos amicitia was een letterkundig dispuut, opgericht op 21 oktober 1816. (Studenten-Almanak voor 1844, p. 80; Hulshoff Pol, ‘Voorlopers’, p. 31) Kneppelhout is zelf lid van het dispuut geweest. Op 24 november 1831 werd hij aangenomen als kandidaat, 17 januari 1832 werd zijn kandidaatschap omgezet in een lidmaatschap. Twee jaar later, op 17 februari 1834, werd hij benoemd tot honorair lid. (Stichting Kneppelhout, Doetinchem) |
|
De in het Latijn gestelde Wetten van het gezelschap zijn bewaard gebleven: Leges Collegii Literarii Inter Nos Amicitia (1823; verder aangehaald als Leges; ubl: Hs. Ltk. 1117) Klikspaan moet die Wetten tijdens het schrijven bij de hand hebben gehad, want hij verwijst herhaaldelijk naar de vaak zeer gedetailleerde bepalingen. In de annotaties zijn de verwijzingen steeds voorzien van het betreffende wetsartikel in Nederlandse vertaling. Dispuutswetten werden in de loop van de tijd geregeld aangepast. De versie van de Leges ten tijde van Klikspaans lidmaatschap zal dus op onderdelen verschild hebben van het bewaard gebleven manuscript uit 1823; dit verklaart vermoedelijk de enkele discrepanties tussen de Wetten en Klikspaans beschrijving. |
|
91. Bul Kneppelhout Inter nos amicitia (lidmaatschap)
|
|
Het vers in r. 570-591 is van de hand van Gerrit de Clercq (1821-1857), vanaf 1839 student rechten te Leiden. (Dyserinck, Studentenleven in de literatuur, p. 11, 113 en 118-119; Ophelderingen, 1439-1443) (zie afbeelding 93) De beschrijving van het ‘Dispuutreisje’ in Ophelderingen, 573-773 is afkomstig van Pieter Lodewijk Frans Blussé (1818-1908), vanaf 1836 student rechten in Leiden. (zie afbeelding 94) Hij schreef het reisverslag als secretaris van een niet nader aangeduid dispuut. (Dyserinck, Studentenleven in de literatuur, p. 17-18) |
| |
| |
|
92. Inhoudsopgave Wetten Inter nos amicitia
|
|
motto |
Mijn spelen is leeren, mijn leeren is spelen,/En waarom zou mij dan het leeren vervelen: beginregels van Van Alphen, ‘Het vrolijk leeren’ uit Kleine gedigten voor kinderen (1778-1782). (Editie 1998, p. 25) |
|
11 |
het eigenaardigst: het kenmerkendst, het meest karakteristiek. |
|
12 |
deftig: serieus. |
|
12 |
noodwendig: noodzakelijk. |
|
13 |
de methodo studendi optimo: over de beste studiemethode. |
|
14-19 |
de verschillende, door der voorgeslachten wijsheid te boek gestelde en aangewezene hulpmiddelen, ter vergadering...getooid moet worden: de verschillende, door wijsheid van de voorgeslachten te boek gestelde en aangewezen hulpmiddelen, ter bijeenbrenging van kennis onder de hersenpan, waar [de kennis] door de menselijke individualiteit, verstandelijk en vernuftelijk, tot rijpheid gebracht [moet worden], ja, wellicht geheel en al vervormd [moet worden] en op de ziel van de mens - bij elke [ziel] op een bijzondere wijze - geënt [zijnde], met vruchten van een ongekende geur getooid moet worden. |
|
vernuftelijk: op scherpzinnige wijze. |
| |
| |
|
93 en 94. Gerrit de Clercq (links) en Pieter Lodewijk Frans Blussé (rechts)
|
|
22 |
een gouden eerpenning: jaarlijks werden aan de universiteit prijsvragen uitgeschreven over onderwerpen uit de vijf faculteiten. Deelnemers moesten een in het Latijn gestelde verhandeling schrijven. De prijswinnaars ontvingen een gouden medaille. |
|
33-34 |
versteekt zijne studieuren: houdt zijne studieuren verborgen. |
|
36 |
daadzaken: feiten. |
|
41 |
afgetrokkene: in zichzelf gekeerde. |
|
47 |
voorwerpen: onderwerpen. |
|
50 |
eere gevende wien eere toekomt: Romeinen 13:7: ‘Zo geeft dan een iegelijk, wat gij schuldig zijt; schatting, dien gij de schatting, tol, dien gij den tol, vreze, dien gij de vreze, eer, die gij de eer schuldig zijt.’ |
|
52-59 |
Bilderdijks Wijsheidzoeker. Doch eenmaal kwam hij in de stad...Begreep de boer niet dat hij las: citaat uit Bilderdijk, ‘De wijsheidzoeker’ (1822). (De dichtwerken, dl. 13, p. 378) |
| |
| |
60 |
Wij zouden allen niet verder komen dan de boer: een man voor een boek: de ‘Wijsheidzoeker’ uit bovenstaand citaat is een boer die niet kan lezen en vol bewondering kijkt naar iemand die stil voor zich uit leest, zonder te begrijpen wat zich daar afspeelt. |
|
63 |
nietige wormen: Job 25:6: ‘Hoeveel te min de mens, die een made is, en des mensen kind, die een worm is!’ |
|
73 |
Studiis sacrum: Gewijd aan de beoefening der wetenschappen. Studiis sacrum was een juridisch dispuut. (Studenten-Almanak voor 1844, p. 80) Volgens Klikspaan (r. 101-102) telde het net als Inter nos amicitia vijfentwintig jaar, dus is het waarschijnlijk circa 1816 opgericht. |
|
73 |
Cures: voluit: Cures quod audis: juridisch dispuut, jaar van oprichting onbekend. (Studenten-Almanak voor 1844, p. 80) De naam van het dispuut is ontleend aan een passage uit Epistulae i, xvi, 17 van Horatius: ‘Tu recte vivis, si curas esse quod audis.’: Gij leeft zoals het hoort, indien gij ervoor zorgt datgene te zijn, waarvoor gij doorgaat. |
|
73 |
Philosophische: natuurwetenschappelijke; de filosofische faculteit was de faculteit der wis- en natuurkunde. |
|
73-74 |
ad Majora: dispuut van de faculteit der wis- en natuurkunde, jaar van oprichting onbekend. (Studenten-Almanak voor 1844, p. 80) Vergelijk voor de naam van het dispuut Cicero, Philippica ii, xxxi, 78: ‘Sed nimis multa de nugis; ad maiora veniamus’: Maar al te veel over kleinigheden; laten wij komen tot gewichtiger zaken. |
|
74 |
Erudiendo et Oblectando: Ter lering en tot vermaak. Erudiendo et oblectando was een medisch dispuut, jaar van oprichting onbekend. (Studenten-Almanak voor 1844, p. 80) Zie ook Ophelderingen, 557-563 en de daarbij behorende annotaties. |
|
74 |
per angusta ad augusta: door benauwenis naar het verhevene (middeleeuwse zegswijze). Er was een juridisch dispuut van die naam, opgericht in 1807; het staat echter niet meer vermeld in de lijst van disputen in de Studenten-Almanak voor 1844. (Hulshoff Pol, ‘Voorlopers’, p. 32) |
|
74 |
ad angusta: in benauwenis. |
|
76 |
Bereshith: dispuut voor de Oosterse letteren, opgericht 8 juni 1820. (Studenten-Almanak voor 1844, p. 80; Van Duyl, ‘De disputen’, p. 119) De naam van het dis- |
| |
| |
|
puut (Hebreeuws voor ‘In den beginne’) is ontleend aan Genesis 1:1: ‘In den beginne schiep God den hemel en de aarde.’ |
|
77 |
Belgicis Litteris sacrum: Gewijd aan de Nederlandse letteren. Belgicis litteris sacrum (opgericht 24 januari 1839) was een letterkundig dispuut, dat zich vooral toelegde op de bestudering van de middeleeuwse letterkunde. (Studenten-Almanak voor 1844, p. 80; Maas, De literaire wereld van Carel Vosmaer, p. 31) |
|
77 |
Lucina: Lucina is de godin van de geboorte. Over een verloskundig dispuut van die naam zijn geen gegevens bekend. |
|
80 |
Litterarisch: letterkundig. |
|
81 |
Litterarum studia invicem promovenda atque excolenda: de studie der letteren onderling te bevorderen en te koesteren. Doelstelling van het dispuut Inter nos amicitia. (Leges § 1) |
|
|
95. Eerste paragraaf Wetten Inter nos amicitia
|
| |
| |
87 |
Avuncul: honorair lid van een dispuutgezelschap; ome (van ‘avunculus’: oom). |
|
87 |
Candidaat: aspirant-lid. |
|
89 |
sodalitia: broederschappen, genootschappen. |
|
90 |
het wasdoeken parallelogram: de lessenaar. |
|
92 |
Tandem fit Surculus Arbor: Tenslotte wordt het twijgje een boom. Tandem was een letterkundig dispuut (opgericht 6 december 1812), in het bijzonder voor Grieks en Latijn. (Studenten-Almanak voor 1844, p. 80) Volgens de Wetten van het dispuut (1837) was het doel de ‘beoefening der fraaije letteren, geschiedenis en wijsbegeerte’. (ahm: inventarisnr. 35194) Zie ook Ophelderingen, 565-569 en de daarbij behorende annotatie. |
|
93 |
Litterarum Studio: Tot beoefening van de letteren. Litterarum studio was een letterkundig dispuut, in het bijzonder voor Grieks en Latijn, opgericht omstreeks 1825. (Studenten-Almanak voor 1844, p. 80; Hulshoff Pol, ‘Voorlopers’, p. 31) |
|
93 |
Utile Dulci: letterkundig dispuut, in het bijzonder voor Grieks en Latijn, opgericht in 1820. (Studenten-Almanak voor 1844, p. 80; Hulshoff Pol, ‘Voorlopers’, p. 34) De naam van het dispuut is ontleend aan Horatius, Ars poetica, 343: ‘omne tulit punctum qui miscuit utile dulci’: Hij krijgt de bijval van allen, die het nuttige met het aangename vermengt. |
|
93-94 |
schamen zich [...] nooit een vurig en tintelend feest: het werkwoord ‘zich schamen’ werd wel gebruikt zonder ‘voor’. |
|
94-96 |
de gewone heffing van het Souper...de Vergadering ten zijnent wordt gehouden: kennelijk was dit een algemeen gebruik; de Wetten van Inter nos amicitia maken geen melding van deze traditie. |
|
de jonge Socius: het jonge lid. |
|
107 |
aanwezen: bestaan. |
|
112 |
inlijving: opneming (na de ontgroening) in het studentencorps. |
|
119 |
Zie van der Wouden eens! welk eene beweging hij maakt op zijne kamer: de dispuutsbijeenkomsten werden bij de leden thuis gehouden volgens de volgorde van de ledenlijst. (Leges § 106) |
|
120 |
cubicula: (studenten)kamers. |
| |
| |
128-129 |
hoekje van de Breedestraat en Papengracht: volgens de plattegrond van Leiden (1850) komt niet de Papengracht, maar de Papenstraat, die ligt in het verlengde van de Papengracht, uit op de Breestraat. Voordien echter droeg het hele stuk de naam Papengracht. (Pruys van der Hoeven, Akademieleven, p. 12) |
|
129-130 |
Reeds heeft de klok zes geslagen. Alles is gereed: de student op wiens kamer het dispuut bijeen kwam, moest zorgen dat uiterlijk om zeven uur 's avonds alles ‘wat voor een juist en correct verloop van de vergadering nodig is’ aanwezig was. (Leges § 116) Klikspaan laat de bijeenkomst dus een uur eerder beginnen; vergelijk ook de opmerking ‘ten zes ure heb ik Dispuut’ in r. 68. |
|
131-132 |
maar nog heeft de slordige Verloen, bij wien de vorige Vergadering gehouden was, den Lessenaar niet gezonden: de student op wiens kamer het dispuut de laatste maal was bijeengekomen, moest zorgen dat ‘de lessenaar, van waaruit redevoeringen en lezingen worden gehouden, bij de volgende vergadering aanwezig is’. (Leges § 137) |
|
139 |
gebruineerden: gepolijste, namelijk: door het vele gebruik glad geworden. |
|
142 |
Wetboek: er waren meerdere exemplaren van de Wetten in omloop. In ieder geval bezaten de voorzitter en de penningmeester een exemplaar. (Leges § 206) |
|
143 |
kist: gezien de context mogelijk de draagbare lessenaar; deze was meestal voorzien van een schuin oplopend, opklapbaar blad, waaronder zich een bergplaats voor papieren bevond. Overigens bezat het dispuut ook een kist, waarin de eigendommen van het dispuut werden bewaard. Het betrof onder meer werkstukken die door (honoraire) leden waren voorgelezen; voorts exemplaren van publiek verdedigde theses, dissertaties en artikelen. Deze kist bevond zich op het adres van de secretaris. (Leges § 66, 82, 206-209) |
|
148 |
kinderen Abrahams: joden. |
|
149-150 |
Het speelt kwartier: de voorzitter diende de vergadering om ‘7.15 uur na de middag’ te openen. (Leges § 121) |
|
150-152 |
van der Wouden neemt als Praeses plaats aan het hoofd van de lange tafel...den Quaestor aan zijne linker: de genoemde posities zijn in overeenstemming met de voorgeschreven plaatsverdeling. (Leges § 128) |
|
152 |
opent de Vergadering met een hamerslag: de volgorde van de werkzaamheden stond precies beschreven in de Wetten. De voorzitter diende het begin van de vergadering af te kondigen; eerste programmapunt was een redevoering van de voorzitter. (Leges § 59 en 132) |
| |
| |
152-153 |
herinnert de Leden aan het Latijn spreken: doel van het dispuut was onder meer het oefenen van de mondelinge en schriftelijke vaardigheid in het Latijn; in de vergaderingen moest vóór de pauze Latijn gesproken worden. (Leges § 3 en 131) |
|
153 |
Tradantur opera: letterlijk: dat de werken overhandigd worden. De leden dienden de geschriften die in de vergadering zouden worden voorgelezen, direct bij aankomst aan de secretaris te overhandigen. (Leges § 195) |
|
154 |
beboet - iets waartoe de Praeses en de Quaestor alleen het regt hebben -: voorzitter en penningmeester legden ‘van rechtswege’ de boeten op. (Leges § 223) |
|
155 |
hen, wier werk ontbreken mogt: werkzaamheden werden bij toerbeurt vervuld; op het niet nakomen van afspraken stond een boete, per programmaonderdeel aangegeven in paragraaf 179 van de Wetten. |
|
155-156 |
datgeen hetwelk [...] slordig geschreven [...] mogt bevonden worden: de Wetten stelden strenge eisen aan de schriftelijke werkstukken. Ze moesten bijvoorbeeld op gewoon formaat papier geschreven en netjes zijn, met een titelblad dat inhoud, auteur, vergadering en datum van voordracht bevatte. Op het niet nakomen van de voorschriften werden boetes geheven. (Leges § 194) |
|
155-156 |
datgeen [...] waarin een of ander tegen de wet mogt bevonden worden: de stukken van het dispuut mochten niets aanstootgevends bevatten. Was dit toch het geval, dan gold de boete voor het niet verrichten van de desbetreffende werkzaamheid. (Leges § 178) |
|
159 |
de tien achtbare Socii: het maximaal aantal leden van Inter nos amicitia bedroeg tien. (Leges § 13) |
|
Socii: leden. |
|
173 |
kennen: lees: leert kennen. |
|
184-185 |
de gloeijende schijf van de hulpzon: de lampenkap van de in r. 181 genoemde ‘groote lamp’. |
|
188 |
afgetrokken: afgeleid. |
|
189 |
dopjes: van koper- of ijzerdraad gevlochten hoedjes op de pijpenkop om te voorkomen dat de brandende tabak eruit valt. |
|
191 |
komfoor: toestelletje om pijpen aan te steken. |
| |
| |
194-195 |
wijnflesschen en waterkruiken [...] dikwijls alhier genoopt tot eene gesuikerde omhelzing en strijdende verzwolgen: wijn en water zijn ingrediënten voor bisschopswijn en voor punch. |
|
202 |
den dichter: bedoeld is Nicolas Boileau-Despréaux (1636-1711), Frans dichter en criticus. |
|
202-203 |
un beau désordre een uitwerksel der kunst is: toespeling op een passage uit Boileau, Art poétique (1674), tweede zang: ‘Son stile impetueux souvent marche au hazard./Chez elle un beau desordre est un effet de l'art.’ (Boileau, Oeuvres complètes, p. 164) In vertaling: Haar onstuimige stijl loopt vaak op goed geluk. Bij haar is een fraai gebrek aan samenhang een uitwerksel der kunst. |
|
205 |
daargesteld: ontworpen. |
|
208-210 |
om er, gelijk Professor Peerlkamp, in schaatsen te rijden, geweren af te schieten, telegrafen te laten werken, stoomwegen te beschrijven, toeren mede te doen, der oude wereld onbekend: Petrus Hofman Peerlkamp (1786-1865), hoogleraar bespiegelende wijsbegeerte en letteren te Leiden (1822-1849). Beroemd latinist, ook bekend vanwege zijn in het Latijn geschreven gedichten over actuele onderwerpen als de ontploffing van het kruitschip in Leiden (1807) en het tweehonderdvijftigjarige bestaan van de Leidse universiteit (1825). Zo schreef hij over geweren: ‘Spargite letiferos aeratis faucibus ignes’ (Verspreidt het doodbrengend vuur uit de koperen lopen). Over ‘toeren [...] der oude wereld onbekend’ schreef hij in zijn gedicht over de jubilerende Leidse academie: ‘Dum maria iniectas frustra indignantur habenas,/Et fluvii, cursu quo iubeantur, eunt./Ducent Hollandas, Phoebo mirante, carinas,/Qua nulla humanum semita vidit iter.’ In vertaling: ‘Terwijl de zee de wet, met weêrzin, zich ziet stellen,/En stroomen in den loop, hun voorgetrokken, gaan. -/'t Verwonderd oog der zon zie Hollands kielen snellen,/Door streken, waar het nooit een 's menschen spoor zag staan. -’ (Hofman Peerlkamp, Opuscula oratoria et poetica, p. 203 en 169. De vertaling van het laatste fragment in: Hofman Peerlkamp, Carmen recitatum, p. 11) |
|
210-211 |
daargesteld alleen om den mond te snoeren van de Leden: tijdens de vergaderingen moest iedereen zwijgen, behalve uiteraard ‘degenen die de wet voorschrijft te spreken’. (Leges § 130) |
|
213-214 |
da mihi vinum, aquam, ignem, pipam: geef mij wijn, water, vuur, een pijp. |
|
214 |
bij het vragen van gevoelens: de voorzitter diende na elke werkzaamheid, behalve na de redes, de leden te vragen of zij iets wilden opmerken. (Leges § 60) |
| |
| |
214-215 |
laudo, valde, magnopere laudo; improbo, valde, vehementer improbo: ik keur het goed, [ik keur het] zeer [goed], ik keur het in hoge mate goed; ik keur het af, [ik keur het] zeer [af], ik keur het zeer sterk af. |
|
221 |
schuifelend: sissend. |
|
222-224 |
hetwelk de Praeses...met al de strengheid der boeten behoorde te keer te gaan: op ongeoorloofd spreken stond een boete van dertig cent. (Leges § 130) |
|
te keer te gaan: te verhinderen, te bestrijden. |
|
226 |
straks: zoëven. |
|
228 |
Praelegas orationem Latinam: lees je Latijnse redevoering voor. |
|
229 |
Orator: redenaar. |
|
229-231 |
onderwerp, uit de oude geschiedenis of de geschiedenis der oude letterkunde of wijsbegeerte: de redes en voordrachten dienden overeen te komen met de doelstellingen van het dispuut. (Leges § 183) Onderwerpen konden uit het gehele terrein der letteren gekozen worden, hoewel men toch vooral de oude letteren, zowel Grieks als Latijn, beoefende. (Leges § 2) |
|
235 |
Avondkul: schertsende benaming voor een honorair lid; een combinatie van ‘avuncul’, ‘avond’ en ‘kul’ (studententaal voor ‘lul’). |
|
239-241 |
kappelletje...pop in haar weefsel...Kever: Klikspaan springt hier vrij om met de volgorde van de stadia in de levenscyclus van insekten die een volledige gedaanteverwisseling ondergaan (larve/rups, pop, vlinder of kever). |
|
241-242 |
leg uw Promotieëi, de zwierige lijkkoets wacht: de vergelijking wordt voortgezet. Kevers sterven kort na de bevruchting en het eieren leggen. Het woord ‘lijkkoets’ verwijst naar de staatsiekoets die werd gebruikt bij promoties. |
|
244 |
poortklok: Leiden kende destijds zeven stadspoorten; gezien de ligging van de poorten ten opzichte van de Breestraat (r. 245) doelt Klikspaan waarschijnlijk op de Witte Poort. Het poortgebouw was voorzien van een toren met een opengewerkte spits, waarin de torenklok hing. (Jaarboekje voor geschiedenis en oudheidkunde van Leiden en omstreken. 1988) |
|
247-248 |
de taptoe nadert: in de garnizoensplaats Leiden was destijds een groot aantal militairen gehuisvest; de taptoe was het signaal voor de soldaten om zich naar hun kazerne te begeven. |
| |
| |
|
96. De Witte Poort
|
|
251-252 |
een romantiek, die de klassieke taal wel zal weten te overtrommelen: verwijzing naar de controverse rond het classicisme en de opkomende romantiek, die de letterkundigen destijds zeer bezig hield. |
|
256 |
maand- [...] pionierozen: de kleur van de maandroos wordt getypeerd als ‘aangenaam rozerood’. (Bloemkundig woordenboek, p. 417) De pionie- of pioenroos kent verschillende tinten, maar hier wordt uiteraard gedoeld op de donkerrode bloemen (vergelijk de uitdrukking ‘blozen als een pioen’). |
|
260 |
de Cicero: de redenaar; zo genoemd naar de Romeinse schrijver en redenaar Marcus Tullius Cicero (106-43 v.Chr.), beroemd wegens zijn welsprekendheid. |
|
260-261 |
even gevoelig als onze Lamartine op den teederen likdoren zijner eigenliefde getrapt: Alphonse Marie Louis Prat de Lamartine (1790-1869) was een beroemd Frans dichter, (geschied)schrijver en staatsman. Zijn debuut, Méditations poétiques (1820), werd alom bewonderd en maakte hem tot een van de toonaangevende |
| |
| |
|
romantische dichters. Latere bundels werden minder gunstig ontvangen. Gedreven door, aldus Kneppelhout, eigenliefde, ijdelheid en eerzucht, ging de dichter de politiek in. (Kneppelhout, Lamartine) |
|
261-262 |
zichzelven, naar het Grieksche vers, honderd tongen en honderd longen toewenscht: toespeling op Homerus, Ilias ii, 489: ook al had ik tien tongen en tien monden, ik zal het niet vertellen. |
|
262-265 |
den man, oud en sat van dagen, van wien...geschreven staat: ende men segt dat deze man gesproken heeft doch wij en hebben hetselve niet gehoord: ontleend aan een anoniem verschenen pamflet, waarin in de stijl en taal van de bijbel een ironische beschrijving wordt gegeven van het tweehonderdjarig bestaan van de Leidse universiteit in 1775. De geciteerde passage heeft betrekking op de bij die gelegenheid gehouden oratie. Deze werd uitgesproken door een bejaarde hoogleraar, die moeilijk verstaanbaar schijnt te zijn geweest. (Knappert, ‘De eeuw- en halve-eeuwfeesten’, p. 346). Klikspaan citeert vrijwel letterlijk, waarbij hij ook de in het boekje gebruikte gotische drukletters heeft overgenomen. (Anoniem, Het boek Anonymi, p. 5) |
|
266-267 |
Daarna komt de Beoordeeling van de Oratio Latina op de vorige Vergadering gehouden: na de Latijnse rede volgde de beoordeling van de Latijnse rede van de vorige vergadering. (Leges § 132) De taak van de recensent was ‘het aanwijzen van grammaticale fouten tegen het Latijn [...], opletten of de rede goed is opgebouwd, de meningen precies uitgedrukt, of er iets onelegant of niet passend is geschreven.’ (Leges § 185) |
|
270-272 |
de jongere Leden, die nog over hun Propaedeutisch Examen zuchten...het vermaak van eene naäping der Litterarische Collegies: Klikspaan doelt hier op de colleges Grieks en Latijn, die alle beginnende studenten moesten volgen. Eerder in Studentenleven schetste hij het beeld van de geleerde, maar meelijwekkende hoogleraar die zijn colleges Grieks, in het Latijn, moest geven aan eerstejaars van alle studierichtingen, die in veel gevallen nauwelijks kennis van de klassieke talen hadden. (Zie Leven ii, 424-483 en de daarbij behorende annotaties) |
|
273 |
interrogat de scriptore: ondervraagt over de auteur. Deze zinsnede komt niet in de Leges voor. |
|
274 |
Professor Bake: John Bake (1787-1864), hoogleraar bespiegelende wijsbegeerte en letteren van 1815 tot 1857; verzorgde de colleges Griekse en Latijnse letterkunde. Bake stond model voor de hoogleraar waarvan in de annotatie bij r. 270-272 sprake is. |
| |
| |
97. Het boek Anonymi
| |
| |
280 |
Respondenten: studenten die antwoorden op vragen van een hoogleraar tijdens een zogeheten responsiecollege. |
|
281 |
recte: juist. |
|
281 |
ita: zo (is het), ja. |
|
292-294 |
het met ouderwetsche formulen omheinde Verdedigen der Stellingen of, om het kunstwoord te gebruiken: thesium defensio et expositio: bedoeld is het programmapunt ‘Defensio, Oppositio et Expositio thesium’: verdediging, bestrijding en uitleg der stellingen. (Leges § 132) Vóór iemand begon te verdedigen of opponeren moest hij ‘een gebruikelijke passende formule’ uitspreken. (Leges § 190) |
|
het kunstwoord: de vakterm. |
|
295 |
copia verborum: woordenschat. |
|
299 |
Defendens: verdediger. |
|
299 |
Opponens: bestrijder, tegenspreker. |
|
299-300 |
thesis in qua defendenda aliquis causa cadit [...] hoc autem obtinet quando defendens dubia non solvens silet: een stelling, bij de verdediging waarvan iemand zijn zaak verliest, moet in het register met een sterretje gemerkt worden. Dit is het geval als de defendens de vraagpunten niet oplost en zwijgt. Klikspaan citeert hier, met een kleine afwijking, paragraaf 192 van de Leges. |
|
301 |
si concedit vel silet antequam tempus praeterierit censetur non opposuisse: als hij toegeeft of zwijgt voor de tijd om is, wordt hij geacht niet geopponeerd te hebben. De formulering komt in de Leges niet voor. |
|
306-307 |
als van Adams bloed, voor alles namen uitvindt: toespeling op Genesis 2:19-20: ‘Want als de Heere God uit de aarde al het gedierte des velds, en al het gevogelte des hemels gemaakt had, zo bracht Hij die tot Adam, om te zien, hoe hij ze noemen zou; en zoals Adam alle levende ziel noemen zoude, dat zou haar naam zijn. Zo had Adam genoemd de namen van al het vee, en van het gevogelte des hemels, en van al het gedierte des velds [...]’ |
|
313 |
Opponens ex ordine: de reguliere opponent, degene die aan de beurt is om te opponeren. |
|
316-317 |
of het bewind van Augustus en Pericles hun vaderland voor- of nadeel hebbe aangebragt: deze en de volgende kwesties waren destijds, naar moet worden aangenomen, |
| |
| |
|
standaardvragen voor disputen. Augustus, voluit Gaius Julius Caesar Octavianus geheten (63-14 v.Chr.), was de eerste keizer van Rome (vanaf 27 v.Chr. tot zijn dood); Pericles (ca. 494-429 v.Chr.) was een Atheens veldheer en staatsman. Zij maakten Rome en Athene door hun veroveringsoorlogen oppermachtig en zorgden voor culturele bloei, maar dit ging ten koste van talrijke mensenlevens en vereiste grote financiële offers. |
|
318-319 |
wie meer gevoel, wie meer genie had Homerus of Virgilius: de Aeneïs van Publius Vergilius Maro (70-19 v.Chr.), een heldendicht over de geschiedenis van Rome, is geïnspireerd door de Ilias en Odyssee van Homerus (achtste eeuw v.Chr.). In de negentiende eeuw achtten velen Vergilius een minder groot dichter dan Homerus; zijn Aeneïs werd beschouwd als ‘eene flauwe afspiegeling der heldenzangen van Homérus’. (Winkler Prins, Geïllustreerde encyclopaedie, dl. 14, p. 620) |
|
320 |
Hannibal: Carthaags veldheer en staatsman (247-183 v.Chr.); voerde oorlog met de Romeinen en onderwierp grote delen van Italië. Na enkele nederlagen keerde hij terug naar Carthago, waar hij in ongenade viel. Opgejaagd door de Romeinen pleegde hij uiteindelijk zelfmoord. |
|
321 |
Alcibiades: Atheens politicus en veldheer (ca. 450-404 v.Chr.); kreeg moeilijkheden met de Atheense autoriteiten en liep over naar Sparta. Werd bij verstek ter dood veroordeeld, maar later weer in genade aangenomen en tot opperbevelhebber van de strijdkrachten benoemd; na een nederlaag werd die functie hem weer ontnomen. Vluchtte na de val van Athene naar Perzië, waar hij werd vermoord. |
|
321-322 |
Patriciërs en Plebejers: twee groepen in het oude Rome, met verschillende maatschappelijke achtergronden: de patriciërs hoorden tot de erfelijke adel en hadden als enigen het recht bepaalde belangrijke functies te bekleden; de plebejers waren in feite rechteloos. |
|
323-324 |
of nu wezenlijk Constantijn en Lodewijk xiv den naam van groot eigenlijk wel verdienden: Constantijn de Grote (ca. 280-337), vanaf 306 tot zijn dood keizer van Rome; erkende het Christendom en voerde belangrijke politieke veranderingen in. Volgens sommigen was Constantijn ‘te weinig een man van karakter en stond hij te veel onder den invloed van vrouwen en bisschoppen, om den naam van de Groote waarlijk te verdienen’. (Winkler Prins, Geïllustreerde encyclopaedie, dl. 5, p. 199) Lodewijk xiv (1638-1715; koning vanaf 1643 tot zijn dood) heerste met absoluut gezag over Frankrijk. Zijn binnenlandse politiek had gunstige gevolgen, onder andere in cultureel opzicht, maar zijn expansiedrift leidde tot talrijke oorlogen en bracht het volk grote armoede. |
| |
| |
324-325 |
of Caesar regt- of onregtvaardiglijk is omgebragt en of zijn dood werkelijk eene dienst of het tegendeel aan den staat bewezen was: Gaius Julius Caesar (100-44 v.Chr.), Romeins staatsman en veldheer. Hij vestigde de alleenheerschappij tegen de toen heersende republikeinse tradities in; in 45 liet hij zich benoemen tot dictator voor onbepaalde tijd. Eén jaar na zijn aankomst in Rome werd hij door een groep republikeinen om het leven gebracht. Na zijn dood brak een periode van verwarring aan; het rijk werd verdeeld in een oostelijk en een westelijk deel. Pas in 31, na de Derde Burgeroorlog, kwam een politiek evenwicht tot stand. |
|
326 |
wie grooter was Philippus van Macedonië of zijn zoon Alexander: Philippus van Macedonië (ca. 382-336 v.Chr.) bracht heel Griekenland onder zijn gezag. Onder zijn leiding kwam een sterk leger tot stand, met als doel een veldtocht tegen Perzië. Maar voor Philippus zijn plannen kon uitvoeren, werd hij vermoord. Alexander de Grote (356-323 v.Chr.) bouwde voort op de fundamenten die zijn vader had gelegd. In een jarenlange veldtocht veroverde hij het Perzische wereldrijk en drong hij ver in Azië door. |
|
326-328 |
of de eerste, tweede, derde [...] Punische oorlog billijkerwijze of niet door de Romeinen zij ondernomen: Rome en Carthago voerden drie oorlogen om de hegemonie in de Middellandse Zee, respectievelijk van 264-241 v.Chr., van 218-201 v.Chr. en van 149-146 v.Chr. Aanleiding tot de eerste oorlog was de bezetting door Carthago van een stad op Sicilië; de daar gelegerde troepen vroegen de Romeinen om hulp. De tweede oorlog ontstond toen Carthaagse troepen in Spanje een stad binnenvielen, die tot de Romeinse invloedssfeer behoorde. De derde oorlog tenslotte vond zijn oorsprong in de door Rome gevaarlijk geachte nieuwe bloei van Carthago. |
|
328 |
Adhuc sub judice lis est: het twistpunt is nog niet beslecht; citaat uit Horatius, Ars poetica, 78. |
|
330-331 |
een boek, uitvoeriger dan dat van den Kapitein de Bast over de schermkunst: Manuel d'escrime (1836), een handboek geschreven door ‘Le capitaine de Bast’, beschreef in ruim 180 pagina's en met een groot aantal illustraties systematisch en gedetailleerd de schermkunst. In zijn verdere beschrijving van het debat gebruikt Klikspaan verschillende schermtermen, zoals ‘uitvallen en afslaan’ (r. 333) en ‘pareert’ (r. 336). |
|
341 |
juffrouw Ruffa: Anna Louisa Maria Ruffa-Vink (1813-1874), een destijds zeer populaire actrice bij Hoedt en Bingley, het vaste toneelgezelschap van de Leidse schouwburg. (Coffeng, Lexicon van Nederlandse tonelisten, p. 205) |
| |
| |
|
98. Manuel d'escrime
|
|
344 |
geklap: gebabbel. |
|
350-351 |
Graecarum litterarum studium sine magno artium, disciplinarum, litterarumque incommodo negligi non potest: de studie van de Griekse letteren kan niet verwaarloosd worden zonder groot nadeel voor de kunsten, wetenschappen en letteren. |
|
352 |
Coriolanus mihi superbus videtur: Coriolanus schijnt mij hoogmoedig toe. Coriolanus was een legendarisch Romeins patriciër, die zijn vaderland grote diensten bewees, maar na een conflict met de plebejers werd verbannen. Hij sloot een overeenkomst met een vijandig buurvolk en dreigde Rome binnen te vallen. Smeekbeden van hooggeplaatste gezanten om vrede en eervolle aanbiedingen wees hij hooghartig van de hand; hij weigerde naar Rome terug te keren en stierf in ballingschap. |
|
363 |
expositiones: schriftelijke uiteenzettingen over de te verdedigen stellingen, die tijdens de bijeenkomsten werden voorgelezen. (Leges § 189) |
| |
| |
366 |
Instituo intercapedinem pro triginta minutis: ik stel een pauze in voor dertig minuten. |
|
371 |
in wildzang: in onbesuisde praat. |
|
373-375 |
slaat eene steeg, loopt eene haven in, aan welker mond reeds het niet zelden heviger pleegt te stormen dan op het ruime sop: slaat op bordeelbezoek; zie de annotatie bij Typen ix, 479, waar Klikspaan het heeft over ‘het Stoombootje [...] dat slechte huis in de steeg’. |
|
379 |
die poëtenclub: Poëtenclub of Dichterclub was de gebruikelijke aanduiding voor de leden van de Rederijkerskamer voor Uiterlijke Welsprekendheid. |
|
380-383 |
Oui, volontiers j'accepte, et vers la dixième heure...Je suis et je serai toujours et tout à toi: Ja, graag neem ik [de uitnodiging] aan, en tegen tien uur zal ik een vrolijke gast zijn in je voorname woning; dus leve de goede wijn en het gelach! Wat mij betreft, ik ben geheel en al tot je beschikking en ik zal dat altijd zijn. |
|
392-393 |
verlof gegeven tot het spreken van de moedertaal: na de pauze was Nederlands de voertaal. (Leges § 131) |
|
393 |
Oratio Belgica: Hollandse redevoering; tweede programmapunt na de pauze. (Leges § 135) |
|
419 |
wrijving: contact. |
|
427-428 |
De Beoordeeling van de Hollandsche Redevoering gehouden op de vorige Vergadering ontbreekt: volgens § 135 van de Leges vormde de recensie van de Hollandse redevoering van de vorige vergadering het eerste programmapunt na de pauze. |
|
438 |
aanmerkten: opmerkten. |
|
444 |
Phenix: mythologische vogel die volgens de overlevering elke vijfhonderd jaar verjongd verrees uit zijn as; figuurlijk gebruikt voor een uitzonderlijk begaafd persoon. |
|
466-467 |
Men gaat over tot het Declameren, hetgeen men gelieve te vertalen door: voor de vuist spreken: uit Klikspaans beschrijving valt niet op te maken of de declamatie, door hem ook wel improvisatie genoemd, een zelfstandig programmaonderdeel vormde of dat het in de plaats kwam van niet verrichte werkzaamheden. Volgens de Wetten was het laatste het geval. Wanneer er bijvoorbeeld geen verdediging |
| |
| |
|
was, moest de reguliere opponent voor de vuist weg een voordracht houden. (Leges § 202; meer specifieke bepalingen in § 199) |
|
467-468 |
de wonderlijkste en vreemdsoortigste onderwerpen: de leden waren verplicht een ‘geschikt en niet te afgezaagd’ onderwerp op te geven voor de plaatsvervangende voordracht. (Leges § 201) |
|
468 |
Vieuxtemps: Henri Vieuxtemps (1820-1881), Belgisch componist en violist; trad reeds op zesjarige leeftijd op in het openbaar en had vanaf zijn dertiende jaar een drukke concertpraktijk. |
|
469 |
vergeven (ignoscere) en vergeven (venenare): respectievelijk vergiffenis schenken en vergiftigen. |
|
469 |
Andersen: Hans Christian Andersen (1805-1875), Deens schrijver. Mede door toedoen van Potgieter werd Andersens werk ook in Nederland populair. In 1838 verscheen de eerste Nederlandse vertaling van zijn werk, de roman O.T., in 1840 gevolgd door 't Was maar een speelman. (Reeser, Andersen op reis door Nederland, p. 9-10) |
|
469-470 |
over den geest van het tijdschrift: de Recensent: De recensent, ook der recensenten was een literair tijdschrift (1806-1862) met een anonieme redactie. Doel van het blad was ‘uitbreiding van ware kennis [en] van gezonde Oordeelkunde’ en ‘verbetering van den algemeenen smaak’. De recensent was een gezaghebbend blad, minder conservatief dan de meeste bladen in die tijd en speelde een belangrijke rol in de discussie over de romantiek. (Moderne encyclopedie van de wereldliteratuur, dl. 8, p. 46-47) |
|
470 |
Koning Willem ii: Willem Frederik George Lodewijk (1792-1849), koning van Nederland van 1840 tot 1849. |
|
471-472 |
de Kunst- meer algemeen onder den naam van Kul-Kronijk bekend: de Kunstkronijk, uitgegeven ter aanmoediging en verspreiding der kunsten was in 1840 opgericht door de Nederlandsche Maatschappij van schoone kunsten in Den Haag; doel was de verspreiding van voorbeelden van goede kunst onder het publiek. Belangrijk onderdeel vormden de gravures naar werken van bekende schilders. Onder de abonnees werden van tijd tot tijd kunstwerken verloot. (Moderne encyclopedie van de wereldliteratuur, dl. 5, p. 218) |
| |
| |
472-475 |
over de vraag, of het Belgische bestuur zich ook van sommigen bediend kan hebben, om...den generaal van der Smissen tot deszelfs zijde over te halen: Jacques Louis Dominique, Baron van der Smissen (1788-1856), Belgisch generaal, was in 1831 betrokken bij een complot tegen de Belgische machthebbers ten gunste van de Prins van Oranje. Hij verloor zijn militaire rang en verbleef tot 1839 als banneling in het buitenland. In 1840 werd hij opnieuw in het legerkader opgenomen. In 1841 leidde hij een tweede orangistisch complot, dat tijdig werd verijdeld. Van der Smissen werd ter dood veroordeeld, maar wist uit de gevangenis te ontsnappen en vluchtte naar Duitsland. |
|
474 |
de schroef van Archimedes: een aan Archimedes (Grieks wiskundige, 287-212 v.Chr.) toegeschreven werktuig waarmee water omhoog gepompt kan worden. Het bestaat uit een wijde buis, waarin een schroefblad is aangebracht; door draaiing van de schroef komt het water omhoog. |
|
475 |
het standbeeld van Rembrandt: in 1841 ontstond het plan om een standbeeld voor Rembrandt op te richten. Het voorstel werd positief ontvangen, men stelde een commissie in en hield een geldinzameling. Er waren echter ook protesten, onder meer vanuit religieuze hoek; bovendien ontstond er onenigheid over de vraag wie het beeld zou maken. Uiteindelijk zou het beeld pas in 1852 in Amsterdam worden onthuld. (Het Rembrandtbeeld) |
|
475-480 |
Indien de tijd aan elke Declamatie te besteden langer wezen kon...door den Voorzitter met den hamer afgebroken worden: de voordrachten mochten niet korter dan vijf en niet langer dan tien minuten duren; de preses moest waarschuwen als de gestelde tijd voorbij was. (Leges § 200) |
|
486-487 |
welstaanshalve: fatsoenshalve. |
|
487-488 |
uit te halen: uit te sparen. Op het niet houden van een voordracht stond een boete van vijftig cent. (Leges § 179) |
|
493 |
rigting: leiding. |
|
493 |
een Piet: een knappe kop. |
|
494-495 |
Heeft een der Leden ook iets voor te stellen tot groei en bloei van het Collegium: de bijeenkomsten werden afgesloten met drie programmapunten van huishoudelijke aard, elk bestaande uit een opsomming van uiteenlopende organisatorische kwesties. Enkele van die kwesties worden hierna genoemd. Hier doelt Klik- |
| |
| |
|
spaan waarschijnlijk op het onderdeel ‘Het doen van voorstellen, en alles wat verder het dispuut betreft, bijvoorbeeld onderwerpen voor voordrachten’. (Leges § 135) |
|
Collegium: (dispuut)gezelschap. |
|
497-498 |
Tempus quae aderam in hanc sodalitium me jubet abeundum; habeo paucae verbae en valedico: slecht Latijn, ongeveer te vertalen als: de tijd dat ik in deze gezelschap doorbracht, dwingt me weg te moeten gaan. Ik heb weinige woordenen en zeg vaarwel. |
|
505 |
aanspraak: toespraak. |
|
507-508 |
zonder eens den tijd af te wachten dat gij het Avunculaat, zoo niet eischen, ten minste vragen kunt: na drie jaar lid te zijn geweest, kon men het honorair lidmaatschap opeisen, na twee jaar kon men erom verzoeken. (Leges § 25) |
|
543 |
voor veertien dagen: het dispuut kwam om de week op donderdagavond bijeen. (Leges § 101) |
|
544-545 |
de laatste voor de Kersvacantie, bij gelegenheid van de herkiezing van 't Bestuur: bestuursleden werden in de voorlaatste vergadering van elk trimester gekozen; het eerste trimester liep van de zomer- tot de wintervakantie. (Leges § 42 en 43) |
|
Kersvacantie: destijds gebruikelijke vorm. |
|
549-550 |
men is zeker zijne liedjes op het punch-brûlé-feest van Flanor niet vergeten: de bedoelde liedjes zijn ‘Punchlied’ en ‘Crambamboeli’. (Typen xi, 430-454 en 467-522) |
|
550 |
Student-Autheur: elders noemde Klikspaan Van der Wouden ‘eene soort van Student-Autheur’, maar in tegenstelling tot de meeste student-auteurs was Van der Wouden niet ‘pedant’ en liet hij zich nauwelijks op zijn talent voorstaan. (Typen xi, 386-393) |
|
555 |
En meteen reikte hij zijn hamer over aan het oudste Lid: wanneer de preses verhinderd was zijn taak naar behoren te vervullen, nam het eerste lid, of het eerstvolgende dat geen functie voor een ander waarnam, zijn taken over. (Leges § 65) |
|
557 |
nachtspiegel: po. |
|
562 |
de Virgilius: studententaal voor po. Toespeling op Vergilius' geboorteplaats Mantua, gelegen in de Povlakte. De uitdrukking luidt voluit ‘Virgilius cum notis |
| |
| |
|
rotundis’ (Vergilius met ronde noten [keutels]), vermoedelijk naar analogie van het ‘cum notis criticis’ (met kritische noten), waarmee Vergilius' teksten werden uitgegeven. (De Beer en Laurillard, Woordenschat, p. 1212) |
|
578 |
Neerduitsch: Neder-Duits, dat wil zeggen Nederlands. |
|
601-602 |
Diploma: honoraire leden ontvingen een bul, met daarop (in het Latijn) de volgende tekst: ‘L.S. Wij, burgers der Leidse Academie, leden van het Literair Dispuut “Onderlinge Vriendschap”, benoemen met deze bul [volledige naam en academische graad] tot Ome. Omdat hij zich namelijk [tijd] voor het Dispuut verdienstelijk heeft gemaakt en dit nu om gegronde redenen moet verlaten, hebben wij besloten hem met dit blijk van vriendschap en dankbaarheid alle rechten van een honorair lid te geven. In Gewone Vergadering [datum]. [Namen der leden volgens de orde waarin zij zitten] [Zegel].’ (Leges § 27) |
|
|
99. Bul Kneppelhout Inter nos amicitia (honorair lidmaatschap)
|
| |
| |
602 |
u ten spoedigste zal uitgereikt worden: de secretaris diende de bul, ‘netjes op velijnpapier geschreven’, mee te brengen op de vergadering volgend op de bijeenkomst waarop iemand tot honorair lid benoemd was, zodat de leden haar konden tekenen. (Leges § 77) De secretaris moest de oorkonde binnen vier dagen nadat deze getekend was, of nadat een lid dat honorair lid zou worden, in een gewone vergadering gezegd had dat hij voor het laatst als lid aanwezig was geweest, aan het honorair lid sturen. (Leges § 78) |
|
605 |
van der Wouden sanitas: leve de gezondheid van Van der Wouden. Verwijzing naar de eerste regels van het Iovivat. |
|
615 |
de Quaestor: lees: de Quaestor verkozen werd. |
|
621 |
niet ongeurige: niet onaardige, niet ongeestige. |
|
622 |
landziekige: vervelende, onaangename. |
|
627 |
een ongeoorloofd rijm: het rijm ‘lijden’-‘scheiden’ in r. 588-589 werd vanwege (dialectische) uitspraakverschillen wel als ongeoorloofd beschouwd. |
|
629 |
het Lagerhuis: de kandidaten voor een dispuutcollege, die als introducés een vergadering bijwonen. |
|
644 |
langwijlige: langdradige. |
|
645 |
finantieele [...] beslommeringen: deze bestonden, behalve uit het betalen van boetes en contributies, uit het vergelijken van het kasboek met het boekje van de voorzitter, en van de gegevens van de penningmeester over openstaande schulden met de aantekeningen van de voorzitter. (Leges § 135) |
|
647 |
libatiën: drankoffers. |
|
649-650 |
silentium: stilzwijgen. |
|
650 |
imponeren: opleggen. |
|
654 |
den toon te geven: als voorbeeld te dienen. |
|
661-662 |
het inzamelen van [...] Contributiën: op de Gewone Vergadering waar iemand voor het eerst als lid aanwezig was, moest hij drie gulden betalen; op de overige Gewone Vergaderingen betaalde elk lid veertig cent. (Leges § 219 en 220) |
| |
| |
666 |
gespecifieerd: naar analogie van het Franse ‘spécifier’; in de vierde druk veranderd in ‘gespecificeerd’. |
|
668-672 |
te laat gekomen, tien cent...niet gedeclameerd, vijftig cent: alle genoemde vergrijpen staan met de bijbehorende boetes vermeld in de Leges, respectievelijk in de paragrafen 122, 179, 210, 213, 224, 179 en 179. |
|
theca: verkorte vorm van het Latijnse ‘bibliotheca’; bedoeld is de verzameling boeken en geschriften van het dispuut. |
|
conciones: vergaderingen. |
|
683-684 |
pocula [...] poculum maximum [...] poculum minus [...] poculum parvum: drinkbekers, respectievelijk: de grootste beker, de kleinere beker en de kleine beker. In de Leges is sprake van de poculum magnum (de grote beker, § 102) en de poculum parvum (de kleine beker, § 134). |
|
687 |
Inter Nos Ebrietas: Onderlinge dronkenschap. |
|
688-689 |
Tandem voor geen Surculus in het zuipen, al kan het overigens nog maar steeds geen Arbor worden: toespeling op de naam van het in r. 92 genoemde dispuut Tandem fit surculus arbor (Tenslotte wordt het twijgje een boom). |
|
702 |
fideel: aangenaam, gezellig. |
|
703 |
ons symbolum: onze zinspreuk, dat wil zeggen: Inter nos amicitia. |
|
728 |
Academische stadia: de academische studie kende drie of vier fasen: de propedeuse, het kandidaats en het doctoraal; de promotie, waarmee men de doctorstitel behaalde, was de gebruikelijke afsluiting van de studie. |
|
732-735 |
Daar was eens een meisje loos...Die zou gaan varen al voor matroos: destijds populair liedje, waarvan vele versies bestonden en dat op verschillende melodieën werd gezongen, stammend van ca. 1775. (Onder de groene linde, dl. 2, p. 229-237) |
|
738 |
Sociis Avunculisque: (door) leden en honoraire leden. |
|
738 |
Conviven: gasten. |
|
739 |
tot snijdens toe: mogelijk is hier bedoeld dat de lippen kapot gedronken worden. |
|
747 |
conditie: toast. |
| |
| |
748 |
Kardinaal Pouf: nog steeds bij studenten bekend drinkspel, waarbij iemand een ingewikkeld ritueel moet nadoen en bij iedere fout in woord of gebaar een drankje moet nuttigen en opnieuw moet beginnen. |
|
760-761 |
de Leden eene aangename Kersvacantie toewenschte: tijdens de academische vakanties waren er geen dispuutsbijeenkomsten. (Leges § 104) |
|
767 |
adjournerende: verdagende (tot). |
|
767-768 |
eene buitengewone Vergadering: behalve Gewone Vergaderingen zoals hierboven beschreven, kende Inter nos amicitia ook Buitengewone Vergaderingen. Ieder lid kon een Buitengewone Vergadering bijeenroepen, om redenen die door wet of gewoonte werden gesteund of die geen uitstel duldden. (Leges § 142) |
|
769 |
oliebollen: dronken studenten. |
|
770 |
alvorens: bedoeld moet zijn de uitdrukking ‘na alvorens’: na vooraf. |
|
774 |
de poëzij van de Virgilius: de inhoud van de po. |
|
775 |
deftig: op sierlijke, elegante wijze. |
|
776 |
palus inamabilis: de onaangename poel. Benaming voor de Styx, de rivier in de onderwereld, ontleend aan Vergilius, Georgica iv, 479. |
|
780 |
uit te buijen: tot rust te komen. |
|
786 |
eene fontein van kokende chocolade: het was gebruikelijk dispuutsavonden te besluiten met grote hoeveelheden warme chocolademelk. (Brom, Omkeer in 't studenteleven, p. 63) |
|
798-799 |
daar is geen schrift van: dat is ongeëvenaard. |
|
806-807 |
dat ik er dan maar een speldje bij steek: dat ik dan maar niet verder op het onderwerp doorga. |
|
807 |
met een handje: niet als staande uitdrukking of zegswijze aangetroffen. Misschien letterlijk: met een handdruk, en vandaar figuurlijk: in goede harmonie. |
|
808 |
met de meid onder ééne deken ligt: met de meid samenspant. |
|
811-812 |
zoo laten donderen: zo (als een groen) laten behandelen, zo laten afblaffen. |
| |
| |
813-814 |
over het gevolg aan het voorgevallene in den Schouwburg gegeven: in Leven x, 669-673 refereert Klikspaan aan hetzelfde incident; het betrof een ‘schandelijke gebeurtenis [...] toen eenige baldadige Studenten, die in hunne beschonkenheid op het tooneel gesprongen waren, bijkans door kwaadaardige soldaten overhoop gestoken waren geworden.’ Het incident werd ook beschreven door Ver Huell: een opgewonden student, die zich aangetrokken voelde tot een der actrices, was op het toneel gesprongen; onmiddellijk verschenen er twaalf soldaten met geveld geweer. De student kreeg een bajonetsteek, waarop een algehele vechtpartij uitbrak. De studenten boycotten de schouwburg tot de directeur zijn verontschuldigingen aanbood. (Ver Huell, Studentenschetsen, [p. 88]) Het voorval valt niet exact te dateren, maar moet zich voor 2 mei 1842 (de datering van Leven vi) hebben afgespeeld. Het ‘gevolg’ waarvan hier sprake is, is hoogstwaarschijnlijk het nieuwe ‘Reglement van orde en politie voor den Schouwburg’ van 1 juli 1842. (ga Leiden: lb 76361 p) |
|
814-815 |
het huis Lauernesse: historische roman van A.L.G. (Bosboom-) Toussaint uit 1840 over de Hervorming in Nederland. De verschijning van Toussaints roman was een literaire gebeurtenis. De roman werd in het algemeen, zowel door de critici als door de lezers, goed ontvangen; na een jaar volgde al een tweede druk. |
|
825 |
hare kamer afboenen: uit haar kamer wegjagen. |
|
832 |
bitterdeelen: glaasjes of slokken bitter. |
|
832-833 |
Beerensteeg: de Maarsmansteeg, zo genoemd wegens de vele winkels (Ophelderingen, 571); ‘beeren’ zijn schulden of schuldeisers. |
|
855 |
den Burg: het Heeren Logement, één van Leidens meest vooraanstaande hotels, gelegen aan de voet van de Burcht. Veel (studenten)verenigingen hadden hier hun feesten en vergaderingen. |
|
857 |
schatting: afgedwongen heffing. |
|
867-870 |
de wet op het hooger onderwijs zorg draagt, dat hij een jaar lang met de handen over elkander zit [...] en afleert, wat hij in de vijf laatste jaren van kennis in de classische vakken heeft opgegaderd: doelt op de colleges Grieks en Latijn, die alle beginnende studenten moesten volgen. Studenten wis- en natuurkunde en geneeskunde dienden een testimonium Latijnse en Griekse letterkunde te behalen, studenten letteren moesten een examen over de theorie der Griekse en Latijnse taalkunde afleggen, theologiestudenten deden examen Griekse en Latijnse letterkunde en studenten rechten tenslotte werden geëxamineerd over hun Griekse en |
| |
| |
|
Latijnse talenkennis. (Bijvoegsel tot het Staatsblad 1815, 1e stuk: Organiek Besluit van 2 augustus 1815, art. 92, 93, 97-99) Op deze voorschriften bestond veel kritiek, aangezien men pas tot de universiteit werd toegelaten als men de Latijnse school, waar het overgrote deel van het programma bestond uit lessen in de Griekse en Latijnse letterkunde, met goed gevolg had doorlopen. |
|
classische: klassieke. |
|
opgegaderd: bijeengebracht. |
|
886-887 |
dat er Litteratoren in worden gevonden [...] die mogelijk van hun jus docendi reeds gebruik gemaakt hebben: iemand die zijn kandidaatsexamen in de letteren gedaan had, kon leraar aan een Latijnse school worden. (Bijvoegsel tot het Staatsblad 1815, 1e stuk: Organiek Besluit van 2 augustus 1815, art. 16) |
|
jus docendi: recht om onderwijs te geven. |
|
893-894 |
mutuas amicitias suavitate confirmare et stabilire: wederzijdse vriendschappen op aangename wijze versterken en bevestigen; met een kleine variatie geciteerd uit de eerste paragraaf van de Leges. |
|
898 |
de Leeskamer van Minerva: zie de plattegrond op p. 297. |
|
905 |
teekent zijne hand: zet zijn handtekening. |
|
938 |
brave: goede. |
|
941-942 |
in het gerigt brengen: voor de rechter, de rechtbank brengen. Vergelijk Prediker 12:14: ‘Want God zal ieder werk in het gericht brengen, met al wat verborgen is, hetzij goed, of hetzij kwaad.’ |
|
942 |
een span en eene stip: iets zeer nietigs in tijd (‘span’) en ruimte (‘stip’). |
|
945 |
ons aan elkander te wrijven: de confrontatie met elkaar aan te gaan. |
|
946-947 |
vreemdelingschap: tijdelijk verblijf op aarde, als ontheemde, op weg naar het hemels vaderland. |
|
957 |
het regte pad: vergelijk Psalm 27:11: ‘Heere! leer mij Uw weg, en leid mij in het rechte pad, om mijner verspieders wil.’ |
|
965-968 |
Des Zondags morgens, tusschen één en twee uren, ziet men gansche Studentenristen [...] door de stad slieren [...] Het zijn de Dispuut-Collegia, die Commentatie hielden: de commentaties of oefeningen, ‘waar de leden voor hun genoegen’ bijeenkwamen, werden elke zondag van twaalf tot een uur 's middags gehouden. (Leges § 149) |
| |
| |
968-969 |
homoniem: gelijkluidend woord met een andere betekenis. Bedoeld zijn de verhandelingen naar aanleiding van de jaarlijks uitgeschreven prijsvragen. Elk jaar werden de ‘Quaestiones’ (Vragen) afgedrukt in de Almanak; de titel van de ingezonden verhandelingen begon in de regel met de woorden: ‘Commentatio ad quaestionem...’. |
|
973-975 |
Als de mooije dagen aankomen [...] wordt over den iter annuum beraadslaagd, de Kas nagekeken en het doel der reize bepaald: elk jaar maakten de leden van dispuutgezelschappen op kosten van de door contributies en boetes flink toegenomen kas, een gezamenlijke reis. Op de eerste vergadering in mei moesten de (honoraire) leden die aan het jaarlijks reisje (‘iter annuum’) wilden deelnemen, dag en plaats van een Buitengewone Vergadering bepalen, om die reis te regelen. (Leges § 156) Tijdens die Buitengewone Vergadering stelde men, rekening houdend met de kas, vast hoeveel dagen de reis zou duren, wanneer men zou reizen en waarheen de reis zou gaan. (Leges § 157) De eindbestemmingen, de gevolgde routes, de bezochte logementen en bezienswaardigheden van de dispuutsreisjes waren tot ver in de negentiende eeuw traditioneel bepaald. De gebieden rond Arnhem en Nijmegen en, net over de grens met Duitsland, rond Kleef waren bij studenten zeer populair. (Slagter, ‘Een Leids studentendispuut in de vorige eeuw’, p. 133-134) |
|
976 |
Brouwer te Velp: mogelijk logement De (groote) Zwaan van kastelein Brouwer; niet nader geïdentificeerd. (Kerkkamp, Historie van Velp en Rozendaal, p. 201) |
|
976 |
Meiwald te Cleef: hotel Zum Fürsten Mauritz von Nassau, gelegen aan de Nassauer Allee even buiten Kleef. Het logement was kort voor 1818 gebouwd door de gebroeders Wilhelm en August Maywald (niet geïdentificeerd) en ontwikkelde zich al snel tot een eersterangs hotel. (Gorissen, Geschichte der Stadt Kleve, p. 84) |
|
978 |
Beekhuizen: landgoed ten noordoosten van Velp, aan het begin van de negentiende eeuw een populair vakantieoord met plantsoenen en waterwerken. |
|
981 |
glazen wagens: grote rijtuigen met veel raampjes. |
|
983 |
pars virilis: het aandeel van ieder man afzonderlijk. Verwijzing naar § 35 van de Leges: men mocht meedoen aan de jaarlijkse reis als men zijn aandeel (‘virilem portionem’) aan de kas betaald had. |
|
985 |
van Zomer- tot Hooimaand: van juni tot juli. |
|
986 |
commis-voyageurs: handelsreizigers. |
| |
| |
989 |
dat zijne magere kas verteert: zie Ophelderingen, 573-773 en de daarbij behorende annotaties. |
|
990-995 |
de schatrijke kas van het Studentencorps [...] al de Leden van de Leidsche Hoogeschool [...] een leger van driehonderd razende en uitgelatene jeugdige losgelatenen: de formulering ‘al de Leden van de Leidsche Hoogeschool’ suggereert dat Klikspaan alle destijds te Leiden ingeschreven studenten op het oog had; in 1842 waren dat er echter ruim vijfhonderd. (Studenten-Almanak voor 1842, p. 81) Hij moet dus wel de leden van het Leids Studenten Corps bedoelen; volgens Klikspaan waren dat er driehonderd (Leven v, 368). |
|
997 |
een tweeden hongersnood: in de jaren 1572-1573 werd Haarlem gedurende zeven maanden belegerd door de Spanjaarden; gedreven door hongersnood moesten de burgers zich tenslotte overgeven. |
|
997-998 |
extra-spoorwagentreinen: ‘trein’ hier in de oorspronkelijke betekenis van ‘sleep, stoet van wagens’. De spoorweg Amsterdam-Haarlem en vice versa, sinds 1839 in gebruik, was de eerste treinverbinding in Nederland. |
|
1001-1002 |
laten al de letters van hun alphabet los: zie Ophelderingen, 775-830 en de daarbij behorende annotaties. |
|
|