| |
| |
| |
4.4.6 III. Examen
vooraf |
In deze aflevering is een belangrijke rol weggelegd voor professor Schol. In Typen ix kwam hij ook al voor en daar bleek dat Klikspaan voor zijn personage trekken had ontleend aan twee Leidse hoogleraren rechten, te weten Cornelis Jacobus van Assen (1788-1859; hoogleraar van 1821 tot 1858) en Henricus Cock (1794-1866; hoogleraar van 1825 tot 1864). In de vorige en ook in deze aflevering gaat het vooral om Schol als docent. De vakken die Klikspaan hem door de Schetsen heen laat doceren, wijzen alle in de richting van Cock. Deze onderwees natuurrecht, staats- en volkenrecht en strafrecht. In deze aflevering geeft Schol staats- en volkenrecht (r. 16) en natuurrecht (r. 54); in Typen ix, 87-88 gaf hij colleges natuur- en strafrecht. Van belang is ook de al eerder gesignaleerde woordspeling met de naam: een ‘kok’ is een grote schar, die net als de schol behoort tot de familie der platvissen. |
|
16 |
jus gentium: voluit ‘jus publicum et gentium’ (staats- en volkenrecht), ten tijde van deze schets (datering: 30 september 1841) gegeven door Henricus Cock. (Studenten-Almanak voor 1841, p. 95; Studenten-Almanak voor 1842, p. 101-102) Voor het doctoraalexamen rechten was een testimonium van dit college verplicht. (Bijvoegsel tot het Staatsblad 1815, 1e stuk: Organiek Besluit van 2 augustus 1815, art. 87) |
|
23 |
reizen: keren. |
|
24 |
gerespondeerd: antwoord gegeven op vragen van de hoogleraar tijdens een responsiecollege. |
|
29-30 |
dominésbrief: gedrukte lijst met de preekbeurten van de plaatselijke predikanten. |
|
36 |
Schollii: van Schol; de tweede naamval van Schollius, de Latijnse schrijfwijze van de naam Schol. |
|
54 |
jus naturale: het natuurrecht, ten tijde van deze schets gegeven door Henricus Cock. (Studenten-Almanak voor 1841, p. 95; Studenten-Almanak voor 1842, p. 102) Voor het kandidaatsexamen rechten was een testimonium van dit college verplicht. (Bijvoegsel tot het Staatsblad 1815, 1e stuk: Organiek Besluit van 2 augustus 1815, art. 84) |
|
71 |
drie willempjes: dertig gulden, het verschuldigde collegegeld voor een college dat meer dan twee keer per week werd gegeven. (Bijvoegsel tot het Staatsblad 1815, 1e stuk: Organiek Besluit van 2 augustus 1815, art. 135) Natuurrecht werd drie |
| |
| |
|
keer per week gegeven. Een ‘willempje’ is een gouden munt van tien gulden met de beeltenis van koning Willem i, ook wel ‘geeltje’ (r. 86) genoemd. |
|
87 |
gooit er [...] zand over: namelijk om de inkt af te vloeien. |
|
92-93 |
vuriger dan ooit Petrarcha Laura's minnebriefjes: Francesco Petrarca (1304-1374) verwierf grote faam met de Canzoniere, waarin hij zijn geliefde Laura (Laure de Noves, ca. 1307-1348) bezingt. |
|
96-97 |
binnengeschuurd: binnengehaald. |
|
100 |
Oltz, zijn oppasser: Diederik George Oltz (1797-1871) beoefende allerlei beroepen, waaronder dat van oppasser. (ga Leiden: br en bs) |
|
111 |
de met groen bekleede tafel: examens vonden plaats aan de ‘groene tafel’ in de faculteitskamer van het Academiegebouw. (Ver Huell, Schetsen met de pen, p. 31) |
|
114 |
op zijn Pathmos: in zijn afzondering. Pathmos is een klein, rotsachtig eiland in de Egeïsche zee; in de Romeinse tijd was het een ballingsoord. |
|
117 |
hun het heilig kruis wanneer zij optrekken naslaan: een kruisteken maken in de hoop dat de vertrekkenden niet terugkomen. |
|
120 |
crescendo: geleidelijk sterker wordend. |
|
129 |
dadelijker: werkelijker. |
|
132-133 |
een klein zwart heertje, voor wien Mijnheer altijd te huis is: de repetitor, iemand die met studenten de leerstof doorneemt om hen op een examen voor te bereiden. |
|
134 |
sierlijk: nette. |
|
136-137 |
zijn bloed is karnemelk geworden: hij is moedeloos geworden. |
|
142-143 |
den decanus der faculteit: de decaan of voorzitter van de faculteit, een functie die bij toerbeurt gedurende één jaar vervuld werd door één van de betreffende hoogleraren. |
|
146-147 |
zoodat hij, wanneer deze in de hondsdagen kon vallen, zeker dol werd: de hondsdagen beslaan de warmste tijd van het jaar, de periode van 19 juli tot 18 augustus, |
| |
| |
|
waarin de Hondsster tegelijk met de zon opkomt en ondergaat. In het volksgeloof is het de tijd waarin de honden dol worden. |
|
148-150 |
het uur [...] wordt een etmaal te voren [...] ad valvas Academiae aangeplakt: volgens het Organiek Besluit van 1815 moesten examens één dag van te voren op de deuren van het Academiegebouw - ad valvas Academiae - bekend worden gemaakt. (Bijvoegsel tot het Staatsblad 1815, 1e stuk: Organiek Besluit van 2 augustus 1815, art. 104) |
|
149 |
den Academischen schepterdrager: de pedel; bij plechtigheden draagt hij de staf van de universiteit. (Bijvoegsel tot het Staatsblad 1815, 1e stuk: Organiek Besluit van 2 augustus 1815, art. 255) |
|
65. De pedel van de Leidse universiteit
|
| |
| |
156 |
regtsvoorwerpen: juridische kwesties. |
|
167-168 |
Quid est justitia, ornatissime nec non amicissime Claustrum: Wat is gerechtigheid, zeer geachte heer en beste vriend Slot? Deze vraag doelt op het begin van het eerste boek van de Instituten (533) van Justinianus: ‘Iustitia est constans et perpetua voluntas ius suum cuique tribuens’: ‘Gerechtigheid is de onwankelbare en bestendige wil die een ieder zijn recht doet toekomen.’ De Instituten gaven een overzicht van de eerste beginselen van het Romeinse recht en waren verplichte stof voor het kandidaatsexamen rechten. (Bijvoegsel tot het Staatsblad 1815, 1e stuk: Organiek Besluit van 2 augustus 1815, art. 84; Corpus Iuris Civilis, dl. 1, p. 11) |
|
184 |
lompert: domoor. |
|
191 |
reutelen: bazelen. |
|
199 |
lichtklooten: lichtkogels. |
|
213 |
opzet: vetmest. |
|
223 |
gemoedelijke: roerende; gevoelvolle. |
|
231 |
de club, gelijk Geerse haar noemde: de vrienden Flanor, Van der Wouden, Slot en Gustaaf werden door hun vijand Geerse minachtend ‘de club van Flanor’ genoemd (Typen xi, 746-747). |
|
240-241 |
Westenberg: Johannes Ortwinus Westenberg (1669-1737) schreef een leerboek over de Instituten van Justinianus. Dit boek, Principia Juris secundum ordinem Institutionum Imp. Justiniani, in usum auditorum vulgata (1699), bleef tot het midden van de negentiende eeuw in gebruik. |
|
245-246 |
als eene rij van wijze maagden, met de heldere, voorlichtende lamp des verstands: toespeling op de gelijkenis van de vijf wijze maagden en de vijf dwaze maagden uit Mattheus 25:1-13. Toen de maagden 's nachts vertrokken om de bruidegom op te wachten, namen de wijze maagden extra olie mee voor hun lamp, voor het geval die op zou raken. Daardoor waren zij, in tegenstelling tot de vijf dwaze maagden, gereed voor de bruiloft toen de bruidegom kwam. |
|
246 |
in het gemoet: tegemoet. |
|
283 |
het zweetkamertje: het kamertje waarin de student verblijft tot hij geroepen wordt voor het examen (of de promotie), en waar hij later wacht op de uitslag. |
| |
| |
289-290 |
Daar volgens Artikel 104 der wetten en besluiten op het hooger onderwijs, alle examina één vol uur duren moeten: het begin van het genoemde artikel van het Organiek Besluit luidt: ‘Alle examina zonder onderscheid moeten een vol uur duren’. (Bijvoegsel tot het Staatsblad 1815, 1e stuk: Organiek Besluit van 2 augustus 1815) |
|
294 |
de examina moeten alle geschieden ten overstaan der geheele faculteit: artikel 101: het begin van het genoemde artikel van het Organiek Besluit luidt: ‘De examina [...] moeten alle geschieden ten overstaan der geheele faculteit, waarbij de graad gegeven wordt’. (Bijvoegsel tot het Staatsblad 1815, 1e stuk: Organiek Besluit van 2 augustus 1815) |
|
295 |
cape sedem, ornatissime: neem plaats, zeer geachte heer. |
|
308-309 |
op den adem van bepaling en verdeeling: de Instituten van Justinianus, waarover Slot geëxamineerd gaat worden, bestaan uit vier boeken die onderverdeeld zijn in van rubrieken voorziene titels. (Van de Vrugt, ‘Institutiones’, p. 436-438) |
|
315 |
Haec sufficiunt: Dit volstaat. |
|
340 |
in medio tutissimus ibis: de middenweg is voor jou het veiligst. Citaat uit Ovidius, Metamorphoses ii, 137. |
|
345 |
dominés: niet gevonden. |
|
348 |
met een vochtig zeil: dronken. |
|
350 |
aan de oude luidjes te schrijven: zie Ophelderingen, 231-246 en de daarbij behorende annotatie. |
|
357 |
moeijes: tantes. |
|
358 |
binnensteden: provinciesteden. |
|
360-361 |
appels van tweedragt en van twist: verwijzing naar de mythe over de bruiloft van Peleus en Thetis. Alle goden waren uitgenodigd, behalve Eris, de godin van de twist. Uit wrok wierp zij een gouden appel met het opschrift ‘aan de schoonste’ tussen de feestvierende goden. Daarover ontstond een ruzie tussen Hera, Athene en Aphrodite, die uiteindelijk zou leiden tot de Trojaanse oorlog. |
|
362-363 |
de goede en kwade marques der kinderschool: als vorm van beloning en straf hanteerden scholen destijds een systeem van goede en slechte aantekeningen. |
| |
| |
365-367 |
en geven de mate van bekwaamheid slechts, gelijk het besluit van 3 Maart 1826 zich uitdrukt, zoo verre zulks mogelijk is aan: bij Besluit van 14 (en dus niet: 3) maart 1826 werd voorgeschreven ‘zoodanige diploma's te doen uitreiken, in welke door gepaste onderscheidingen, zoo verre zulks mogelijk is, de mate van bekwaamheid, bij de examen[s] en promotien aan den dag gelegd, op eene eenparige en kennelijke wijze wordt uitgedrukt’. (Bijvoegsel tot het Staatsblad 1826, 1e stuk: Besluit van 14 maart 1826 over ‘de graden van candidaat en van Doctor’) |
|
367-369 |
Zij zijn ingesteld om de enkele reden dat zoodanige verandering kan [...] medewerken tot meerdere aansporing van den ijver der studerende jongelingschap: Klikspaan citeert hier niet helemaal correct. De tekst van het Besluit van 14 maart 1826 luidt: ‘Overwegende, dat zoodanige verordening kan medewerken tot meerdere aansporing van den ijver der studerende jongelingschap’. (Bijvoegsel tot het Staatsblad 1826, 1e stuk: Besluit van 14 maart 1826 over ‘de graden van candidaat en van Doctor’) |
|
368 |
Zijne Majesteit twijfelde: tot de grondwetswijziging van 1840 regeerde koning Willem i (1772-1843) als alleenheerser over Nederland, bijgestaan door een raad van ministers, die alleen aan hem verantwoording schuldig waren. (Oud, Honderd jaren, p. 1-16) |
|
378-380 |
geven cum laude niet dan na een examen waarin de Candidaat getoond heeft [...] meerdere dan de noodzakelijk vereischt wordende bekwaamheden te bezitten: het Besluit van 14 maart 1826 bepaalde dat de laagste graad wordt toegekend als gebleken is dat de kandidaat ‘geene meerdere dan de noodzakelijk vereischt wordende bekwaamheden’ bezit en de tweede graad als hij ‘meerdere bekwaamheden heeft getoond te bezitten’. ‘Cum laude’ (met lof) is een aanduiding van de tweede graad. (Bijvoegsel tot het Staatsblad 1826, 1e stuk: Besluit van 14 maart 1826 over ‘de graden van candidaat en van Doctor’, art. 2) |
|
393 |
erlangen: verkrijgen. |
|
399 |
faveur: gunst. |
|
400 |
opgestookte: ingefluisterde. |
|
401 |
kunnen: lees: kan. |
|
410 |
de godin der wijsheid, schutsvrouw der Hoogeschool: Minerva. |
|
411 |
de senatus amplissimus: de hoge senaat. De gecombineerde vergadering van de academische senaat (de rector magnificus en de gewone hoogleraren) en het |
| |
| |
|
college van curatoren (de raad van toezicht: vijf personen die geen deel uitmaken van de academische wereld). (Bijvoegsel tot het Staatsblad 1815, 1e stuk: Organiek Besluit van 2 augustus 1815, art. 229, 241 en 242) |
|
416-417 |
Graden/Schaden: mogelijk een citaat: niet gevonden. |
|
425 |
wetenschappelijke beschaving: zie Ophelderingen, 248-249/263-295 en de daarbij behorende annotaties. |
|
429-430 |
het album civium academicorum: album der academieburgers. Volgens de bepalingen in het Organiek Besluit moesten studenten zich door de rector magnificus persoonlijk ‘op de rolle der studenten’ laten inschrijven; de inschrijving moest ieder jaar worden hernieuwd. (Bijvoegsel tot het Staatsblad 1815, 1e stuk: Organiek Besluit van 2 augustus 1815, art. 148 en 156) |
|
432 |
wijk en nommer: de officiële adresaanduiding bestond destijds uit een wijk- en huisnummer. Leiden was verdeeld in acht wijken; binnen een wijk had ieder huis een eigen nummer. |
|
433-434 |
Niemand mag in dit album worden ingeschreven, die zijn twintigste jaar nog niet is ingetreden: veel studenten hadden de Latijnse school, bedoeld als vooropleiding van de universiteit, niet afgerond. Behalve met een getuigschrift van de Latijnse school kon iemand ook worden toegelaten via een toelatingsexamen bij de faculteit der letteren. Vooral in Leiden waren de eisen laag en dit maakte dat veel leerlingen voortijdig de Latijnse school verlieten en al op zestien- of zeventienjarige leeftijd gingen studeren. (Bijvoegsel tot het Staatsblad 1815, 1e stuk: Organiek Besluit van 2 augustus 1815, art. 149-150; Fortgens, Schola Latina, p. 222-223) Zie verder Ophelderingen, 297-301/303-325 en de daarbij behorende annotaties. |
|
436 |
colloquia: gesprekken. |
|
438-439 |
De propaedeutisch-litterarische collegies vervallen met het propaedeutisch-litterarisch examen: Klikspaan doelt hier waarschijnlijk met name op de colleges Grieks en Latijn, die alle beginnende studenten moesten volgen. Eerder in Studentenleven schetste hij het beeld van de geleerde, maar meelijwekkende hoogleraar die zijn college Grieks, in het Latijn, moet geven aan eerstejaars van alle studierichtingen, die in veel gevallen nauwelijks kennis van de klassieke talen hadden. (Leven ii, 424-483 en de daarbij behorende annotaties) |
|
443 |
proponents-examen: om beroepbaar te zijn in de hervormde kerk, moesten studenten theologie een examen afleggen voor een commissie van predikanten. |
|
|